F ff M Jt Ja Jh 5de hoogste van 32,001 a 42,000 of 641 a f 720, 540, voor iedere 10,000 meer of 100 meer huur waarde 150 meer. Voor elk kind 2 °/0 korting. Het kohier bedroeg 25,477 over 775 aangeslagenen. (Be volking 15,947). In 1866 moest met 1 Mei, overeenkomstig de wij ziging der gemeentewet, alle belasting op voorwerpen van verbruik worden afgeschaft, voor zooverre op deze niet rijksbelasting werd geheven, tenzij uitzondering zou worden verleend. De gemeenteraad besloot tot heffing eener belasting op de inkomsten en, met afwijking van vroeger, volgens eigen aangifte doch onverplicht, en ambtshalve door burgemeester en wethouders, bijgestaan door eene commissie als vorende maatstaf van huurwaarde werd verlaten, als ook de, inderdaad onbeduidende korting voor kinderen. De voorzitter en de leden van den gemeenteraad werdenbij de verordeningverplicht de geheimhouding te bewaren omtrent de eigen aan giften die ter hunner kennis kwamen. De heffing be vatte 18 klassen, de laagste betaalde bij een inkomen van 900 a 1000 9.50de hoogste bij 40,001 a 50,000 1170; voor iedere 10,000 meer inkomen eene verhooging van 260. Naar de klassenschaal was gerekend op 50,000 op brengst doch het kohier bedroegna korting van 23£ pet., dewijl nog over 4 maanden alle de verbruiksbe lastingen betaald waren, 38,432 over 723 aangeslage nen (Bevolking 15914). De gemaalbelasting bleef, bij vergunning, behouden op tarwe 2.50 per 100 Ned. pond en bracht 44,549 op. De opcenten op gebouwd eigendom werden verhoogd tot 40, die op het personeel tot 30. Door het rijk werd uitgekeerd als aandeel der gemeente in de opbrengst der personeele belasting bruto 44,637. In 1871 werd door den gemeenteraad besloten, niet an dermaal pogingen tot behoud der gemaalbelasting aan te wenden en om daarentegen over 1872 het aantal opcenten op het personeel met 10 te verhoogen, alsmede tot verhooging der belasting op de inkomsten tot een bedrag van hoogstens 70,000 naar de verordening welke thans bestaat; de tabel bevat 30 klassen, de laagste van ƒ300 a 400de hoogste 40,001 a 50,000 inkomenverder met opklimming van 10,000, en wordt de aanslag be rekend naar het middelcijfer van iedere klasse en wel door van dat cijfer zooveel pet. te heifen als jaarlijks door den gemeenteraad zal worden vastgesteld. Van iederen aanslag wordt afgetrokken het bedrag van zoo veel pet. van 300 als de percentsgewijze heffing van het zuiver inkomen zal bedragen, zoodat bij eene hef fing van 3 pet.op iederen aanslag 9 gekort wordt Aan de verordening op de invordering werd toege voegd dat de aanslag van hen wier aangift onvoldoende wordt geoordeeldniet geschiedtdan nadat zij uitge- noodigd zijn hunne aangift te verbeteren of de juistheid daarvan aan te toonen; dat van den aanslag ambtshalve, of bij afwijking van eigen aangift gedaan, aan de be langhebbenden kennis wordt gegevenvóór de ter lezing liggingdat de door burgemeester en wethouders voor- loopig vastgestelde kohieren, (in vervanging van de geheimhouding), tegelijk met de ter lezing ligging, in druk verkrijgbaar gesteld worden, met aanduiding, wié naar eigen aangift of ambtshalve is aangeslagen; dat de gemeenteraad, bij bezwaar tegen de eigen aan gift of tegen den door burgemeester en wethouders voorgestelden ambtshalven aanslaggelegenheid aanbie den zal tot toelichting aan eene speciale commissie uit zijn midden; dat bij wekelijksche of maandelijksche ter mijnen bij belastingschuldigenin de klassen door burge meester en wethouders te bepalenzal worden opgehaald Het kohier bedroeg 66,028 over 2442 aangeslagenen (bevolking 16341) en de heffing werd bepaald op 2 °/10 pet., zoodat de le klasse te betalen had ƒ1.45, de hoogste ƒ1296. De 40 ope. op ongebouwd, bedroegen ƒ12.082 10 gebouwd .604 „40 V personéel -21.773 uitkeering door het rijk van */5 personeel, bruto - 57.007 Na een viertal jaren te zijn toegepast, kan over de verordeningen geoordeeld worden, over de deugdelijkheid en over de gebreken. Ik neem de vrijheid eenige beschouwingen deswege' aan te bieden en ter overweging aan anderen aan te bevelen. Een welwillend beoordeelaar onder de initia len P. R. van mijn artikel in de Middelburgsche courant van 24 Februari, heeft in het nommer van den 27en d. a. v. den wensch uitgesproken dat het middel hoof delijke omslag in meer absoluten zin zou worden ingevoerd. Mij komt zijn wensch onbereikbaar voor; hierom bepaal ik mij tot eene poging om, met de toe passing van het bestaande, meer en meer tot billijk heid en rechtvaardigheid te naderen. Er is reeds veel gewonnen op dezen weg, ook in eenvoudigheid voor de administratie der gemeentefinanciën. De herinnering, hier voren vermeld, aan de vormen onder welke en aan de bedragen tot welke de burgerij vroeger te betalen hadzal kunnen bijdragen tot rechtvaardiging van het bestaande stelsel van verdeeling der gemeentelasten. De verordening op de invordering in het algemeen, verdient m. i. goedkeuring. Van ernstige zorg om naar recht en billijkheid te trachten bij den aanslag, getui gen verscheidene bepalingen die, boven de wettelijk verplichte, werden opgenomen. De bepaling betref fende de commissie uit den raad ter voorlichting van burgemeester en wethouders, behouden uit de verorde ningen van at den eersten hoofdelijken omslag, (1856) vordert een zeer tijdroovenden arbeid, terwille van het doel om den belastingschuldige te vrijwaren tegen oppervlakkige of eenzijdige beoordeeling en tegen willekeur. Vrijgevig zijn de bepalingen: dat gelegenheid wordt aangeboden tot verbetering of tot aantooning van juistheid van eigen aangiftedat van den aanslag ambts halve of bij afwijking van de eigen aangift kennis gegeven wordt aan de belanghebbenden vóór de ter lezing ligging van het voorloopig kohier en dat de gemeenteraad, bij bezwaar tegen de eigen aangift of tegen den door burgemeester en wethouders voorge stelden ambtshalven aanslaggelegenheid aanbiedt tot toelichting aan eene speciale commissie uit zijn midden. Niet licht zal een andere belastingheffer worden aangetroffen, die dergelijke en zoo vele vrijgevige bepalingen aanbiedt. De verordening tot de heffing komt mij vóór, voor verbetering vatbaar te zijn, bepaaldelijk betreffende de klassenschaal en de afkorting op den aanslag. Naar mijne meening, zijn 3 veranderingen wenschelijk 1° zijn de inkomencijfers der 1® klasse te hoog ge steld. 2° de inkomencijfers der le klasse behooren binnen kleiner grenzen te worden bepaald. 3° voor de afkorting van een, voor alle klassen gelijk cijfer (thans ƒ300) behoort in de plaats te komen, evenredige, opklimmende afkorting. Ad 1. Men heeft in 1871 aangenomen dat in de laagste klasse, een inkomen van ƒ300 a 400 zou aan geslagen worden. Hieruit vloeit, m. i., onbillijke vrij stelling voort van allen die beneden 300 hebben. Wie tusschen 250 a 300 heeftkan in den regel ook iets bijdragen, sommigen hunner gemakkelijker dan zij die 300 besommen. Daarenboven weten nu velen zich binnen de grens van 300 te berekenen, hoewel zij tot dezelfde categorie der burgerij behooren. Het is zedelijke plicht voor eiken burger om bij te dragen in de algemeene lasten; aan hen die prijs stel len op het gevoel van vrijheid en van zelfstandigheid, wordt geen dienst bewezen met eene vrijstelling, die hen gelijk stelt met gealimenteerden. Daarenboven is in 1872 een zóo Jjchte last den laagst aangeslagenen opgelegd, dat alleen den onvermogende aanspraak op vrijstelling mag worden toegekend. Als men in herinnering neemt dat het middel in de plaats is getre den van de gemaalbelasting, zoodat vele gezinnen van 20 a 30 's jaars werden ontheven (afgescheiden van de in 1866 afgeschafte accijnsen op geslacht, brandstoffen, boter enz., waarvan die op brandstoffen alléén aan ieder gezin méér oplegde dan nu de bij drage der eerste klasse bedraagt) en dat in 1857 in de laagste klasse (/300 a 400) /2.50 werd betaald bij behoud der belasting op geslacht, brandstoffen, boter en andere, dan valt het niet te ontkennen dat men in 1872 de laagste klasse lager heeft aangeslagen dan redelijkerwijs had behooren te geschieden, terwijl de hoogste klassen m. i. bovenmatig hoog werden belast. Als de laagste klasse, toen, op ƒ4 of ƒ5 ge steld geweest ware, zou billijke reden van beklag niet in te brengen geweest zijn; de vrijstelling van allen wier inkomen de 300 niet haalt, is dus te minder gerechtvaardigd. Om bovengenoemde redenen zouden de laagste inkomencijfers op 250 a f 300 behooren te worden gesteld. Wel brengt de heffing der laagste klasse betrekkelijk weinig aan den fiscus op, maar de heffer behoort zijn aanspraak te doen gelden tegenover alle leden der gemeente, die geacht kunnen worden in staat te zijn tot bijdragen in de algemeene lasten. Hij is zedelijk verplicht zijne maatregelen zoo in te richten dat niemanddie eenigermate kan bijdragen, te gering geacht wordt om daartoe te worden opgeroepen. Ad 2. In de laagste klasse volgens de schaal van 1871 wordt tot een gelijk bedrag aangeslagen, wie ƒ300 en wie ƒ400 inkomen heeft. De cijfers dezer klasse liggen m. i. te vér uiteen. De positie van den werkman of arbeider, die /6 's weeks verdient, ver schilt met die van wie ca. 8 verdient zeer veel, en 't is daarom niet billijk dezulken alle in dezelfde categorie te rangschikken. In de laagste klasse behoort hiertoe eene splitsing te komen tot 2 klassen, zoodat de grens van ƒ100 verschil tot /50 wordt gebracht; eene billijker ver houding zal dan tusschen ieders bijdrage bestaan. In verband met mijn voorstel, ad 1, zouden alzoo 3 klas sen die van 400 a f 500 vóorafgaan en de schaal 32 klassen, 2 méér dan thans, bevatten. Ad 3. Met de bepaling, bij de verordening van 1871, dat /300 (of zooveel pet. over 300, als enz.) zal wor den afgetrokken van het middelcijfer van inkomen aller klassen, werd klaarblijkelijk bedoeld, de laagste klasse 300 a 400) van een bedrag vrij te stellen, dat aangenomen werd noodig te zijn ter bestrijding der eerste levensbehoeften of der huishouding. Maar men heeft dit beginsel niet consequent doorgevoerd voor de opvolgende hoogere klassen; de bepaling toch dat eene g e 1 ij k e som van de aanslagen aller klassen wordt gekort, is eene ongeëvenredigde toepassing van de oorspronkelijke gedachteen de korting is als onbe duidend aan te merken voor de aangeslagenen in de hooge klassen. Indien men aanneemt dat in de laagste klasse eene zekere som buiten berekening zal blijven behoort een hooger bedrag voor de hoogere klassen buiten be rekening. te blijven, om de hoogere eischen der huis houding. Elke opvolgende hoogere klasse toch, is gehouden om aan hoogere eischen te voldoen't zij der huishou ding, 't zij der samenlevingom bij te dragen in 't belang van velerlei, buiten de verplichtingen van den kleinen man liggende. In de richting naar voldoening aan den eisch van billijkheid en recht, zou een m. i. bevredigende ver houding kunnen verkregen worden, met behoud eener korting als voor de laagste klasse plus de helft, van het hooger middelcijfer der opvolgende klassen boven dat der le klasse. Naar dezen maatstaf blijft onbelast aan de eerste opvolgende klassen een ruim deel van het inkomenaan de hooge klassen iets meer dan de helft van het inkomen, en komt bij deze toepassing de gedachte nader tot haar recht, dat buiten den aanslag zal blijven, wat aangemerkt kan worden aan eene bil lijke verhouding der eischen van eiken stand verbonden te zijn. Zonder groote afwijking bij thans in de bij dragen der verschillende klassenkan een opbrengst verkregen worden van gelijk bedrag als thans wordt geheven. Volge nu hier de proeve eener klassenschaal, naar welke alzoo zou worden bijgedragen. Klassenschaal voor eene belasting op het inkomen, naar een midddelcijferverminderd met 250 over alle klassen en met de helft van het hoogere middel cijfer der opvolgende klassen boven de eerste. Door de benoeming van een controleur der plaatselijke belastingen, in 1873, wordt deze arbeid doelmatig verlicht en verbeterd, maar uitgebreid tevens; het aantal aangeslagenen, over 1873, 2442 (bev. 15929), steeg over 1875 tot 2724 (bev. 15926). ►A -< 55 -5 EQ -5 w -g jy tl co O ■«I i X H 55 <1 INKOMEN. to ■5 O W a Q 3 s £5 55 a Ac O Belast kapit. Gl. Gl. Gl. Gl. Ct. Gl. Ct. Gl. Ct. 1 400 250 a 300 25 1.25 500.— 10,000.— 2 *660 300 a 350 50 2.50 1650.— 33,000.— 3 400 350 a 400 75 3.75 1500.— 30,000.— 4 380 400 a 500 112® 5.62® 2137.50 42,750.— 5 221 500 a G00 162' 8.12® 1795.62s 36,912.50 6 117 600 a 700 212' 10.62' 1243.12E 24,862.50 7 99 700 a 800 262' 13.12' 1299.37' 25,987.50 8 104 800 a 900 312' 15.62' 1625.— 32,500.— 9 119 900 a 1000 362' 18.12® 2156.87' 43,137.50 10 98 1000 a 1200 437' 21.87' 2143.75 42,875.— 11 77 1200 a 1400 537' 26.87' 2069.37® 41,387.50 12 87 1400 a 1700 662' 33.12' 2881.87' 57,637.50 13 77 1700a 2000 812' 40.62' 3128.12' 62,562.50 14 62 2000 a 2500 1012' 50.62' 3138.75 62,775.— 15 39 2500 a 3000 1262' 63.12' 2461.87= 49,237.50 16 30 3000 a 3500 1612' 75.62' 2268.75 45,375.— 17 30 3500 a 4000 1762' 88.12' 2643.75 52,875.— 18 10 4000 a 4500 2012® 100.62® 1006.25 20,125.— 19 11 4500 a 5000 2262' 113.12' 1244.37® 24,887.50 20 13 5000 a 6000 2037' 131.87' 1714.37= 34,287.50 21 15 6000 a 7000 3137' 156.87' 2353.12® 47,062.50 22 12 7000 a 8000 3637' 181.87' 2182.50 43,650.— 23 19 8000 a 10,000 4387' 219.37® 4168.12® 83,362.50 24 16 10,000 a 12,000 5387' 269.37' 4310.— 86,200.— 25 8 12,000 a 14,000 6387' 319.37' 2555.— 51,100.— 26 6 14,000 a 17,000 7637® 381.87® 2291.26 45,825.— 27 9 17,000 a 20,000 9137' 456.37' 4111.87' 82,237.50 28 '2 20,000 a 24,000 10887® 544.37' 1088.75 21,775. - 29 24,000 a 28,000 12887' 644.37® 30 1 28,000 a 32,000 14887' 744.37® 744.37s 14,887.50 31 32,000a40,000 17887® 894 37' 32 2 40,000 a 50,000 22387® 1119.37® 2238.75 44,775.— 3124 3,125,250 64,652.50 1.293,050.— Volgens het kohier A° 1875, doch 660 en 400 gesplitste le klasse. Bij deze tabel is het aantal belastingschuldigen 400 personen méér geraamd dan in het primitief kohier 1875 zijn aangeslagen, namelijk die mijner le klasse; overigens is hetzelfde aantal voor elke klasse gerekend (met splitsing der le klasse in 2e en 3e). De schaal heeft alzoo 2 klassen méér. De opbrengst a 5 pet. over het belastbare cijfer komt zeer nabij die welke over 1875 is vastgesteld; een zeer kleine fractie bij mijne voorgestelde percentagekan het verschil doen verdwijnn. Middelburg 1 Mei 1875. B. .A. Fokker. GEDRlliT BIJ DE GEBROEDERS abrahams TE MIDDELBURG. t

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 8