MIDDELBURGSCHE COURANT. F 98. laandag 1875. 26 April. <9 BIJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL, Middelburg '24 April. Onze koopvaardijvloot. i Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m., franco is f 3.SO. bevattendeStaten-generaalIngezonden stukken en vervolg Advertentiën. De ingestelde enquête zou voor een groot deel haar doel gemist en de tegen haar ingebrachte bedenkingen zouden rot zekere hoogte haar rechtvaardiging gevonden hebbenindien zij niet aan het licht had gebracht dat het verval onzer koopvaardijvloot gedeeltelijk te wijten is aan verkeerde handelingen of aan verzuim der Neder- landsche regeering. Ware gebleken dat de vloot was achteruitgegaan alleen tengevolge der natuurlijke voor- deelen welke onze naburen in de concurrentie op ons voor hebbendan zou men iedere poging om de Neder- landscbe scheepvaartals het ware tegen de natuur in, opnieuw tot bloei te brengen als wanhopig moeten beschouwen. In het rapport wordt echter aangetoond dat onze opvolgende regeeringen de scheepvaart öf rechtstreeks bedorven en voor de concurrentie ongeschikt gemaakt, öf verzuimd hebben haar de middelen te schenken om aan deze het hoofd te bieden. Het consignatiestelsel, men weet dat daaronder verstaan wordt het systeem om de voor het gouver nement in Oost-Indië gekweekte producten uitsluitend door tusschenkom^f van de Handelmaatschappijen naar Nederland, te doen overvoerenhad eene groote vloot in het leven geroepen. In plaats dat men er echter op uit was de kunstmatige bescherming traps gewijs op te heffen, zoodra zij voor het doel der regee ring niet meer noodig wasen op die manier de koop vaardij te gewennen om op eigen beenen te staan, ging men met de kooge vrachten en met het op allerlei wijze aanmoedigen van den scheepsbouw voort, lang nadat men gezien had dat voor den overvoer der gouvernementsproducten eigenlijk al te veel schepen waren. Toen de schepen dan ook te talrijk werden "om spoedig eene beurt in de bevrachting te krijgen, bleven zij eenvoudig liggen. Kwam de beurt eenmaal weder aan hendan waren de voordeelen groot genoeg om al de rente van het werkeloos gelegen hebbende kapitaal in te halen. Later kwam de regeering op haar stelsel terug, maar zij lette daarbij alleen op het onmiddellijk belang dei- schatkist, niet op dat der vloot. De vrachten werden eerst verlaagdlater uitbesteedde overvoer van gou vernementsproducten werd tosgelatenook naar andere dan Nederlandsche havens en ook voor vreemde sche pen; doch de teelt van producten door particulieren werd belemmerdzoodat in dit opzicht de Nederlandsche vloot alleen verlies leed, zonder eenige tegemoetkoming. Van den anderen kant schafte men weder niet radicaal genoeg alle vroegere bepalingen af, die de scheepvaart in eene verkeerde richting dreven. Nog altijd zijn de schepen, die eene vracht van gouvernementsproducten bekomenonderworpen aan voorwaarden voor de exper tise op Java, voor de hoegrootheid der lading, voor den tijd der inlading enz., die het voordeel dier ladingen voor een groot deel opheffen en bovendien (wat erger is) de strekking hebben om den bouw aan te moedigen van schepen, die voor andere diensten, dus voor de concurrentie, ongeschikt zijn. Men volgde Engeland na bij de hervorming onzer scheepvaartwettenmaar niet in de zorg voor de belan gen der scheepvaart. Engeland ondersteunde in den aanvang verschillende stoomvaartlijnen, ook op Neder land; onze regeering deed niets van dien aard. Enge land bevorderde de ontwikkeling der handelsvloot door eene ingrijpende tariefshervorming; de Nederlandsche regeering ruimde alleen het bestaande op, maar deed niets om de concurrentie onzer vlag met onze machtige buren mogelijk te maken. i Het rapport noemt van die werkeloosheid onzer re geering tegenover de vooruitziende zorg van andere natiën sterk sprekende voorbeelden. Zoo werd het registratierecht op schepen, die buiten 'slands aange kocht werdenafgeschaftdoch men verzuimde de invoerrechten op sommige m .terialen voor den scheeps bouw af te schaffen. De vreemde scheepsbouwmeester kon dus met minder lasten voor de Nederlandsche scheepvaart een schip bouwen dan zijn Nederlandsche concurrent. In Nederland wordt een stelsel van scheeps- meting gevolgd dat nadeelig op den bouw der schepen werkt. Reeds in 1850 vestigde de kamer van koop handel te Groningen daarop de aandacht, en dat zij juist gezien had bleek daaruit dat bijna alle vreemde natiën hun stelsel wijzigden. Alleen Nederland bleef bij den ouden sleur en eerst onlangs werd een wets ontwerp ingediend dat, door de invoering van het Moorsom-stelsel, ons althans voorloopig op gelijken voet met het buitenland zal brengen. Terwijl in andere landen van regeeringswege aantee- kening gehouden wordt van de zeerampen en een on derzoek wordt ingesteld naar de oorzaken daarvan, waardoor de gezagvoerders zoowel als de reeders tot grooter voorzichtigheid gedwongen worden, bemoeit de Nederlandsche staat zich daarmede volstrekt niet. In een der verhooren voor de enquête-commissie zegt een scheepsbouwmeester: „Als door een spoortrein een enkel man overreden wordt, schreeuwt men moord en brand en komen politie en justitie er aan te pas, om te onderzoeken of de directie of het treinpersoneel ook schuld heeft. Maar als een koopvaardijschip met man en muis naar den kelder gaat, kraait er geen haan naar." De wet op de tucht aan boord der koopvaardijschepen, in 1856- ingevoerdis zoo onvoldoendedatnaar alge meen erkend wordtgeen gezagvoerder daarin de mid delen vindt om de orde aan boord van zijn schip te handhaven. Een reedér betuigde aan de enquête-com missie dat het scheepsvolk, op grond van de artikelen dier wet, en geholpen door spitsvondige pleitbezorgers, zooals ze overal te vinden zijn, altijd bij machte is om een kapitein in het ongelijk te doen stellen. In 1867 sloegen de reederijen, bij de werkeloosheid der wetge vende machtzelf de handen aan het werk en dienden, met voorlichting van bekwame rechtsgeleerdenaan de regeering een wetsontwerp is. De regeering betuigde vriendelijk baar dank enliet het ontwerp tot nu toe liggen. Voor de opleiding van het personeel voor onze koop vaardijvloot wordt van staatswege niets gedaan. De regeling van het middelbaar onderwijs zwijgt ten aan zien van onderricht in de zeevaartkunde of handels kennis. De examens voor zeevarenden worden op de onderscheidene handelsplaatsen ook op verschillende manier afgenomenzoodat de uitgereikt wordende di ploma's eene geheel uiteenloopende waarde bezitten. Ook. in de heffing van lasten op de scheepvaart en hij de inrichting der verschillende staatsdiensten ver zuimde de Nederlandsche staat zijn plicht ten aanzien der scheepvaart. De regeering erkende dat de heffing der vuur ton en bakengeldendie in 1849 geregeld werd, de ontwikkeling van het verkeer belemmerde en in sommige opzichten zelis onmogelijk maaktedoch j eerst sedert zeer korten tijd bestaat hierin uitzicht op verbetering. Bij het loodswezen stond op den voor- j grond de dekking der kosten, zoo mogelijk nog het behalen van een winst voor den staat, doch niet het i belang der scheepvaart. Het materieel voor dezen tak I van den staatsdienst bleef daardoor niet eens volkomen op de hoogte van den tijd. Hetgeen in het rapport gezegd wordt omtrent de inrichting onzer havens en de verbetering onzer gebrek- kige toegangen tot de zee, behoeft hier niet herhaald te worden. Wij hebben de voorbeelden van half werk en verzuim te dicht onder de oogen en in ons blad werd meer dan eens uiteengezet dat de staat eene „slechte speculatie" gedaan heeft door öf de groote belangrijke verbinding van Amsterdam met de Rijn vaart, merkt men hetzelfde op. Nu ons spoorweg net zijn voltooiing nadert ondervindt men, wat sedert jaren erkend wordtdat de overeenkomst van den staat met de exploitatie-maatschappij deze laatste, die de uitbreiding van het verkeer in de hand moest wer ken tot den grootsten vijand daarvan maakt. De ont werpers van het contractdie over de werking te voren moeilijk konden oordeelenhebben daaraan niet de grootste schuld; doch dat, nu de fouten erkend zijn, ook hier verbetering zich nog steeds laat wachten, wordt in het rapport met reden onverantwoordelijk genoemd. Men ziet, het is een zwaar zondenregisterdat aan de regeering wordt voorgelegd en zelfs zij die van oor deel waren dat de staat niet ingrijpend behoort op te treden, maar toch niet zullen beweren dat de staat naar welgevallen verlammend mag werkzaam zijnzul len moeten erkennen dat de enquête, al ware het alleen doordat zij de aandacht op deze fouten gevestigd heeft, een nuttig werk geweest is. Laat ons echter niet een woord, „de regeering", tot zondenbok maken voor de fouten der natie zelve. Een eenvoudig man van de praktijkeen scheepsbouwmees ter, legde voor de commissie van enquête den vinger op de wonde. Hij verlangde, teneinde de regeering op de hoogte te doen zijn van de belangen en eischen der koopvaardij, een afzonderlijk bestuursorgaan, een mi nisterie noemde hij het, voor de scheepvaart. Maar, voegde hij er bij„met een minister aan het hoofddie niet ieder oogenblik aftreedt." Deze getuige wenschte dus een minister voor de scheep vaart, die als liet ware permanent verklaard werd! Laat ons niet glimlachen om de naïveteit van den wensch, maar bedenken dat in dit aanhondend „aftre den", men kan het ook wel „afmaken" noemen, van ministers, het groote kwaad zoowel van onzen po- litieken als van onzen maatschappelijken toestand schuilt. En vergeten wij niet de woorden, die de enquête-com missie aan het slot harer akte van beschuldiging tegen de Nederlandsche regeering volgen laat„Wanneer aan het stilzitten der overheid veel van den ongunstigen toestand moet worden geweten, moet de schuld daar voor gedragen worden door allen, die in den loop der zaken hebben berust." werken te Ylissingen aan te leggen, öf niet alles te doen wat voor hunne ontwikkeling noodig is. In het Nieuwe- diepte Brouwershavenop de Keulsclie vaartdie Teneinde zekerheid te erlangen omtrent den toestand te "Westkapslle en omtrent de oorzaken welke tot de bestaande nijpende armoede aanleiding geven, hebben wij ons gewend tot de commissie ter ondersteuning van hulpbehoevenden aldaar. Als een gevolg daarvan ont vangen wij van den burgemeester dier gemeente een schrijven, dat onder onze rubriek ingezonden stukken in het bijvoegsel van beden is opgenomen. Verdere aansporing tot liefdadigheid mag van onze zijde overbodig geacht worden. De menschlievendheid heeft zich bereids niet onbetuigd gelaten. Moge het niet noodzakelijk wezen op nog meer officieele wijze een beroep op de harten en handen onzer medeburgers te doen! In de heden gehouden vergadering van het polder bestuur van Walcheren zijn de volgende onder werpen behandeld. Van den heer J. Verkuyl Quakkelaarte Vlissingen, was ingekomen een verzoek om de erfpacht voor het duin bewesten Vlissingen met de helft te verminderen. Dit verzoek is ingewilligd. Een dergelijk adres van de heeren J. Maters en C. F. Maanhout is gesteld in handen van het dage- lijksch bestuurom daaromtrent in eene volgende ver gadering rapport uit te brengen. Na voorlezing van het jaarverslag is de begrooting behandeld en onveranderd vastgesteld tot een bedrag van f 257,279.67^. Voorts is besloten tot het doen drukken van twee kaarten der zeeweringen tusschen de Noord- en Oost watering. In een volgend nommer geven wij het gewone verslag dezer vergadering.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 1