MIDDELBURGSCHE
N° 101.
Donderdag
1875.
COURANT.
29 April.
Middelburg 28 April,
Enquête-Sprokkelingen.
Dit blad Terscbijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m., franco is f 3.50.
yV'
Men verwacht niet dat wij van de 8,291 ant
woorden, die op de vragen der enquête-commissie
omtrent den toestand onzer koopvaardijvloot gegeven
zijn, ook slechts de belangrijkste punten zullen in
het licht stellen. De commissie heeft trouwens in
haar rapport getracht dit zelve te doen. Bovendien
treft men, gelijk zulks te verwachten was bij
een zoo groot aantal deskundigen, die niet alle
even goed op ieder vraagpunt voorbereid waren,
in de verhooren de meest uiteenloopende gezichts
punten en meeningen aan; zoodat men in menig
opzicht uit deze stukken eigenlijk zou kunnen be
wijzen wat men verkoos.
Wij bepalen ons daarom tot enkele opmerkingen,
die ons en onze lezers meer van nabij raken. Met
groot genoegen hebben wij bevonden dat een van
de weinige punten, waaromtrent onder de verschil
lende getuigen eene volmaakte eenstemmigheid
heerschte, was de erkenning van de voortreffelijk
heid der havenwerken te Vlissingen, en van de
groote beteekenisf? die deze voor den Nederland-
schen handel en de scheepvaart in het vervolg
kunnen verkrijgen. Men zegge niet dat dit alles
nu reeds „oud nieuws'- is. Wordt in de meer
afgelegen streken des lands de waarde eener zee
haven als Vlissingen voor de welvaart der geheele
natie wellicht nog niet juist begrepenin ons eigen
midden heerschen daaromtrent nog vele onbestemde
en algemeene denkbeelden. Men weet dat het zee
gat diep en veilig is, men erkent dat de haven
en kanaalwerken voortreffelijk van aanleg zijn
doch van het ware nut dat uit een en ander ge
trokken kan wordenvan de hinderpalendie aan
de vereischte ontwikkeling thans nog in den weg
staan, daaromtrent maakt men zich dikwijls nog
eene onduidelijke voorstelling. Geen wonder dat,
bij zoodanige onbestemde kennisde ondernemings
geest ontbreekt. Vandaar ook een overvloed van
klachten, doch dikwijls ook van onredelijke of onuit
voerbare eischen. De verklaringen voor de enquête
commissie afgelegd kunnen, naar wij meenen, aan
de denkbeelden omtrent doel en bestemming eene
meer bepaalde en doeltreffende richting geven.
Met algemeenheden, zooals de wensch van een
Amsterdamsch scheepsbouwmeester, die, toen men
hem vroeg wat hij voor Vlissingen noodig achtte,
eenvoudig aan de enquête-commissie ten antwoord
gaf: „Er moet eene stad komen met veel menschen",
komt men niet verder.
Wil men in korte woorden samengevat zien wat
aan de havenwerken te Vlissingen op het oogen-
blik ontbreekt Zie hier de verklaring van den heer
W. van der Hoeven, president-directeur der Neder-
landsch-Amerikaansche stoomvaartmaatschappij te
Botterdam
„Op het oogenblik, zeide deze getuige,
is te Vlissingen niets anders dan eene groote water
vlakte en kale kaden. Wil men eene haven exploi-
teeren, dan moet een schip daar alle gemakken
vinden om binnen zeer korten tijd te laden of te
lossen. Verder moeten de goederen er niet blijven
liggenmaar terstond verder gevoerd of althans in
ruime pakhuizen geborgen kunnen wordende
spoorwagens moeten naast het schip kunnen rijden;
de kranen behooren niet op het schip, maar op
den wal te staanzoodat de goederen uit het schip
in den wagen kunnen gezwaaid worden; er moeten
rijen van pakhuizen zijn, waar de goederen met
hydraulische kracht naar de derde of vierde ver
dieping gebracht kunnen worden.
„In de tweede plaats w -den al de inrichtingen
vereischt, die voor een schip noodig kunnen zijn,
vooral wanneer groote stoomschepen binnenkomen.
Derhalve een dok, eene geschikte werf, plaatsen
waar de machines gerepareerd kunnen worden enz.
Vooral daar, waar nog niets anders is, zooals te
Vlissingen, is dat alles onmisbaar."
In denzelfden geest zeide de heer L. de Groof,
uit Vlissingen: „Voor het oogenblik is het aanwe
zige voldoende voor de (zeer weinige) schepen die
er komen, doch bij grootere uitbreiding zouden er
voorzieningen moeten plaats hebben. De shedsof
loodsen, die er nu zijn, kunnen slechts voor den
tijdelijken opslag van ruwe goederen dienen, maai
er bestaat geen gelegenheid om granen op te slaan."
Deze getuige meende dat de groote magazijnen, die
vroeger voor de marine gediend hebben, voor dit
doel van groot nut konden wezen.
Dezelfde deskundige van straks, de heer van
der Hoevenheeftgelijk vrij algemeen bekend is,
zich niet bepaald tot het vormen van wenschen
maar ook zelf voorstellen aan de regeering gedaan
om datgene te Vlissingen te doen, wat hij noodig
achtte om, naar hij zich uitdrukte„de haven tot
haven te maken."
Hij wilde den staat buiten de exploitatie der ha
ven en het bouwen van een dok houden. Wat hij
voorstelde waseen en ander aan een groote maat
schappij met een kapitaal van 12 millioen
toe te vertrouwen. Op die wijze alleen, meende
hij, zouden er komen „pakhuizen, kranen en men
schen die verstand van de zaken hadden". Bij de
voorstellen, die hij daartoe aan den minister Fock
ingediend, doch op welke hij geen antwoord ont
vangen heeft, waren zelfs de ontworpen tarieven ge
voegd. Voor den staat zou alleen de zorg over
blijven dat de verleende concessie geen monopolie
werd, ten nadeele van den handel De heer de
Groof verlangde hetzelfde: „exploitatie door een
particuliere maatschappijonder rechtstreeksch toe
zicht van eene door den staat benoemde commissie."
Natuurlijk weiden in de enquête-commissie, het
zij met of tegenover de getuigen, geen discussiën
gevoerd. De heer Tak van Poortvliet deed echter
met een paar woorden, in den vorm eener vraag,
tegenover den heer van der Hoeven uitkomen dat er
iets onnatuurlijks gelegen is in dit denkbeeld
om de haven met haar toebehooren in de handen
eener particuliere maatschappij te stellen, aan wier
inzichten en lotgevallen de geheele onderneming
dan grootendeels gebonden zou zijn. „De exploitatie
eener haven, zeide de heer Tak, vormt geen
afgerond geheel. Daar moeten de noodige hulpmid
delen voor de scheepvaart zijndeze kunnen op
verschillende wijze worden aangebracht, maar het
denkbeeld eener haven is niet een vaststaand denk
beeld. Het omvat vele werkzaamheden van ver
schillenden aarddie door verschillende personen
kunnen verricht worden, en die men zich slechts
daar als een geheel voorstelt, waar nog in dat alles
moet worden voorzien."
Deze omschrijving werd door den heer van der
Hoeven als juist erkend. Men ziet hieruit dat het
denkbeeld van exploitatie door éene kolossale maat
schappij wel, in den tegenwoordigen toestand van
Vlissingen, niet onverklaarbaar, maar ook voor meer
dan éene tegenwerping vatbaar is. Eene maat
schappij met een kapitaal van vele millioenen en
uitgebreide rechten kan, ontegenzeggelijkveel
doen. Maar zij kan ook veel tegenhouden. De
regeering is verplicht zoowel op de eene als op de
andere zijde der quaestie te letten.
Gelijk men uit de in dit ncmmer geplaatste adverten
tie zien zalzal op Zaterdag 22 Mei a. door de firma
van Zeijlen Decker, seheepsreeders alhier, ten haren
kantore de aanbesteding plaats hebben van het maken
van een droog dok alhier.
Onder de in de jongste zitting der tweede kamer
ingekomen verzoekschriften, behoort ook een van den
heer L. van der Staal en andere ingezetenen van
Veere, tot het verlengen van den spoorweg van
Middelburg tot aan de stad hunner inwoning.
Van daar wordt ons tevens medegedeeld dat het
geloopen hebbende gerucht als zou vanwege het gemeen
tebestuur het initiatief genomen worden tot opheffing
van het voor korten tijd aldaar geopende telegraafkan
toor, op waarheid schijnt te berusten.
Bij de verkiezing van een lid voor den gemeenteraad
van Zierikzee werden gisteren uitgebracht 232 geldige
stemmen, waarvan 127 op jonkheer mr. J. W. D.
Schuurbeque Boeije en 94 op den heer B. Giljamzoo
dat eerstgenoemde verkozen is.
Blijkens de Staats-courant van heden zijn in het
tijdperk van 21 Maart tot 17 April jl. door longziekte
aangetast: in Zuid-Holland ö5 runderen, in Noord-
Holland 1, in Utrecht 5 en in Friesland 152, dus sa
men in het rijk 223 runderen.
In het vorige tijdperk van vier weken waren 209
runderen door die ziekte aangetast.
Den 24*n dezer heeft te Lissabon de uitwisseling
plaats gehad der akten van bekrachtiging van het
handels- en seheepvaart-tractaat, den 9e" Januari jl.
tusschen Nederland en Portugal gesloten. Bij het pro
ces verbaal van uitwisseling is bepaald dat genoemd
tractaat uiterlijk den len Juni a. in Europa en den
len October a. in de koloniën in werking zal treden.
Ter beschikking van den gouverneur-generaal van
Nederlandsch-Indië zijn gesteld, om bij de staats
spoorwegen op Java te worden benoemdtot sectie
ingenieur de heer P. Maas Geesteranus; tot adjunct
ingenieurs de heeren J. C. Schippers, W. H. J. Dates,
L. Karsten en J. M. Sweep; tot hoofdopzichters de
heeren L. SandersF. van DeunD. J. Stam en J. T.
van Gesteltot opzichters le klasse de heeren P. Tichler
en F. J. Nellensteyn; tot eersten teekenaar de heer
J. "W. T. van Schaik.
Belangrijk is het berichtdoor den Haagschen corres
pondent der Zutfensche courant medegedeeld, dat de
minister van koloniënde heer van Goltsteinlid
der vereeniging tot bevordering van volksonderwijs is
geworden. Met recht beschouwt die correspondent dit
feit, op het oogenblik dat het Haagsche Dagblad die
vereeniging als het toppunt van radicale razernij uit
maakt, en de Standaard in haar krachtig optreden de
voornaamste aanleiding voor de agitatie van revolutio
nairen kant zoekt, als van veel beteekenis. Hij meent
er zelfs een waarborg in te zien voor de zekerheid dat
geen voorstel tot wijziging der schoolwet te verwachten
is, zoolang de heer van Goltstein lid van het tegen
woordige ministerie is.
Dezelfde briefschrijver meldt dat vele kamerleden
zich bepaaldelijk over het restitutiestelsel zeer ongunstig
hebben uitgelaten en beschouwt dat stelsel dan ook
alleen als eene verkiezingsmanoeuvre, bestemd om zoo
mogelijk in Juni het clericale element in de tweede
kamer te versterken, doch om dadelijk daarna weder
opgegeven te worden.