:n E. r se. M1DDELBURGSCHE Zaterdag 1875. COURANT. 10 April STUREN. Middelburg 9 April, van den dag lijks coulant clëa zoo na te Amster- eren voor alles derbemalingen dviesen in alle belasten zich lannenmaken de vereischte uigen, alsmede tan verbonden e de oprichting. orstelwerk, rtiment Kin- NT AIN, Markt. Gravenstraat. inningen MOEDER, en haren laste, woning, voe- gste, in persoon C. OCKERS, benoodigd bij odigd. Adres TTERDAM. >tterdam smor. 10,30 u. 10,30 imid. 12, 12- 12,- n 12, n 1» n 1 li n ii li imor. 10,30 10,30 10,30 4.20 4.30 jl2.30 3.41 2.38 5.— 5.50 7.28 8.3 8.18 8.30 6.20 6.45 8.16 8.50 9.8 10.8 10.29 10.86 10.45 12.15 7.25 1.35 8.32 1.55 8.51 2.25 9.20 *3.2 7.— 3.35 7.50 3.53 8.10 4.10 8.30 Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2e11 Paascli- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m., franco is f 3.50. DU1TSCHE INMENGING- Belangrijker dan eenig binnenlandsch nieuws is heden de tekst der nota, 3 Februari jl. door den Duitschen gezant te Brussel tot de Belgische regeering gerichtwaarin de waarborgen ter sprake werden ge bracht, die de wetgeving van België aanbiedt tegen beleediging of bedreiging van vreemde regeeringen of souvereinendoor middel van de pers of door han delingen van Belgische onderdanen. Wij laten eene vertaling van het stukzooals het in de Kölnische Zeitung is opgenomen, hier volgen. Men zal daaruit zien dat de nota in vele opzichten ver schilt van de gisteren door de telegraaf uit Parijs overgebrachte mededeelingen. „De ondergeteekendeschrijft de Duitsche gezant, graaf Perponcherheeft de eer den Bel gischen minister te herinneren aan de vertrouwe lijke besprekingenwelke zoo door hem als door zijne ambtsvoorgangers met den heer minister ge voerd zijn, over den invloed der handelingen van Belgische onderdanen op de inwendige aangelegen heden van naburige staten en over de rechterlijke beoordeeling dier handelingen. „Aanleiding daartoe werd gegeven door herder lijke brieven van Belgische bisschoppen en andere openbare stukken, zooals in den laatsten tijd het in „Be Bien Public" opgenomen adres, door het comité voor de „Oeuvres Pontificales" tot den bis schop van Paderborn gericht. In elk dezer stukken werden deelneming en aanmoediging tegenover de zich in opstand tegen de wetten en het staatsgezag bevindende Pruisische geestelijken uitgedrukt, in meer of minder opgewon den bewoordingen en gepaard met meer of minder beleediging der regeering van Z. M. den keizer. „Bij de gevoerd zijnde besprekingen bleek, in ieder bijzonder geval, dat de Belgische regeering door de wetten en de rechtspleging van haar land geen toereikende middelen bezit om dergelijke, tegen den inwendigen vrede van naburige staten gerichte uitingen te beletten of te bestraffen. „Nog een ander feit heeft, behalve de bedoelde gevallen, aanleiding gegeven tot het instellen van een onderzoek naar de Belgische wetgeving; een feit dat wel is waar van anderen aard, doch niet zonder geestverwantschap is met de boven bedoelde uitlatingennamelijkhet door den ketellapper Duchesne tot den aartsbisschop van Parijs ge richte en door dezen aan de rechterlijke autori teiten medegedeelde aanbod om prins Bismarck voor een bepaalde som te vermoorden. Dit geval werd in al zijne bijzonderheden en met alle bewijsstuk ken aan de publieke beoordeeling onderworpen. Ook bij deze gelegenheid luidde het rechtskundig advies in dien zin dat hetgeen door Duchesne ge daan of bedoeld was, volgens de Belgische wetten aan de regeering geen aanleiding gaf om zich de zaak aan te trekken. „De ondergeteekende heeft de opdracht ontvan gen de overwegingen te herhalen, welke hij reeds de eer had mondeling over deze zaak in het mid den te brengen. Het behoort tot de onbetwiste grondstellingen van het volkenrecht dat een staat niet mag toelaten dat zijne onderdanen de inwen dige rust van een anderen staat verstoren, en dat hij verplicht is door zijne wetten zich de bevoegd heid te verzekeren, om aan deze volkenrechtelijke verplichtingen te kunnen voldoen. „De machtigste staten hebben dan ook hunne wet geving in dien zin geregeld en bij voorkomende noodzakelijkheid aangevuld. „Op België rust in dubbekn zin de verplichting te zorgen dat het land geen werkplaats worde tot het smeden van aanslagen tegen de rust van nabu rige staten en de veiligheid hunner onderdanen. Die dubbele verplichting sp.-uit voort uit de voor rechten der Belgische onzijdigverklaring. Tot de stilzwijgende voorwaarden dier onzijdigverklaring behoort de volledige vervulling der bedoelde ver plichtingen. „Het is hier de plaats om in herinnering te brengen dat België zorg heeft gedragen om door middel der wetten van 20 December 1852 en 22 Maart 1356betreffende pers-overtredingen en moordaanslagen tegen het hoofd van een anderen staat de bestaande leemten in zijne strafwetge ving aan te vullen. Indien de toepassing van artikel 123 van het Belgische strafwetboek aan zwarigheden onderhevig is, (waaromtrent de onder geteekende zich geen oordeel zal veroorloven), dan mag hierbij op het voorbeeld van Zwitserland ge wezen worden, dat deze zwarigheden krachteloos heeft gemaakt door de bepaling, opgenomen in het Zwitsersche strafwetboek, dat ieder burger of inwo ner, die aan eene vreemde mogendheid aanleiding geeft tot eene vóór de republiek gevaarlijke ipmen- ging in de Zwitsersche aangelegenheden, gestraft wordV met eene tuchthuisstraf van minstens tien jaren. „De Belgische regeering zal niet ontkennen dat de bestaande wetten moeten aangevuld worden, indien deze bestaande wetten inderdaad geen middel opleveren om de inwendige rust en de veiligheid van personen in naburige bevriende staten te be veiligen voor benadeeling van de zijde van Belgi sche onderdanen. „De overtuiging dat de Belgische regeering met deze opvatting instemt wordt bij de regeering des Duitschen rijks niet weggenomen door de omstan digheid dat de afkeuring der in dit schrijven be doelde feitenwelke de Belgische minister van buitenlandsche zaken persooniijk te kennen heeft gegeven, tot dusverre niet in het openbaar en op officieele wijze is uitgesproken." Voor heden hebben wij aan dit stuk slechts weinige opmerkingen toe te voegen De enkele duisterheden en minder gelukkige zinswendingen blijven voor rekening van den Duitschen kanse larijstijl die wij zoo letterlijk mogelijk weergegeven hebben en die evenmin door helderheid schijnt nit te munten als de officieele taal van vele andere lan den. Met de gisteren per telegraaf gebrachte me dedeelingen verschilt de nota vooral in dit opzicht dat het moordplan van Duchesne daarbij meer op den voorgrond treedt dan de buitensporigheden der clericale pers of de opruiingen der Belgische bis schoppen. In zoo verre is de inmenging der Duitsche regeering in de Belgische wetgeving van minder algemeene strekking, maar tegelijkzoo wij ons niet vergissen, nog moeilijker te bevredigen. Inmiddels isnaar de Belgische bladen van heden melden, eene nieuwe rechterlijke instructie in de zaak-Duchesne bevolen. In hoeverre deze vol doende zal wezen om aan de opgewekte gevoe ligheid van het Duitsche rijk voldoening te ver schaffen mag als twijfelachtig beschouwd worden. Intusschen is het merkwaardig na te gaan hoe in de wereldgeschiedenis dezelfde verschijnselen zich bijna onveranderd herhalen. Napoleon III achtte zijn troon in gevaar gebracht door de vrije drukpers in België en het gevolg zijner ontevreden heid Y£as, gelijk de graaf de Perponcher in herin nering brachteene wijziging in de Belgische pers wetgeving. Het Duitsche rijkdoor een millioen bajonetten gesteund, kan op zijne beurt niet dulden dat op zijne grenzen zich stemmen doen hooren, welke het door zijne politie niet bereiken kan, en prins Bismarck, die openlijk erkend heeft de „meest gehate man van Europa" te zijnzendt den gezant van het Duitsche rijk om zijn veront waardiging te betuigen als een Belgisch ketellap per plannen smeedt om hem van het leven te be- rooven 1 Het antwoord der Belgische regeering op de nota is nog niet anders bekend dan door een overzicht, dat docfl- de Times daarvan gegeven wordt. De Belgische bladen dringen bij hun regeering sterk op volledige openbaarmaking aan, zonder welke het stuk dan ook niet met vrucht te bespreken is. De Engelsche hooldorganen zijn, blijkens de tele grammen van heden, eenstemmig in hunne afkeu ring der nota en geven niet onduidelijk te verstaan dat de hooge toonwaarop het Duitsche rijk spreekt, wel wat lager zou klinken indien men tot eene machtige mogendheid het woord richtte. De gevolgtrekking is waarschijnlijk volkomen juist, doch het baat weinig of men over het feit zijne verontwaardiging uitspreekt. Wij deden reeds opmerken dat kleine mogendheden ten allen tijde dezelfde gevaren van de zijde hunner machtige naburen géloopen hebben. Op het oogenblik, nu in Duitschland een openbare oorlog gevoerd wordt tusschen den staat en de kerk van Rome, staat iedere regeering die van clericale gezindheid ver dacht wordt, gelijk de Belgische, en iedere staat waar ultramontaansche invloeden zichtbaar werk zaam zijn en in kracht toenemen, gelijk België, aan het gevaar bloot van op een gegeven tijdstip het Duitsche rijk als vijand tegen zich te zien op treden. Ziedaar, afgescheiden van de quaestie der inmenging, de les, welke in het voorgeval lene voor iedere kleine mogendheid gelegen is. Wij wenschen de aandacht van het gemeentebestuur te vestigen op de dringende noodzakelijkheid dat de loskade alhier eindelijk van eene behoorlijke verlich ting des avonds voorzien worde. Op het oogenblik, nu wij ons gelukkig verheugen in het gezicht van verscheidene flinke koopvaardijschepen, bezig hunne lading te lossenandere in te nemen of zich gereed te maken voor nieuwe tochten, is de passage des avonds aldaar natuurlijk vrij druk, en wel van personen die met de plaatselijke gesteldheid niet juist bekend zijn. Komt men langs de scheepstimmerwerf der commercie- compagniedan bevindt men aichnadat men de laatste lantaren gepasseerd heeftplotseling op een uitgestrekt en vaag terreinin volkomene duisternisterwijl de enkele lichten aan de overzijde van het kanaal den vreemdeling nog meer in verwarring brengen. Ook met het oog op de veiligheid der schepen en de kansen op mogelijke ontvreemding is voorziening noodzakelijk. Op een ander punt der loskade had gisteren avond een ongeluk plaats dat gelukkigdoch bijna onbegrijpe lijk, goed is afgeloopen, waar bijna een meuschenleven gekost had. De werkman W. R.te Wemeldinge te huis behoorende, geraakte door de duisternis misleid, te omsteeks half elf uur, nabij de kanaalbrug in het water. Het gelukte hem echter door eigen krachtsin spanning zich te redden en op den wal te krabbelen, waar hij door de toegeschotene politie en andere voor bijgangers verkleumd van koude en half bewusteloos, gevonden en naar het gasthuis vervoerd werd. Naar ons werd medegedeeld was van beschonkenheid in dit geval hoegenaamd geen sprake.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 1