u MIDDELBURGSCHE COURANT. Nc Dinsdag 27 April 1875. J Middelburg 26 April. Onze koopvaardijvloot. 'O 3r Bli ;e- te te U. M. m. 6, 0,30* ten déze 11,30 •12,- 12,30 1,30 2- 2,30 Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering ran den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. 13e prijs per 3/m., franco is f 3.50. Wij hebben beloofd bij ons overzicht van het enquête rapport nog iets anders te zullen doen hooren dan slecht nieuws. Het is nu wij tot de middelen komen, die de commissie in overweging geeft om het verval der koop vaardijvloot te stuiten, dat wij d ze belofte kannen houden. De slotsom van het rapport is vervat in zeventien stellingen, welke de commissie eenstemmig (met uit zondering van slechts twee punten, waaromtrent geen eenparigheid verkregen werd) voorstelt als het gevoe len der kamer uit te spreken. Die 17 punten zijn reeds vroeger vermeld. Zij betreffen de wenschelijkbeid der afschaffing van de invoerrechten op de grondstoffen voor den scheepsbouw; de aanmoediging der mededin ging van de Nederlandsche werven bij den aanbouw van oorlogsstoomschepende invoering van het Moor som's meetstelsel; de vrijstelling van zeevarenden van de militie; de verbetering van het onderwijs en de examens der varenslieden; de instelling van een onder zoek van staatswege naar zeerampen; de verbetering der waterwegen en zeehavensde afschaffing van vuur-, ton- en bakengelden en de verbetering van den loods- dienst; de herziening van het contract met de exploi tatie-maatschappij der staatsspoorwegen; de toekenning van subsidiën voor het brievenvervoer ook aan Neder landsche stoomvaartmaatschappijen: de oprichting van een afzonderlijk bureau aan een der ministeriënbelast met de handels- en scheepvaartbelangenen eindelijk de aanbeveling, in algemeenen zin, om te streven naar het doel om Nederland, zoo volkomen als dit mogelijk is, tot eene vrijhaven voor het handels- en scheepvaart verkeer te maken. Ten aanzien van een paar punten van ondergeschikt belang is de regeering, door het indienen van wetsontwerpen, de vertegenwoordiging in het uitspreken dezer wenschen reeds vóór geweest. Gelijk men ziet, wordt in het programma niet ge zondigd tegen den eiseb, door de gezonde beginselen van staathuishoudkunde gesteld, dat geen tak van welvaart of nijverheid door staatsbemoeiing op kunst matige wijze in het leven geroepen of gehouden worde. Wat de commissie verlangt, is slechts dat de staat althans zijne gunstenzoo er die te verleenen zijn, niet bestede aan vreemden, maar aan de eigen lands kinderen. Als men töch postdiensten subsidieeren moet, waarom dan het subsidie niet bij voorkeur verleend aan Nederlandsche stoombootmaatschappijen? Als de marine oorlogschepen noodig heeft en zij kan ze even duur en even goed (daarop komt het aan) binnen 'slands gebouwd krijgen, waarom dan niet bij voor keur aan de Nederlaudsche werven gedacht en waarom nietdoor de bestellingen ten opzichte der tijdsbepaling wat gemakkelijk en wat zekerder te maken, onze in dustrie zooveel mogelijk bevoordeeld? Ook moet de staat niet doen alsof de scheepvaart hem niet aangaat, alsof zijne ambtenaren de koopvaardijschepen niet anders te beschouwen hebben dan als middelen tot vulling der schatkist. „Ook in dit opzicht," wordt in het rap port gezegd, en de uitspraak mag als een beginsel aangemerkt worden, dat de staathuishoudkundigen in den iaatsten tijd te dikwijls uit het oog dreigden te verliezen, „kan de staat wezen hetgeen hij be hoort te zijn: waarborg, hefboom en steun der volks welvaart." Worden deze beginselen in acht genomen, dan be schouwt de commissie de kansen op eene herleving der Nederlandsche scheepvaart als volstrekt niet hopeloos. Maar even noodzakelijk als het is dat de staat zijne roe ping in ruimerenmeer werkzamen zin opvattezoo noo dig is het ook dat de Nederlandei's zelf de handen uit de mouwen steken. „Alles hangt af van den ernstigen wilden helderen blikden schat van kennisde kracht van handelen, waarmede het Nederlandsche volk zijne belangen zal weten voor te staan. Nog altijd heeft ons land de gunstigste ligging voor handels- en scheepvaart verkeer. Nog altijd is de oude roem van zindelijkheid on zer schepen, van goede zorg der gezagvoerders voor hunne ladingook in het buitenland gevestigd. Natuur lijke hinderpalen tegen den bouw der schependiethans noodig zijn, bestaan niet. Rederijen die, van oude misbruiken gezuiverdzuinigmet kennis van zaken worden bestunrd en alle krachten inspannen, kun nen hier te lande ook thans voordeelige uitkomsten geven." Meer dan ooit is bet echter noodig hier onze van ouds bekende nationale deugden, vasthoudendheid en geduld", in toepassing te brengen. Wij hebben veel tijd en uit muntende gelegenheden verloren' laten gaan. Eerst wanneer de volksovertuiging gevestigd zal zijn dat eene buitengewone krachtsinspanning noodig is om het ver lorene in te halen, zal een nieuw tijdperk zijn aange broken voor de Nederlandsche scheepvaart. Dat die moeite hare belooning vinden zal, dat de reederij en de vaart weder eer- en winstgevende beroepen zullen worden dat de lust tot de zeevaart weder toenemen zal, dat met éen woord „evenmin als voor elke andere ernstige levenstaak in onze samenleving, de 'bekwame mannen ontbreken zullen, die zich daaraan geheel zul len wijden," daarvan houdt de commissie zich ovért'uigjjt Zij hoopt door haar rapport en de bijlagen, die de vrucht van haren arbeid zijn, daartoe het hare te hebben toe gebracht. De regeering kan niet meer doen, dan in de haar aangewezen richting werkzaam zijn. Het overige berust in handeu van het Nederlandsche volk. De commissie besluit haar rapport met eene korte' beschouwing der toekomst waarnaar wij in onze han delspolitiek te streven hebben, Nederland namelijk tot een groote vrijhaven, tot de' voorhaven van geheel Duitschland, te maken. Opheffing van alle inkomende rechten kan niet dadelijk geschiedendaar de hoofd som daartoe te groot is. Dat echter dit einddoel niet onbereikbaar is, blijkt uit het feit dat nagenoeg 2/3 van de opbrengst der invoerrechten behouden zou blijven, al hield men van de 47 thans belaste hoofdartikelen (de accijnspliehtige uitgezonderd) er slechts 6 in stand. Begon men dus met zich in die richting te bewegen, dan zou men de gewenschte geheele vrijstelling lang zamerhand naderen. Daardoor zou eindelijk het doel bereikt worden, waarnaar onze groote staatslieden van alle tijden, een Oldenbarneveldeen Jan de Witt, een Hogendorpeen Thorbeckegestreefd hebben het doel dat door hun scherpen blik eenparig erkend werd, te beantwoorden aan de eischen voor het bestaan en den toekomst van den Nederlandschen staat. Voor 125 jaren deed prins Willem IV reeds het voorstel tot het instel len van een ■porto-franco. Dat voorstel werd destijds op zijde gesehoven door het eigenbelang van weinigen en de lauwheid van zeer velen. Uit het stof der archie ven hoopt de commissie van enquête datzelfde voorstel onder de regeering van koning Willem III te voor schijn gehaald, en tot zijn volle recht gebracht te zien. Wij nemen hiermede van het hoogst belangrijke ver slag afscheid. De dikke bundel verhoorenwaarvan in het rapport de hoofdtrekken zijn bijeengevat, zal ons nog stof geven tot enkele opmerkingen van meer bijzon- deren aard. Naar ons uit 's Gravenhage wordt medegedeeld is aan den minister van oorlog, den generaal-majoor A. W. P. Weitzel, op zijn verzoek eervol ontslag verleend onder dankbetuiging voor de als zoodanig bewezene diensten en met bevordering tot luitenant-generaal. Tot minister van oorlog is benoemd de kolonel der genie H. J Enderlein kommandant der nieuwe Hollandsclie waterlinie bezuiden de Lek. Vanwege de commissie voor de noodlijdenden te Westkapelle zal morgen en overmorgen alhier eene collecte langs de huizen der ingezetenen gedaan worden. Voor zoover het nog nuttig mocht zijn, voegen wij gaarne, bij de stemmen die reeds opgegaan zijn, ook de onze, teneinde de tot weldadigheid gestemden in ons midden opnieuw tot het betrachten dezer schoone deugd op te wekken. Te midden der herlevende natuur ook te midden der sporen van herlevende welvaart, die zich gelukkig binnen onze gemeente beginnen te ver- toonenis het dubbel plicht te denken aan hendie op slechts weinige uren afstands van onze woonplaats, aan het noodzakelijkste levensonderhoud gebrek lijden. Behalve de reeds in ons vorig nommer medege deelde benoeming van een hulponderwijzerheeft de gemeenteraad vau Vlissingen, in zijne vergadering van eergisteren, vastgesteld het in de vorige zitting reeds besproken antwoord aan den minister op de voorstellen, aangaande den verkoop van aan het rijk bchoorende gronden en van afstand van gemeentegrond tot exploitatie der werf. Uit Veere wordt ons gemeld dat de zangvereeni- ging „Harmonie" aldaar voornemens is op den 5e" Mei a. eene uitvoering te geven ten voordeele der weduwe van den in zee verdronkenen matroos Baaij. Volgens een loopend gerucht zou het telegraafkantoor te Veere, op grond van de onmacht der gemeentekas, binnen kort weder opgeheven worden. Zonderling zou deze opheffingindien het gerucht waarheid bleek te bevatten, in strijd wezen met de dezer dagen aange wende pogingen om de aansluiting der gemeente bij het spoorwegnet te verkrijgen. Volgens het Handelsblad is vanwege den waterstaat een onderzoek ingesteld naar de middelen tot eene afdoende verbetering der haven te Breskens, en zulks m verband tot de havenwerken te Vlissingen en de in het wetsvoorstel-Kappeijne opgenomene rechtstreeksche verbinding met België. Volgens de Arnhemsche courant heeft de graaf van Zuylen geweigerd eenige bepaalde toezegging te doen om het restitutiestelsel voor te staan, hoedanige toe zegging door de antirevolutionaire kiesvereeniging als voorwaarde tot de ondersteuning zijner candidatuur voor het lidmaatschap der tweede kamer geëischt was. *Uit Amstèrdam wordt ons het volgende geschreven „Toen eenigen tijd geleden de heeren Heineken c. s. bij onzen gemeenteraad hun voorstel tot heffing eener hondenbelasting indienden, begroetten velen dat initiatief met genoegen. Er is hier een Constantinopelsche over vloed van honden, mooie en leelijke, rashonden en bastaardsoortenbijtende en keffendehonden die een tehuis bezitten en zwervers. Hoe die Iaatsten voort durend in grooten getale het leven kunnen houdenzou een raadsel zijn, indien teerhartige dienstmeisjes niet de fatale gewoonte hadden eenige overblijfselen van den maaltijd zorgvuldig bij de boomen onzer grachten neer te leggen. Natuurlijk zijn er altijd hongerige honden genoog bij de hand, die gretig op dat maal aanvallen. De wandelaar langs de kleine stcenen bij de boomen wordt dan ook niet alleen telkens op het vieze gezicht dier overblijfselen onthaald, maar wordt ook vaak uit zijne overpeinzingen over het onaangename daarvan opgeschrikt door het uitschieten en dreigend grommen van zulk een smullend dier. In vele achterbuurten is zonder flinken stok haast niet te loopen, en ook dan nog zijn sommigen niet op hun gemak, want 'tis op merkelijk hoe vele menscben geducht kunnen schrikken door het schelle gekef van een hond. „Er moest eene opruiming onder de honden komen, dat was veler wensch, en het voorstel omtrent de hondenbelasting kon daaraan veel goeijs doen. Men verwachtte dan ook niet dat er vele bezwaren tegen te berde gebracht zouden worden, vooral ook omdat men het voorbeeld van onderscheidene andere groote steden had. Doch ziet, wat gebeurt? Reeds twee zit tingen van den gemeenteraad zijn letterlijk zoek ge maakt met het opperen en bestrijden van alle moge lijke en onmogelijke bezwaren. Hartroerend waren sommige leden waar zij de vraag bespraken of het wel aanging den arme zijn vaak eenigen yriend te ontnemen. Ook is men 't niet eens over de uit voerbaarheid der verordening. Mij dunkt, dat is iets 't welk men, met het voorbeeld van andere steden

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 1