missie had ingetrokken. Hij verklaarde dat het hem om de zaak te doen is en dat zijn amendement niet tegen de regeering was gericht, gelijk hi] dan ook in de verklaring van den minister van binnenlandsche zaken de kabinets-quaestie niet gesteld achtte. Dit laatste werd door den heer van de Putte beaamd, die evenwel er op wees dat de minister met meer dan gewonen klem op het gewicht van het oogenblik en op de mogelijkheid van een crisis had gezinspeeld. Verder betwistte hij het praktisch nut van het amen dement, dat geen ander gevolg kon hebben dan de kamer binnen kort voor dezelfde zaak te plaatsen. In denzelfden geest liet ook de heer Begram zich uit, die meende dat de heer van Zuylen zich doorzijn vriendschappelijke gezindheid jegens het kabinet te ver liet drijven en daardoor 'onbewust in strijd met het landsbelang handelde. De heer Rutgers hechtte wel politiek gewicht aan de verklaring van den minister en daarom zou hij te gen het amendement stemmenmaar dan ook tegen de begrooting. De heer van Houten wilde aanneming van het amen dement, doch vooraf moest de regeering hare bedrei ging intrekken. Geschiedde dit nietdan zou hij voor de gevolgen der aanneming terugdeinzenindien deze althans een generale crisis zouden wezen. De heer van Zuijlen hield vol, dat zijn amendement geen vijandige strekking haden de minister van bin nenlandsche zaken handhaafde zijn vroegere verklaring, waarna het amendement werd verworpen met 58 tegen 10 stemmen, die van de heeren Stieltjes, Idzerda, Gra- tama, Bergsraa, v. Houten, Hingst, Smidt, Wybenga en van Zuijlen. Er volgde nu nog een levendig debat over het tweede amendement der commissie van rapporteurs om de gel den voor de sperforten bij Zwolle en Zutfen te doen vervallen. Opnieuw werd daarbij de politieke quaes- tie zijdelings aangeraakt. De heer van de Putte mengde zich wederom in het debat en drong met den heer van Wassenaer er sterk op aan om niet door verkeerde zuinigheid een goed verdedigingsstelsel in de waag schaal te stellen. Ten slotte werd het amendement verworpen met 37 tegen 33 stemmen. De overige amendementen werden nu ingetrokken en het wetsontwerp werd ten slotte aangenomen met 53 tegen 17 stemmen. Het wetsontwerp tot verhooging van hoofdstuk VIII met de in de vestingbegrooting begrepen sommen werd met 61 tegen 8 stemmen aangenomen. Daarna vingen de beraadslagingen aan over de sup- pletoire begrooting van binnenlandsche zaken voor 1875. Nadat de minister de algemeene opmerkingen in het verslag had beantwoord, spraken de heeren van Eek, StormBrediusWintgensGratamaBlomJonck- bloet, van den Berch van Heemstede en van Naainen voornamelijk over twee puntende voorgestelde ver plaatsing van de verzameling van oudheden uit het Mauritshuis te 'sGravenhage en de plannen voor het Leidsche academiegebouw. Over de laatste werd door de meeste sprekers een afkeurend oordeel uitge sproken en den minister ernstig in overweging gegeven om eene beslissing rijpelijk te overwegen. Wat het Mauritshuis betreft, men vond de overbrenging der schilderijen naar betere zalen goeddoch wenschte dat de verplaatsing van het kabinet van zeldzaamheden slechts tijdelijk mocht zijn, en over het algemeen ver langde men, dat de minister het gedeelte van het ont- .werp voorloopig zou terugnemen, om het nader opzet telijk te behandelen. Rottekade; 2° de Molendam met daarbij behoorenden grond in de gemeente Hillegersbergeindelijk tot af stand van voormalige vestinggronden aan de gemeente Nieuwerschans, Bij het wetsontwerp omtrent het handelstractaat had eene korte gedachtenwisseling plaats tusschen den heer van Eek en den minister van binnenlandsche zaken over het beginsel van arbitrage, waaromtrent deminis- ter opnieuw zijne sympathie betuigde, doch tevens, naar gelang der omstandighedenvrijheid van handelen voor ieder bijzonder geval verlangde. Na afloop van deze werkzaamheden is de kamer tot nadere bijeenroeping gescheiden. Avondzitting van Vrijdag 19 Maart. De beraadslagingen werden voortgezet over de aan- vullings-begrooting voor binnenlandsche zaken 1875. De minister verklaarde zich niet bereid om de posten «voor verplaatsing van het museum van zeldzaamheden uit het Mauritshuis tijdelijk terug te nemen en van andere zijden ontving hij dan ook betuigingen van warmen dank voor zijn ijver ook op dat gebied der kunst betoond, terwijl ten slotte tegen dezen betrekkelijken post slechts 5 stemmen werden uitgebracht. Omtrent het Leidsche akademiegebouw bleek uit de breedvoerige mededeelingen van den minister, dat de plannen nog eens rijpelijk zullen worden overwogen, maar dat de keus voornamelijk zou vallen op het pro ject voor het gebouw op de Ruïne, met .enkele wijzi gingen terwijl dan het gebouw op het Rapenburg, dat onmogelijk goed te restaureeren was, een andere, be stemming zal erlangen. De suppletoire begrooting werd ten slotte eenparig aangenomen. Verder werden nog aangenomen de wetsontwerpen tot goedkeuring van het met Portugal gesloten handels tractaat; tot wijziging (in verband hiermede) van de wet van 1870 houdende bepalingen omtrent den wijn accijns; tot schenking aan de gemeente Hillegersberg van de onverdeelde helft in: 1° de bij het erf der open baie school te Terbrugge gelegen berm van de linker In de meeste afdeelingen heeft men bezwaar gemaakt tegen den door den minister van koloniën voorgestel den vorm van beschikbaarstelling der voor schuld amortisatie bestemde som, op de Indische begrooting. De minister beroept zich op eene administratieve prak tijk, maar men ontkende dat deze bestond. Alsnog wenschte men van den minister van koloniën te verne men, op welke gronden hij thans afwijkt van een ge dragslijn, vroeger herhaaldelijk door hem verdedigd. Men deed uitkomen datwanneer de zucht tot conci liate het eenige motief van den minister is, die zucht ook te ver kan gaan en ontaarden in het prijs geven van beginselen. Vooralsnog bleven dan ook velen overtuigd, dat de argumenten tegen de bij het tegenwoordig wetsontwerp voorgestelde wijze van handelen, bij de Indische be grooting breedvoerig ontwikkeld afdoende zijn en men achtte het eene bedenkelijke zaakdat de minister van koloniën, die den loopenden dienst beheert, tevens de saldo's zou belieeren, zoodat bijv. de vraag of er geld voor amortisatie beschikbaar is, niet tot den minister van financiën, maar tot den minister van koloniën zouden moeten gericht worden. Men kon het in ëen woord niet goedkeuren, dat aan den minister van kolo niën een zekere suprematie over de Nederlandsche schatkist werd toegekend. Er waren echter ook leden, die zich verklaarden voor den vorm, bij dat wetsontwerp aangenomen, en op hun beurt verwezen naar de gronden, daarvoor bij de Indische begrooting bijgebracht. Deze leden prezen het in den ministerdat hij nu de zaak z. i. door het votum der kamer vau 16 December 1872 was uitge maakt, van toenadering blijk gaf en niet opnieuw een verandering bracht in de comptabiliteit en het financieel beheer. Naar aanleiding der medodeeling van de regeering dat er nog ruim 20 millioen uit de Indische baten over ig Ifeven tot voltooiingvan de werken waarvoor tot dusver gelden zijn aangewezen, werd in de meeste afdeelingen gevraagd welke bestemming hij aan die gelden denkt te geven. Het denkbeeld werd door enkele leden geopperddat de staat van zijn bevoegd heid gebruik make om het geld te verschaffen voor de aflossing a pari van de obligatiën der Indische spoorwegmaatschappijwelke het eigendom van den staat zouden worden. Het zou ook in aanmerking kuunen komen deze obligatiën tot tijdelijke belegging- van kasgeld aan te wenden. De vraag of het wenschelijk is de voltooiing van het vestingstelsel uit de Indische baten te betalen werd, bij het onderzoek van het daartoe betrekkelijk wets ontwerp, wederom in verschillenden zin beantwoord. «Sommigen gaven de voorkeur aan een leening ten be hoeve van den vestingbouw; anderen meenden, dat er geen bezwaar is de kosten der defensie uit Indisch geld te voldoendaar Indië geacht moet worden even veel belang bij onze onafhankelijkheid te hebben als Nederland zelf. Ook tegen de dekking nu reedsvan tekorten van j de nadeelige saldo's der dienstjaren 1871 en 1872, rezen opnieuw dezelfde bezwarenvroeger te dezer zake ontwikkeld. Bij de opsomming der uitgaven, waarvoor gedurende 1875 nog middelen zullen moeten worden aangewezen, noemt de regeering behalve belangrijke uitgaven voor het Noordzeekanaal, ook uitgaven voor andere buiten gewone werken en waaronder zij hoopt dat spoorwegen mogen begrepen zijn. Deze min of meer onbestemde zinsnede trok de algemeene aandacht. Heeft de regee ring hier Indische spoorwegen op het oogof Neder landsche En indien Nederlandscheis de uiting dezer hoop te beschouwen als een toenadering door de regee ring tot het voorstel der heeren Eappeyne c. of zal de regeering een zelfstandig voorstel indienen Gaarne zou men dienaangaande eenige nadere inlichting ont vangen. Bij het daartoe strekkende, dezer dagen ingediende wetsontwerp, wordt in het belang van de gezondheid, zedelijkheid en welvaart der arbeidende klasse, vrij stelling van grondbelasting voor hoogstens het dubbele van den bij de wet van 1870 gestelden termijn verleend voor gebouwen diete zamen of afzonderlijkminstens voor 25 huisgezinnen woning opleveren en tegelijker tijd zijn gesticht mits die gebouwen uit den aard hunner inrichting voor de arbeidersklasse tot huisves ting bestemd zijn. Gedeputeerde staten moeten bij hun advies het door hen ingewonnen bericht overleggen van den provincialen inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht omtrent de doelmatigheid der woningen uit een sanitair oogpunt. Gemeenteraad van Middelburg. De voornaamste der gisteren behandelde artikelen van de „verordening van algemeene plaatselijke politie voor de gemeente Middelburgvoor zoover zij afwijken van de bepalingen der vorige, komen in het kort op het volgende neder. Bij nieuw artikel is verboden, te paard of meteenig rij- of voertuig anders dan stapvoets te rijden over die bruggen der gemeente, waarbij dit met een kennelijk teeken (een zwart bord waarop met witte letters het woord „stapvoets" geschilderd is) is aangeduid, Het vervoer van vrachten boven de 2500 kilo blijft verbodentenzij van burgemeester en wethouders omtrent den te volgen weg en de te nemen voorzorgen aanwij zingen verkregen zijn. Het verbod om zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders in de vesten der gemeente eenig vaartuig, bak of vlot te leggen of te gebruiken, is vervallen. Evenzeer is opgeheven het verbod om na 10 uren des avonds tot zons-opgang eenig huisraad te vervoeren. Wanneer eenige uitgestalde of uitgehangen voorwerpen door den burgemeester zullen geoordeeld worden voor de openbare veiligheid gevaarlijk of in strijd met de openbare orde te zijn, zullen zij, na schriftelijke waar schuwing moeten weggenomen worden. Tengevolge van het vervallen van art. 50 is het uit steken van vlaggen ten allen tijde geoorloofd, tenzij dit strijdig met de openbare orde of gevaarlijk voor de veiligheid mocht zijn. Het is verboden in het openbaar met dobbelsteenen, met muntspeciën of om geld te spelen. Alle spelen in het openbaar die door de politie verboden worden, moeten dadelijk worden gestaakt. Evenzeer is het verboden straatschenderij te plegen, waaronder wordt verstaan: a het werpen met sneeuw, steenen, vuilnis of water; b het scheltrekken of zooge naamd beldeur spelenc het noodeloos kloppen op deu ren, luiken of venstersd het uittarten en schreeuwende of zingende achtervolgen van personen; e het schrijven of teekenen op muren, schuttingen, deuren, vensters of stoepenhet noodeloos dichtwerpen van openstaande kelderdeureny het achter rij- of voertuigen hangen of klimmen zonder verlof van den rechthebbendeen A het kwellen of mishandelen van dieren. Na 1 uur des namiddags mag op de stoepen, de straat of den openbaren weg geen haardasch, vuilnis of afval worden geplaatst of blijven staan. Ledige emmers, bakken of andere voorwerpen waarin die haardaschvuilnis of afval geborgen is geweest, mogen niet op de stoepen, straten of den openbaren weg ver blijven. De voorzieningen tegen vorst zijn hieronder niet begrepen. Mestvaalten mogen niet worden aangelegd dan op ommuurde erven en op 4 M. afstand van den open baren weg. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid om ten allen tijde mestvaalten, waar die zich ook bevindente laten opruimenwanneer hun zulks in het belang der openbare gezondheid wenschelijk voor komt. Het is verboden in de openbare wateren der gemeente beesten te verdrinken. Als nieuw artikel is opgenomen het verbod om de gevels of glazen te wasschenof de stoepen, kelder deuren en hekken te schuren tusschen 12 uren 's mid dags en 8 uren 's avonds. Deze bepaling heeft haar grond in de tegenstrijdig heid, die er bestaat tusschen het geoorloofd zijn om huizen en stoepen te schuren en het verbod om water op de straat te laten loopen. Hieruit zijn vele moeie- lijklieden ontstaan, daar de ambtenaar met het toezicht belast, bij de minst mogelijke hoeveelheid water, die van de stoep op de straat loopt óf procesverbaal moet opmaken, óf zelf dient te beoordeelen of de hoeveel heid water, die op de straat geloopen is, eene vervol ging wettigt, hetgeen niet wenschelijk schijnt en tot willekeur aanleiding geeft. Daarbij schijnt het onmo gelijk te zijn, om door het plegen der geoorloofde daad van de stoep te schuren niet tevens het verbod te overtreden bij een vorig artikel genoemd. Eene bepaling van een termijn schijnt aan deze moeielijkheid een einde te kunnen makendaar het ongestoord verkeer voor het grootste gedeelte van den dag hier door gewaarborgd wordt. In de eerstvolgende zitting wordt eèn aanvang ge maakt met de behandeling van het vierde hoofdstuk der concept-verordening. GEDRUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS TE MIDDELBURG.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 6