N° 72.
MIDDELBURGSCHE
Donderdag
1875.
COURANT.
25 laart.
Middelburg 24 Maart.
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2™ Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/xxi., franco is f 3.50.
De Arnhemsehe courant vestigt de aandacht op het
door de Kamer van koophandel te Middelburg in
hare vergadering van den 9™ dezer genomen besluit
tot wijziging der instructie van den secretaris dier kamer.
Bij koninklijk besluit van den 9™ November 1851
(Staatsblad n°. 142) zijn algemeene bepalingen vastge
steld betreffende de kamers van koophandel, en art. 14
daarvan luidt als volgt: „Elke kamer kiest zich, uit
of buiten haar midden, een secretaris. Uit haar
midden gekozenhoudt hij op lid te zijn. De secre
taris wordt benoemd voor drie jarenmaar is telkens
weder benoembaar. Bij de beraadslagingen
van de kamer heeft de secretaris eene raad
gevende stem."
In het verslag van de zitting der Middelburgsche
kamer, opgenomen in ons nommer van den 10e" dezer,
werd onder de voorgenomen wijzigingen in de instructie
van den secretaris vermeld: „De secretaris zal voor
taan in de vergaderingen der kamer alleen dan advies
uitbrengen als het hem gevraagd wordt." Ware dus
deze bepaling in dien vorm in de instructie gebracht,
en door den gemeenteraad in zijne vergadering van
den 19™ maart jl. goedgekeurd, dan zouden beide
lichamen, kamer van koophandel en gemeenteraad,
zich aan schending van een organiek koninklijk besluit
hedben schuldig gemaakt.
Gelukkig is het echter niet zoo gegaan. Ons verslag
der vergftiering van d«n 9™ Maart was riet or.juist, en
de bedoeling der kamer was ongetwijfeld dat haar
toekomstige penvoerder (te benoemen wegens het over
lijden van den vroegeren titularis) zich van ongevraagde
adviezen zou hebben te onthouden. De kamer keeft
zich echter voorgesteld dat doel te zullen bereiken
door uit artikel 7 van haar reglement van orde deze
zinsnede weg te nemen: „Alvorens tot de stemming
over te gaan, adviseert de secretaris, des begeerende
of daartoe verzocht." Tot die wegneming werd
derhalve besloten en de gemeenteraad heeft daaraan
vervolgens het zegel zijner goedkeuring gehecht.
Volgens het organiek besluit had echter de secre
taris geen bepaling van hst reglement van orde noodig
om „desbegeerende of daartoe verzocht" zijne raadge
vende stem uit te brengen. Men heeft dus door het
wegnemen daarvan eenvoudig het reglement van eene
overtolligheid beroofd. De bevoegdheid van den secre
taris om de kamer raadgevend ter zijde te staanblijft,
op grond van het organiek besluit van 1851, onverkort.
Het Utrechtsch dagblad bevat een overzicht van een
geschrift, door m'. J. P. J. A. graaf van Zuylen uit
gegeven of nog uit te geven, als een vervolg en eene
nadere toelichting der denkbeeldenvroeger ontwikkeld
in een tweetal brieven aan genoemd bladmet welke
ook wij ons hebben bezig gehouden.
Hoofdthema van het betoog des heeren van Zuylen
blijft ook nu wederHet is noodig dat Nederland eene
beslist anti-ultramontaansche staatkunde volge. Daartoe
wenscht hij eene nauwe vereeniging der tegenwoordige
liberale en conservatieve partijen, tnsschen welke, vol
gens hem, alle verschil nagenoeg is opgeheven, teneinde
zich tegen den gemeenschappelijken vijand, het ultra-
montanisme, te keeren.
De gevaren die ons land thans van de zijde van Rome
dreigen zijn, volgens den schrijver, vrij wat grooter
dan in 1853 toen Nederland mede „krachtig zijn pro-
testantsch karakter heeft gehandhaafd." De vraag die
m geheel Europa besproken wordt, moet naar zijne
meening ook bij de stembus beslissenmen moet open
lijk met het ultramontanisme breken. „Zoo doende zou
de klove tusschen de couservatieven en de liberalen
grootendeels gedempt zijn en de mogelijkheid ontstaan
om in de 2' kamer der staten-generaal eene partij in
het leven te roepen, krachtig genoeg om als regee-
ringspartij te kunnen optreden, waardoor in een voor
naam vereischte van een parlementairen staat zou voor
zien worden." i
Wij willen niet andermaal vragen welke 'redenen
graaf van Zuylen bewogen .linnen hebben om juist
onder het tegenwoordig ministerie zijn strijdkreet tegen
het ultramontanisme te doen hooren. Die leuze is in
te veel opzichten ook de onze om er ons niet onder
te kunnen scharen. Protest moeten wij echter aantee-
kenen tegen de oproeping tot aansluiting aan de zoo
genaamde conservatieve partij, door graaf van Zuylen
tot de liberalen gericht. De liberale partij heeft ver
sterking noodig, krachtiger voortschrijden op de baan
barer beginselen, en daaraan kan de steun van hen, die
men in Nederland gewoon is conservatieven te noemen,
haar niet helpen. Het is reeds jaren geleden dat een
spreker in de 2e kamer de Conservatieve partij als een
„inert blok" kenschetste. Dat is nog steeds haar ware
omschrijving. Andere beginselen dantegenhouden wat
de liberalen willenbezit zij niet. Graaf van Zuylen
toont zelf aan hoe onmerkbaar het verschil is tusschen
de beginselen der liberalen en die welke de conserva
tieven verkondigen. Ook het woord van den heer
Groen van Prinsterer biijft eene waarheid „Conserva
tieven en liberalen doen in Nederland hetzelfde werk,
alleen doen de eerste het wat minder goed, wat minder
consequent dan de laatste."
Dezelfde flauwheid en beginselloosheid klinkt ook nu
weder uit het „formulier van eenigheid", waarmede
de oud-minister tot ons komt. Is het verbond, dat
hij wenscht, eenmaal tot stand gekomen, dan zullen
wij, volgens hem, krijgen wat men in Engeland noemt
een working majoritywaarmede men zaken kan afdoen.
Maar hij voegt er dadelijfefjïbij: „Zij die het wel
zijn van den staat van ingrijpende veranderingen ver
wachten, zullen zich teleurgesteld zien. Zij die, door
de ervaring geleerdvan min of meer gewaagde proef
nemingen afkeerig zijn, zouden hun meer bescheiden
verwachtingen vervuld kunnen zien."
Meent men wellicht de hervormingen in ons krijgs
wezen, onze belastingen, ons onderwijs, om welke
Nederland schreitte kunnen verkrijgen zonder „ingrij
pende veranderingen"? Die hervormingen zijn echter
geschreven op de banier welke de liberale partij om
hoog moet blijven houden. Wil de graaf van Zuylen
„tegen Rome" optrekkenhij vindt ons in dezelfde
richting. Wil hij echter gemeenschappelijk met ons
strijden, dan zal hij naar ons toe moeten komen.
De liberale partij kanzonder van haar beginselen af
stand te doen en zich ten ondergang voor te bereiden,
zich bij het conservatisme niet aansluiten.
De gisteren door ons reeds met een enkel woord
vermelde ministerieele beschikking betreffende de ver
eeniging van de ijkkantoren Zierikzee en Middelburg
luidt, blijkens de Staats-courant van heden, als volgt:
Met wijziging der instructie voor de ijkers en adjunct
ijkers der maten en gewichten en weegwerktuigen,
vastgesteld bij ministerieele beschikking van 15 Ja
nuari 1873, n° 174, 12e afdeeling, is bepaald:
1° de ijkkring Zierikzee wordt, met ingang van
15 April 1875vereenigd met den ijkkring Middelburg,
en de standplaats van het ijkkantoor der vereenigde
kringen gevestigd te Middelburg;
2° in art. 1 der bovengenoemde instructie vervallen:
het woord „Zierikzee", in de kolom „standplaats der
ijkkantoren" en het cijfer 13 in de kolom „merk van
het ijkkantoor."
Aan de Arnhemsehe courant wordt gemeld dat de
tweede kamer op den tweeden Woensdag na Paschen
weder bijeen zal komendat zij dadelijk het wetsont
werp tot wijziging der kiestabel in behandeling zal
nemen en dat ook de wet tot regeling van het hooger
onderwijs nog in beraadslaging komen zal.
Door het bestuur der vereeniging tot beoefening der
krijgswetenschap is bij adres aan de tweede kamer
verzochtdat bij de aanstaande regeling van het hoo
ger onderwijs aan ten minste éen onzer hoogescholen
als leervak moge worden opgenomen de „leer van het
krijgswezen."
Multapatior, de bekende schrijver in het Handelsblad,
van wien onlangs een populair-weter3chappelijk opstel
tot bestrijding der meening, dat sterke drank voor
het menschelijk lichaam nuttig of weldadig zou kunnen
zijndoor ons werd overgenomenroept thans het
publiek op om zich te verklaren ten gunste van een
plan om in de verschillende steden van ons land volks
bijeenkomsten te beleggenter bespreking van de mid
delen om openbare dronkenschap en misbruik van
sterken drank te bestrijden. Hij heeft reeds van ver
schillende zijdeno. a. van eenige flinke handwerks
lieden, verklaringen van instemming ontvangen. Hij
verzoekt de verdere inzending van brieven of naamkaart
jes waardoor men zich aanvankelijk tot niets verbindt
te richten aan het bureau van het Handelsblad en
hoopt weldra, bij circulaire of op andere wijze, op
zijn plan terug te komen.
Vanwege de orde van advocaten en procureurs te Gro
ningen wordt een adres tot de tweede kamer gericht,
waarin dewensehelijkheid betoogd wordt om het gerechts
hof te Groningen niet op te heffen daar de ligging dier
stadvooral met betrekking tot Drenthezoomede het
groot aantal zaken welke jaarlijks aldaar behandeld
wordenhet behoud van bedoeld hofvolgens meening
der adressanten veel noodzakelijker maken dan dat van
het hof te Leeuwarden.
De hoogleeraar Vissering heeft gisteren den 25e"
verjaardag van zijn professoraat aan de hoogeschool te
Leiden gevierd. Een talrijke schare zijner oud-leerlin
gen was van heinde en ver herwaarts gestroomd om
den geliefden leermeester de hulde hunner dankbaar
heid te brengen. Namens hen werd het woord gevoerd
door mr. Mackaylid van de tweede kamer der staten-
generaal, die in eene belangrijke rede uiteenzette de
diensten, die Vissering, niet alleen op het gebied der
wetenschap maar ook op dat der practijk, de hooge
school en den lande bewezen en hoe hij door woorden
daad er toe bijgedragen heeft om de vrijheiddie hij
bij de aanvaarding van zijn ambt voorgespiegeld en
gepredikt hadop het terrein der staat- en staathuis
houdkunde te verwezenlijken.
Namens het studentencorps werd het woord gevoerd
door zijn voorzitter, den heer Kappeyne van de Cop-
pello, die in sierlijke en krachtige taal de gevoelens
vertolkte, die de tegenwoordige leerlingen bezielden
tegen den hoogleeraardie niet minder hun vriend dan
hun leidsman was.
Voor de hoogeschool en de rechtsgeleerde faculteit
sprak de rector Buys in bewoordingen, die getuigden
van de innigste vriendschap en deelneming en een
antwoord uitlokten, den spreker en den toegesprokene
volkomen waardig.
Onder de geschenken den heer Vissering bij deze
gelegenheid aangeboden, wordt ook vermeld eene coupe
van antiek rood marmergemonteerd met bronzen or
namenten stijl Louis XIVbenevens een albumbe
vattende de namen en portretten der gevers, zijnde
ruim 200 oud-leerlingen van den hoogleeraar.
Op de achtste algemeene vergadering van het aard
rijkskundig genootschapte houden op Zaterdag
10 April 1875's voormiddags te 11 urenin de groote
restauratiezaal van Natura Artis Magistra te Amster
dam, zullen o. a. de volgende punten behandeld worden
De Djati-bosschen in Nederlandsch-Indië, door den
heer J. W. H. Cordes; de Nederlanders en de Noord-
pool-expeditiëndoor den heer N. W. Posthumus; de
beteekenis der jongste ontdekkingsreizen voor den
handel, door dr. C. M. Kan.
Benoemingen en beslallen.
eebeteekenen. Toegekend de bronzen medaille en
een loffelijk getnigschrift aan den matroos le klasse