MIDDELRURGSCHE N° 92. Maandag 1875. COURANT. 19 April. rf A BIJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL, Middelburg 17 April. [rvaring ïerstuk )e gele- 'iua IX aardige ïsdagen 3l meer ;k kim- f-esse iug van ie reeds inde te de kar- irheids- gendhe- jmtrent |;rstaan, ran den |g is de ler ge- onder- Jangele- lig zoo |n. De lis van anders echter frengen, tod van gindigd Ijroken. Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2" Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/ixi., franco is f 3.SO. bevattende: vervolg Binnenland; Gemeenteraad Goes; een Belgischen brief en vervolg Advertentiën. In een derde artikel in het Utrechtsch dagblad be strijdt de heer mr. A. J. W. Farncombe Sanders niet zoo zeer het restitutiestelseldat door de Christelijk- nationale partij als voorbereidingsmaatregel wordt voor gesteld, als wel het definitieve stelsel, waartoe men, blijkens het bekende rapport der heeren Kuyper, Vos en de Geer, wensclit te komen. Daar dit laatste stelsel door ons reeds vroeger be sproken is en ofschoon van veel belang voor de kennis der ware bedoelingen van de partijechter op het oogenbiik nog niet aan de orde is, meenen wij dit ge deelte van het betoog des schrijvers voorbij te kunnen gaan. Genoeg zij de vermelding dat naar zijne meening in het stelselwaar men als einddoel heen wil streven, alle waarborgen voor goed en algemeen onderwijs ont breken alle toezicht op het onderwijs herleid wordt tot nietsde mogelijkheid van steeds een toereikend aantal onderwijzers ter beschikking te hebben verdwijnt, en eindelijk alles uit de publieke kas betaald wordt. De bijdrage, uit 'slands geldmiddelen voor de oprieh- ting van bijzondere scholen volgens dat stelsel te ver strekken, raamt de schrijver op minstens zeven mil- lioen 'sjaars. De heer Sanders is daarom van gevoelen dat het restitutiesteiselals zijnde een eerste en zeer groote stap naar dat zeer bedenkelijke eind-stelsel, niet de onvoorwaardelijke toejuiching verdientdie daaraan van anti-revolutionaire zijde ten deel valt. Hij waar schuwt daarom die partij, er nog eens tweemaal over te denkenalvorens zij zich vasthecht aan een stelsel, waarvan de gevolgen wel eens geheel anders konden zijn dan men zich voorstelt. De schrijver herhaalt ten slotte dat de tegenwoordige inrichting der openbare school noch uit een staatkun dig noch uit een paedagogisch oogpunt aan zijn ideaal beantwoordt. Hij betwijfelt echter of het oogenbiik tot eene wijziging thans, nu van beide zijden met zooveel hartstochtelijkheid en overdrijving gesproken isen in de koortsige atmosfeer der verkiezingengoed gekozen zou zijn, doch stelt zich voor daaromtrent zijne denk beelden verder uiteen te zetten. Hij zou het alleen betreuren indien men, ter tegemoetkoming aan gemoeds bezwaren die h ij e e r b i e d i g t, en tot herstel van bezwaren, die hij erkent, het bestaande zou gaan afbreken en zich begeven op een wegwaarvan hij wel het begindoch niet het einde zieteen wegdie naar zijn gevoelen wel eens leiden kon tot toestanden, die door de vurigste voorstanders van het restitutie stelsel het minst gewenscht zouden worden. Wij bevelen vooral onzen tegenstanders in deschool- quaestie de lezing der opstellen van den heer Sanders aan. Misschien zullen zij onder het lezen nog wel eens denken aan de vraag, door ons reeds eenigen tijd ge leden gedaan„Geeft men zieh wel rekenschap van hetgeen men eigenlijk verlangt?" Nu het Utrechtsch Dagblad met een woord van in stemming eene opmerking overneemtdoor het Dagblad van 's Gravenhage aan ons adres gericht, moeten ook WÜ op de benoeming van den generaal de Neve tot kom- roandant van het Indische leger nog even terugkomen. Onjuist is de bewering dat door ons verband gebracht is tusachen eene benoeming tot eene militaire functie en de koloniale staatkunde. Wij hebben slechts vaststaande feiten tot punten van uitgang genomen. De minister Fransen van de Putte heeft generaal Verspyck gepas- seeid en generaal van Swieten benoemd tot bevelheb ber der tweede Atchin-expeditie. De minister van Golt- stein vond eene buitengewoon geschikte gelegenheid om generaal Verspyck voor dat onrechtindien 't een onrecht was, schadeloos te stellen. De minister van Goltstein heeft, echter generaal Verspijck weder gepas seerd en gendM&l de &§ve tot leger-kommandant be noemd. Uit die^ptC'Wbben >vij het gevolg getrokken dat de minister van Öóltstein het -met den minister van de Putteten opzichte der bc.irdeeling van den gene raal Verspyck, eens was. Tot koloniale politiek in het algemeen hebben wij de zaak niet in verband gebracht. Het Haagsche blad stelt Je mogelijkheid dat voor generaal Verspyck eenige andere betrekking weggelegd kan zijnof dat de generaal gewenscht heeft niet voor den post van leger-kommandant in Indië in aanmerking te komen. Wij merken op dat nauwelijks eene benoeming denk baar is door welke generaal Verspyck als legeraan voerder zoozeer gerechtvaardigd zou wezen, als door die tot kommandant van het Indische leger. Neemt hij later misschien zitting in den raad van Indië, de be denking blijft open dat hij voor kommandant der 2e expeditie toch de geschikte persoon niet ware geweest en de rechtvaardiging van den minister van de Putte, welke wij gereleveerd hebben, blijft in haar geheel. Benoemt men den generaal tot ambassadeurtot lid van den raad van statetot welke- hoogè waardigheid ook, (slechts uitgezonderd die van aanvoerder eener andere groote expeditie in Indië) altijd blijven de gronden be staan waarop wij deze gevolgtrekking gebouwd hebben de minister, die Verspyck niet tot bevelhebber der 2e Atchin-expeditie benoemde, is door zijn opvolger in het gelijk gesteld. Is de post van leger kommandant generaal Verspyck aangeboden doch door hem afgeslagen, dan zal onge twijfeld deze gewichtige voldoening, den generaal dooi de regeering geschonken, gae.n geheim blijven.^ De rechtvaardigheid van het ministerie en de militaire eer van den generaal zouden gelijkelijk vorderen dat het feit aan het licht werd gebracht. Zoodra dat geschied zal zijnzullen wij over deze zijde der quaestie ons gevoelen zeggen. Tot zoolang volharden wij bij onze uitgesprokene opvatting. Wij vestigen de aandacht onzer lezers op den in ons bijvoegsel van heden opgenomen brief van onzen Brusselschen correspondent, waarin zoowel de tekst der tusschen Duitschland en België gewisselde stukken, voor zoover die nog niet door ons zijn medegedeeld als de door den minister van buiten- landsche zaken in de kamerzitting van gisteren gege- vene toelichtingen vermeld worden. Bij de discussiën over de in te voeren belasting op de honden, onlangs in den Amsterdamschen gemeen teraad gevoerd, werd de opmerking gemaakt dat in de hoofdstad reeds sedert weken bij verordening bepaald was dat alle honden gemuilband moesten zijn, doch dat, niettegenstaande dien maatregel, de meeste honden die men op straat ziet loopen van geen muil band voorzien zijn. De burgemeester beaamde deze opmerking. Ofschoon premiën verstrekt worden voor iederen ongemnilbanden hond, die opgevangen wordt, komt dit laatste te Amsterdam toch zelden voor. Wanneer dit het geval is in de hoofdstad, met haar uitgebreide politiemacht, dan mag gevraagd worden hoe het gaan zal in kleinere gemeenten, waar dikwijls op eene betrekkelijk groote uitgestrektheid de orde gehandhaafd moet worden door een klein aantal politie agenten? Alleen de medewerking der ingezetenen, het besef dat men de maatregelen, die in het algemeen belang genomen wordenmoet helpen uitvoeren kan hier hulp verschaffen. Teneinde daartoe op te wekken vestigen wij de aan dacht op de heden door den burgemeester van Middelburg bij publicatie en oinroeping bekend gemaakte verorde ning dat alle op straat loopende honden van een muil korf moeten voorzien zijnvolgens het model op het bureau van politie voorhanden. Deze maatregel wordt genomen naar aanleiding van het geval van hondsdol heid, dat zich dezer dagen te Vlissingen heeft voorgedaan. De kerkeraad der hervormde gemeente te Oost- en West-Souburg heelt bij den gemeenteraad aldaar een adres ingediendmet verzoek om de kermis, dié aldaar op Pinksteren gehouden wordt, af ie schaffen. Daar dit evenwel niet strookt met het belang van de tappen^ Jjf' ou winlroliora in rlirx comoonfo BoHKon rldio nnlr oOu en winkeliers in die gemeente, hebben deze ook een, adres -aan den raad ingezonden,, waarin op het behoud der kermis wordt aangedrongen. Zooals wij reeds vroeger hebben medegedeeld zal -- den 29en dezer te 's Gravenhageten behoeve Nier staatsspoorwegenworden aanbesteed het maken van een gebouw tot woning voor den beambte der meteo rologische waarnemingen en voor den lichtwachter nabij de buitenhaven te Vlissingen. Blijkens het bestek zijn de hoofdafmetingenop den buiten kant der pilasters gemeten: lengte 18.60 en breedte 10.08 M. De woning voor den beambte der meterologische waarnemingen moet bevatten: een bureau, 4 M. lang en 4 M. breedeen woonkamer met kasten4 M. lang en 5.31 M. breed; eene slaapkamer met bed steden en kasten, waaronder kelder, 5.30 M. lang en 4 M. breed; een keuken, 3.50 M. lang en 4 M. breed; eene bergplaats, 3 M. lang en 1.20 M. breed; een gang met trap6.61 M. lang en 1.20 M. breed een gang, 4.11 M. lang en 4 M. breed; en een pri vaat, 1.10 M. lang en 1.10 M. breed. De woning voor den liebtwachter zal bestaan uit: eene woonkamer met kasten4 M. lang en 4 M. breed; eene slaapkamer met bedsteden en kasten, 4 M. lang en 4 M. breed; een keuken met kelder, 3 M. lang en 4 M. breedeene bergplaats3 ivl. lang en 4 M. breed een gang met trap, 7.11 M. lang en 1.20 M. breed, en een privaat 1.10 M. lang en 1.10 M. breed. Gebeel ten laste van den aannemer komen alle schade tengevolge van weersgesteldheid of brand ont staan en alle afschuivingenverzakkingen of verzin kingen. De werken moeten voltoeid opgeleverd worden vóór 1 Novenber van dit jaar, wordende den aannemer voor iederen dag later 50 op zijne aannemingssom gekort. Het werk is begroot op 15,150. Bij ministerieele beschikking van 15 dezer is inge trokken die van 10 Maari jl. waarbij aan Gebroeders Pot, te Ridderkerk, vergunning is verleend voor een stoomsleepdienst op de rivieren in de provinciën Noord-Brabant, Gelderland, Zuid-Holland en Zeeland. Benoemingen en besluiten. sTAATs-EXAJiBNS. Benoemd tot lid en voorzitter der commissie, die gedurende éen jaar, ingaande 1 Augus tus e. k.belast zal zijn met het afnemen van het eerste natuurkundig examen vermeld in art. 2 der wet van 8 Juli 1874 (Staatsblad n° 97) en van het natuur kundig examen voor hulpapothekersvermeld in art. 5 dier wet, dr. P. J. van Kerckhoff, hoogleeraar te Utrecht; tot lid en vice-president dier commissie, dr. C. II. D. Buys Ballot, hoogleeraar te Utrecht; tot lid en secretaris, dr. J. L. Hoorweg, leeraar aan de koogere burgerschool te Utrecht; tot leden: dr. N. W. P. Rau- wenkoff, hoogleeraar te Utrecht; dr. J. H. van den Broekeerste officier van gezondheid le klasse te Am sterdam dr. C. J. Matthes, hoogleeraar te Amsterdam d>\ D. Lubach, inspecteur voor het geneeskundig staats- toezicht voor Overijsel en Drenthe, te Kampen; tot plaatsvervangende leden: dr. P. L. Rijke, hoogleeraar te Leiden; dr. J. M'. van Bemmelen, hoogleeraar te Leidend'. C. A. J. Oudemans, hoogleeraar te Amster dam: dr. J. W. Gunning, hoogleeraar te Amsterdam; J. A. Snijdersleeraar aan de Polytechnische school te Delft; dr. H. J. van Ankum, hoogleeraar te Gronin- gen; d'. R. A. Mees, hoogleeraar te Groningen; tot lid en voorzitter der commissie, die gedurende éen jaar, ingaande 1 Augustus e. k., belast zal zijn i met het afnemen van het tweede natuurkundig examen

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 1