BUITENLAND.
Algemeen Overzicht,
1°. Wat is het beginsel der confessioneelewat het
beginsel der moderne richting? Waarom verwerpt de
evangelische richting èn het een èn het ander Wat
is het beginsel, waarvan zij uitgaat, en dat haar in
staat stelt van de beide richtingen het goede over te
nemenzonder nogtans hare zelfstandigheid te verlizen?
Ingeleid door den heer Brutel de la Rivièrrevan
Haarlem.
2°. Wordt niet in do hedendaagsche anthropologic de
voorstelling van Jezus aangaande de zonde op den
achtergrond gesteld? Ingeleid door dr. J. Offerhaus,
van Eelde.
3°. Is het voortbestaan van de georganiseerde kerk
genootschappen noodig voor den bloei van het Gods
rijk, of zal deze meer bevorderd worden door zelfstan
dige Christelijke gemeenten? Ingeleid door den heer
Neurdenburg, van Botterdam.
Met een vriendschappelijken en broederlijken maaltijd,
waar het niet aan gepasten kout ontbrak, eindigde
deze bijeenkomst.
Koloniën.
De aangebrachte mailberichten uit Atchin luiden
wat den oorlog betreft gunstig, wat den gezondheidstoe
stand aangaat zeer treurig. In tien dagen stierven 167
man. Men weet dat sedert dien tijd de mededeelingen
gunstiger luiden. Toch zal het noodig wezen ernstig
maatregelen te beramen om dien invretenden kanker
voor ons Indisch leger zoo mogelijk te bestrijden. De
Bataviasche bladeii opperen daartoe verschillende denk
beelden.
Voor het overige is er niet veel nieuws. De heer
Scheemakerzeer gunstig bekend als gewezen assistent
resident op Bali, is ter beschikking van generaal Pel
gesteld tot het voeren der onderhandelingen met de
bevolking.
In de door overstrooming geteisterde streken van
Java was men bezig de schade zoo goed mogelijk te
herstellen.
De heer Winckelvroeger redacteur der Samarangsche
courant, is, met intrekking van het op hem toegepaste
verbanningsbesluitweder in Indië toegelaten. De heer
Cd. Busken Huet, redacteur van het Algemeen Dag
blad van N. I., keert in den loop van dit jaar naar
Nederland terug.
Gemengde berichten.
Ter eere van het zestigjarig huwelijk van een paar
bewoners van de Walstraat te Vlissingen, de heer
C. Bruwaan en echtgenoote, wapperde heden uit vele
woningen aldaar de nationale driekleur.
Het personeel der Amsterdamsche brandweer heeft
van de uitgevers van het Nieuws van den Dag een
geschenk van f 100 ontvangen als belooning voor de
bij den brand bewezen diensten.
Te Urk wordt dezer dagen de haring bij duizend
tallen aangevoerd. De prijs is aldaar gemiddeld 15 cent
per 200 stuks.
Aanstaanden Zondag zal te Amsterdam eeme bijeen
komst gehouden worden tot bespreking van den toestand
der arbeiderswoningen. De heer Gosschalk zal het on
derwerp inleiden.
Een diamantslijper te Amsterdam, die naar men
beweert aan vlagen van krankzinnigheid lijdt, heeft
gisteren nacht in vier winkelhuizen op verschillende
plaatsen der stad kolossale spiegelruiten ingeslagen. De
man is in handen der politie.
Te Zwolle is een man veroordeeld tot 3 maanden
gevangenisstraf en 8 boete wegens het lossen van een
schot in de Christelijk Gereformeerde kerk te Avereest,
waardoor schrik en verwarring bij de gehouden wor
dende godsdienstoefening waren teweeggebracht.
Iemand te Doesburg had bij advertentie een aldaar
wonend praktizijn aangeduid met den bijnaam „Jacob
de Vletter II". Op dien grond stond hij Woensdag voor
de rechtbank te Zutfen terecht. Dit college oordeelde
echter dat de naam van den veroordeelden Rotterdam-
schen oproermaker van 1868 ook kan opgevat worden
als beduidende „volksmenner" of „volksleider" en sprak
den aangeklaagde vrij.
Burgerlijke stand.
(Van 411 April.)
Middelburg. OndertrouwdJ. A. J. Hoogendorp, jm.
25 j., met P. S. Bos, jd. 25 j. J. van Pagé, jm. 27 j.,
met H. J. Schietekatte, jd. 23 j. J. van Alten, jm. 22 j.,
met W. Ponse, jd. 24 j. J. C. Wisse, jm. 23 j., met
C. Bosschaart, jd. 33 j. A. van Puffelen, jm. 23 j., met
S. M. Scheele, jd. 20 j. D. de Rijke, jm. 25 j., met
F. S. Breel, jd. 24 j.
BevallenP. J. Wigard, geb. Geijp, d. E. Beun, geb.
Sanders, d. J. Pagé, geb. Oberliese, d. M. C. Goethals,
geb. van Holthuijsen, z. M. Naeije, geb. Been, d. M.
Haccou, geb. Meliefste, d. J. P. van Aartsen, geb. de
Graag, d. P. C. Eiff, geb. Dingemanse, d. L. Sturm,
geb. Wielemaker, z. A. I. Gunter, geb. de La Coer, z.
Overleden: C. Midavaine, man van C. Willemse, 69 j.
H. A. Cornelus, jm. 28 j. E. C. Kraaijnest, vrouw van
P. C. H. Huvers, 26 j. A. Wolf, z. 1 j. M. Bolier, d.
Heoiigui, U. 17 m. S. N. M. Moorman, d. 1 j.
naker, z. 11 m. C. A. Agelink van Renter-
gem, d. 9 m. A. Nederhand, z. 10 m.
(Van 310 April.)
Vlissingew. Gehuwd: F. van Breemen, jm. 25 j., met
C. L. A. Carel, jd. 27 j.
BevallenA. L. van Maaren, geb. Everwijn, d. A. van
der Schraage, geb. Timmer, z. A. D. A. Vanoutrijve,
geb. Lemmens, z. J. de Rooij, geb. Schenk, d. J. de
Jager, geb. van Hoorn, d. M. J. van Breen, geb. Heff-
ner, d. A. R. Klaijsen, geb. van den Bergen, z. C. Ge-
schiere, geb. Jobse, z. J. Kort, geb. Florusse, z.
Overleden: C. D. Streefkerk, z. 9 m. P. G. Hazelot,
man van P. van Gelder, 49 j. A. C. P. A. Guijot, jm.
33 j. S. P. van der Meer, wedr. van S. B. Boone, 73 j.
Goes. Gehuwd: J. van Zweeden, jm. 21 j., met J.
Bakker, jd. 19 j. P. Verburg, jm. 27 j., met A. Kole,
jd. 20 j.
BevallenP. Glerum, geb. Sandijck, d. W. C. A. van
Dellen, geb. de Lange, z. J. Spinnock, geb. van der
Reit, z.
OverledenJ. van de Velde, vrouw van D. Romijn,
39 j. H. L. Dodmond, z. 2 m. A. C. Boutens, jd. 20 j.
M. Hanewijk, wed', van M. Zwartepoorte, 70 j. J. C.
Faase, z. 15 m. A. C. de Wilde, vrouw van P. de
Jonge, 62 j.
Zierikzee. Gehuwd: J. Addeson, jm. 28 j., met J.
Holm, jd. 24 j. C. Koreman, jm. 24 j., met H. Bas-
tiaanse, jd. 21 j. M. van Wezemaal, jm. 29 j., met A.
Admiraal, jd. 24 j. A. Hillebrand, jm. 23 j., met C.
Vingerhoed, jd. 21 j.
Bevallen: J. Verhulst, geb. van Oorschot, z. M. G.
Wisse, geb. Welters, d. J. Hage, geb. Laband, z.
Overleden: A. P. Lindon, jd. 19 j. A. Doeleman,
z. bijna 19 m. L. M. van den Berge, d. 3 m. J. Struijk,
man van A. Geelhoed, 67 j.
tT li er on o met ers tan it
10 Apr. 's av. 11 u. 49 gr.
11 '8morg.7u.49gr.'smidd.lu.59gr.'sav.llu.49gr.
12 'smorg. 7 u.45gr.'smidd.lu.47gr.'sav.6u.46gr.
Te midden van de min of meer levendige agitatie
op het gebied der buitenlandsche politiek wordt de
strijd tusschen staat en kerk in Pruisen van beide
zijden met scherpte voortgezet, en bij de vele tegen
strijdige berichten die omtrent andere zaken worden
ontvangen, waardoor men dikwijls het spoor bijster zou
worden, kan men de ontwikkeling van dien strijd
regelmatig volgen; hij loopt als een roode draad door
alle andere verwikkelingen heen.
Gisteren heeft de telegraaf ons met twee belangrijke
documenten bekend gemaakt: een adres door de Prui
sische bisschoppenonder "dagteekeningFulda 2 April
1875tot Z. M. den keizer en koning gerichten het
daarop namens Z. M. door het ministerie gegeven ant
woord, Beide stukken doen in krasheid van uitdruk
kingen voor elkander niet onder. De bisschoppen
beginnen met te beweren, dat het met het Christelijke
geweten onvercenigbaar is van de hoofden van diocesen
of geestelijken eene verklaring te eischen, dat zij zich
onvoorwaardelijk naar de staatswetten zullen gedragen,
zooals in het pas door de kamer van afgevaardigden
aangenomen wetsontwerp op de kerkelijke dotatiën
wordt bepaald.
„Zijn toch zeggen de bisschoppen de apostelen
en ontelbare Christelijke martelaren liever den dood
ingegaan dan zich naar zoodanige staatswetten en ver
ordeningen der overheid te willen voegen, welke hun
de verkondiging der goddelijke waarheid verboden of
van hen eene verloochening van het Christelijk geloof
vorderden, en kunnen wij thans, zonder tegen ons
geweten te handelen en met het beginsel des Christen-
doms te breken, die verklaring niet afleggen, zoo
kan ook de poging om, door ons materieelevoordeelen
voor te spiegelen, ons daartoe te willen noodzaken,
van het Christelijk standpunt nimmer als geoorloofd
beschouwd worden. Bovendien zijn de bedoelde uit-
keeringen van den staat aan de desbetreffende bisdom
men het gevolg eener rechts verbintenis, welke de staat,
tegelijk met de geseculariseerde kerkegoederen, krach
tens uitdrukkelijke bepalingen heeft overgenomen, en
die volgens het bekende woord van een Pruisischen
minister onder verpanding van Pruisens eer werd aan
gegaan; en wat de overige uitkeeringen uit 's lands
middelen aan de geestelijken betreft, ook deze zijn
geenszins voortgevloeid uit eene bloote vrijgevigheid
van den staat jegens de kerk, maar hebben eveneens
een rechtsgrondhetzij in de secularisatie van kloosters
of stichtingenhetzij in patronaatsrecliten of in landsheer
lijke toezeggingen. Het inhouden dezer uitkeeringen,
juist in het tegenwoordig oogenblikmoet in het bij
zonder strekken om bittere gevoelens op te wekken in
de harten der katholieken, wanneer tegelijkertijd aan
de geestelijken van andere Christelijke belijdenissen
van de zijde van den staat met welwillende vrijgevigheid
uit de opbrengst der algemeene belastingen verbeterin
gen van inkomen worden toegekend. Het smartelijkst
echter doet ons aan het inhouden der uitkeeringen uit de
staatskas, waarmee wij bedreigd worden, om deze
reden, dat het uitdrukkelijk wordt aangeduid als eene
straf voor de houding der katholieke bisschoppen en
geestelijken tegenover de Meiwetten, ofschoon zij zon
der hunne heiligste plichten en de door God gegeven
wet der katholieke kerk te verzaken, niet kunnen
medewerken tot de uitvoering dezer wetten."
Voorts verklaren de bisschoppen niet te kunnen
gelooven, dat het met de inzichten van Z. M. zou
strooken om een zoodanige ontrouw en plichtverzaking
te vorderen van de zijde der bewakers van de kerke
lijke orde. Daarom wenden zij zich tot Z. M. en niet
tot de huizen van den landdag, waar men van de
Christelijke beschouwingswijze meer en meer vervreemd
wordt, en verzoeken dat de koning de voorgestelde
wetten niet zal sanctioneeren.
In antwoord hierop verklaren de ministers niet te
kunnen nalaten hunne „verwondering uit te spreken
en het te betreuren dat geestelijken in de hooge posi
tie der hoeren bisschoppen zich tot het orgaan konden
maken van een bewerenalsof het in Pruisen eene ver
loochening van het Christelijk geloof ware de naleving
te beloven van zulke wettenwelke in andere Duitsche
en vreemde staten sedert eeuwen en nog heden door
de katholieke geestelijkheid en de overheid liarer kerk
op de bereidwilligste wijze worden gevolgd en welker
opvolging daar door de katholieke geestelijken met
heilige eeden onvoorwaardelijk beloofd wordt. Niet
minder opvallend en onwaar is de beweringdat de
wettentegen welke zich onlangs de ongehoorzaamheid
der bisschoppen juist alleen in Pruisen gericht heeft,
de verkondiging der goddelijke waarheden verbieden.
„Wanneer de heeren bisschoppen bewerendat aan
de geestelijken van andere belijdenissen tegenwoordig
verbeteringen van traktement worden toegestaan, welke
niet gelijktijdig aan de katholieke geestelijken te goede
komen, zoo zou een vluchtige blik in do voorstellen
en in de handelingen van den landdag voldoende
zijn geweest om de heeren bisschoppen zeiven van de
onwaarheid hunner bewering te overtuigen. Evenzoo
kan het aan de heeren bisschoppen onmogelijk onbe
kend zijn, dat de voordracht waarvoor zij, met gebruik
making van kwetsende woorden over haren inhoud,
onthouding van bekrachtiging van Z. M. verlangen,
alleen met de allerhoogste goedkeuring bij den landdag
kon worden ingediend. De eisch dat Z. M. desniette
genstaande aan die voordracht nadat zij door den
landdag zal zijn aangenomenhare sanctie weigeren
zal, is des te bevreemdenderomdat de heeren bis
schoppen zeiven niet gelooven kunnen dat de dotatiën,
om welker terugkrijging het te doen is, indertijd
zouden zijn toegestaanwanneer bij de toekenning door
de bisschoppen en geestelijken het recht ware voorbe
houden geworden, ooit naar pauselijk goedvinden de
wetten van den staat al dan niet te gehoorzamen.
„Wanneer het bisschoppelijk request de wet, waarbij
de toelagen worden ingehouden, eene bron noemt van
onnoemelijke droefheid en vredestorende verwarring,
dan mogen diegenen onder de heeren bisschoppen, die
in het jaar 1870, vóór deaf kondiging der vatikaan-
sche decretendergelijke toestanden als de gevolgen
dier decreten voorspelden en met welsprekende woor
den openlijk verkondigdenzichzelven afvragenof zij
niet misschien door trouw vast te houden aan hunne
overtuigingen ons vaderland hadden kunnen bewaren
voor den twist en de verstoring van den vredewelke
zij zeiven waarschuwend voorspelden en die wij thans
met hen betreuren."
De partijen staan dus scherp tegenover elkander.
De bisschoppen willen geen gehoorzaamheid aan die
bedoelde wetten beloven en de regeering wil die niet
intrekken. De grootste slag zal nog moeten worden
geleverd. Volgens een bericht uit Berlijn heeft de
regeering bij de kamer van afgevaardigden een wets
ontwerp aangeboden waarbij de artikelen 15, 16 en
18 der grondwet betreffende de bevoegdheden,
rechten en verplichtingen der kerkgenootschappen niet
van toepassing zouden worden verklaard op de katho
lieke kerk, zoodat deze uitgesloten zou worden van de
voorrechten aan ieder ander kerkgenootschap in de
constitutie gewaarborgd. Tevens zou nog in bewerking
zijn een wetsontwerp tot algeheele opheffing van alle
kerkelijke orden en congregatiën, 't Is duidelijk dat
op die wijze de katholieke kerk in Pruisen zou worden
vernederd tot eene positie, zooals geen kerkgenootschap
in eenig constitutioneel rijk in Europa inneemt. Haar
verzet tegen de wetten van den staat zal haar duur
te staan komen.
Zaterdag was in de Beiersche kamer van afgevaar
digden de interpellatie van den heer Sclileich aan de
ordewaarin hij de intrekking van de artt. 58 en 59
betreffende het koninklijk recht van placet vroeg. De
minister van eeredienst, de heer Lutz, heeft zich zoo
goed en zoo kwaad mogelijk van de zaak afgemaakt
door te verklaren, dat die artikelen uitsluitend van
toepassing waren op bisschoppelijke decreeten in ordon
nantiën', maar niet op die van den paus, doch dat hij
in die artikelen voldoende waarborgen vond om hen