F 66.
MIDDELBURGSCHE
Donderdag
1875.
COURANT.
18 Maart.
Middelburg 17 Maart.
Dit blad verschijnt dagelijks met nitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een d§r Kerstdagen.
De prijs per 3/m., franco is f 3.50.
Gaarne voegen wij onze stem bij die van het bestuur
van het Middelburgsche departement der maatschappij
„tot Nut van 't Algemeen" teneinde de ingezetenen
onzer gemeente op te wekken tot voldoende deelneming
aan de opnieuw opengestelde inschrijving tot oprichting
cener Bad- en Zwem inrichting alhier. De eerste
poging door het bestuur aangewendbleef zonder vol
doend gevolg. Van de ƒ.6000, benoodigd aan rente-
looze voorschotten en giftenwerd slechts voor iets
meer dan de helft, voor f 340Q, ingeschreven. Het
bedrag der toegezegde jaarlijksche contributiën bedroeg
slechts f 208, terwijl op minstens 700 moet gere
kend worden.
Het bestuureerst voornemens de zaak op te geven,
beproeft thans, gezamenlijk met de commissie voor de
bad- en zweminrichting, overeenkomstig het in de ver
gadering van 23 Februari aangenomen voorstel van
den heer J. A. Tak, eene tweede poging, op dezelfde
grondslagen als de vorigedoch doet daarbij een beroep
op alle ondersteuners dezer goede en nuttige zaak, ook
op hen die door bijdragen beneden de honderd gulden
(het vroeger gestelde minimum) de onderneming wen-
schen te bevorderen.
Zijn de benoodigde f 6000 aan kapitaal en 700 aan
abonnementen ook ditmaal niet bijeen te brengenonze
gemeente zal, voor wie weet hoe lang, van eene bad
en zwem-inrichting verstoken blijven.
Tot aanprijzing dezer zoo noodigc en wenschelijke
zaak veel te zeggen, mag wel onnoodig heeten. Lan
gen tijd viel hier ter plaatse aan het oprichten eener
behoorlijke'badplaats in 't geheel niet te denken, door
gemis aan gelegenheid tot de noodige waterverversching.
Op het oogenblik behelpen zijdie in den zomer zich
door een bad wenachen op te frisschen, zich door met
levensgevaar en onder groote inconvenientenmet boot
jes in het kanaal te gaan zwemmen. Thans kan met
eenige opoffering en goeden wil in het bezwaar der
waterverversching voldoende voorzien worden. De be
hoefte valt niet tegen te spreken. Vooral voor het
opkomend geslacht is eene behoorlijke gelegenheid om
te zwemmen, die noodzakelijke aanvulling van het ge
lukkig meer en meer genoten wordend onderwijs in
de gymnastiek, een bepaald vereischte. En wie ook
onder de volwassenen verlangt niet in de snikheete,
stoffige zomerdagen (we kunnen ze ons nu bezwaarlijk
voorstellen!), als geest en lichaam door drogen kan
toor- of afmattenden hersen-arbeid hun veerkracht voelen
verminderen, die door een ferm bad en een flinke
oefening der spieren, gelijk het zwemmen, weder op
te wekken?
Daarom vertrouwen wij dat men in deze gure dagen
eens zal denken aan de behoeften die zich in den
zomer zullen doen voelen, en door algemeene onder
steuning de lofwaardige pogingen van bestuur en com
missie zal doen slagen. Voor eene gift van honderd
gulden heeft men zijn leven lang vrijen toegang tot de
bad-inrichting. Voor 8, 10 en 12 gulden 'sjaars ver
krijgt men een abonnement voor éen, twee of drie per
sonen van hetzelfde gezin, waartoe men, wil men de
onderneming tot stand helpen brengen, zich voor drie
jaren moet verbinden. Door het geven van een rente
loos voorschot doet men de contributie nog dalen.
Wij kunnen niet gelooven dat in onze stad geen toe
reikend aantal personen zullen gevonden wordendie
deze offers voor het verkrijgen van een gezond en
heilzaam genot willen en kunnen brengen.
De zitting van den gemeenteraad alhier op Vrijdag
19 dezer zal een aanvang nemen des namiddags te
éen uur.
Het Provinciaal blad van Zeeland n° 24 bevat
eene circulaire van gedeputeerde staten dezer provin
cie aan burgemeester en wethoudershoudende verzoek,
naar aanleiding eener ministerieele aanschrijving, om
de aanvragen tot het erlangen van rijksbijdragen in de
verplegingskosten van behoeftige krankzinnigen, waar
voor adressen tot dusver aan den koning of aan het depar
tement van binnenlandsche zaken werden ingezonden,
voor het vervolg aan gedeputeerde staten te richten.
In het Provinciaal blad n° 25 is opgenomen het
volgende besluit van gedeputeerde staten, betreffende
de uitvoering van het reglement van den veeartsenij-
kundigen dienst en politie in Zeelandop grond dat
het mond- en klauwzeer bij het rundvee in deze pro
vincie als geweken kan worden beschouwd:
„De beschikking genomen bij het besluit van den
18,'n December 1872 (Provinciaal blad n" 127)te ver
nieuwen en alzoo te bepalen hetgeen volgt
Ontheffing wordt verleend:
1° van de verplichting tot het door een provincialen
veearts doen onderzoeken van rundvee: a dat te huis
behoort in de provincie en daarbinnen wordt vervoerd
b dat over de grenzen heên en weder wordt vervoerd
ter beweiding of ter bearbeiding van in de onmiddel
lijke nabijheid der grenzen gelegen gronden, met dien
verstande nogtans, dat het blijkt gezond te zijn, vol
gens verklaring van een der provinciale veeartsendie
daaromtrent telken drie maanden een onderzoek zal
instellen, naar aanleiding van het slot van genoemd
art. 22; c dat te huis behoort in de provincie en van
daar wordt vervoerd naar het buitenland;
2° van de verplichting tot afzondering van rundvee,
dat wordt aangevoerd voor de slachtbank, mits het
onmiddellijk naar het slachthuis gevoerd en geslacht
wordt.
Deze ontheffing geldt niet:, a voor vee, ingevoerd
van buitenslands, zoolang die injy v is verboden door
de regeering en de vergunning van haar of hare
ambtenaren is afhankelijk gesteld; b voor vee, in te
laden in een schip voor buitenslands bestemdbedoeld
in het koninklijk besluit van den 28en Mei 1871 (Staats
blad n° 42), zoolang dit besluit niet is ingetrokken.
Blijkens het Provinciaal blad n° 26 is de aanvang
van het beschrijvingswerk voor de belasting op het
personeel en voor het patentrecht dienstjaar 1875/76
door den commissaris des konings in Zeeland bepaald
op Donderdag 6 Mei a.
De gemeenteraad van Bruinissa heeft mede een
adres gezonden aan de tweede kamer der staten-gene
raal, tot ondersteuning van het voorstel Kappeijne c.s.
In dat adres wordt o. a. gewezen op het aantal reizigers
uit Schouwen en Duiveland, dat thans ruim 13,000
bedraagt en voorts op het groote belang voor den
handel der gemeente Bruinissedat reeds in 1868 door
het college der zeevisseherijen in Nederlaud genoemd
werd „het middelpunt van den Zeeuwsehen vischhan-
del." Ten bewijze dat die handel van beduidenden
omvang is, deelt de raad mede dat gemiddeld in de
laatste vijfjaren zijn uitgevoerd per jaar p. m. 4,000,000
stuks oesters200,000 hectoliters mosselen220,000
kilo garnalenbenevens eene aanmerkelijke hoeveelheid
alikruiken en herder.
Te Utrecht overleed gisteren na een langdurende
ziekte de heer J. M. Massée, sedert 1863 chef der
atdeeling-controle bij de Maatschappij tot exploitatie
van staatsspoorwegen. De maatschappij verliest in hem
een harer bekwaamste ambtenaren.
De heeren J. C. de Leeuw en W. F. A. Beije-
rinok, te Amsterdam, hebben zich met medewerking
van den ingenieur A. L. van Gendt vereenigd tot een
„Ingenieurs-bureau voor stoombemaling", met het doel
om desverlangend al datgene te doen wat met de uit
voering van werken tot stoombemaling in eenige
betrekking staat.
Omtrent het jongste ongeval op den centraalspoorweg
met den trein, die Zaterdag ten 12 u 25 m. aan het
station Blburgmoest aankomen, wordt nader het vol
gende gemeld„of het plichtverzuim van de betrokken
personen was, of onbekendheid van den pas aangestel-
den wisselwachter met zijne functiën, weten wij niet,
wel echter dat de wissel, welke den trein vóór 't sta
tion moest voeren, verkeerd lag, en'dat ten gevolge
daarvan de trein derailleerde en de locomotief met 6
wagens in het zand terecht kwam. De reizigers
voelden een geduchten schokmaar kwamen overigens
met den schrik vrijalleen moesten zij zich eenige
uren gedwongen rust gunnen."
Met zekerheid wordt medegedeelddat de opening
der spoorlijn Dortmund—Enschede den l"n Juli a.
zal plaats hebben; de Maatschappij van staatsspoor
wegen zal de exploitatie overnemen van af Gronau.
Bij koninklijk besluit van den llen dezer is het
maximum der bezoldiging van de ambtenaren en be
dienden op de griffie in elke provincie vastgesteld
als volgt: commies 2200; adjunct-commies Xe klasse
f 1700; adjunct-commies 2e klasse 1200; eerste klerk
f 800; tweede klerk f 600; buitengewoon beambte
350bode, concierge 800vaste knecht f 450bui
tengewoon bediende f 250.
Onze Haagsehe correspondent schrijft ons
het volgende:
„Naar belofte vervolg ik mijn overzicht van de pro
memorie van het vorige ministerie over de tenuitvoer
legging van in den vreemde gewezen vonnissen. Na
het vermelde, wordt in dat stuk op den voorgrond
gesteld dat natuurlijk deze vonnissen niet onvoorwaar
delijk en volkomen gelijk gesteld kunnen worden met
die van de inlandsche rechtbanken. Welke voorwaar
den moeten dan daarbij worden gemaakt Tweeërlei,
volgens het stuk, Celles qui .tont pure ment d'otdre moral,
et celles qui sont d'ordre légalpar conséquent susceptibles
d'etre consacrées par des dispositions formellestelles que
Cadoption de regies concernanl la competence ratione personae,
et par rapport au conflit des lois." Die competentie moet
noodwendig, wil men in de praktijk niet op onover
komelijke bezwaren afstuitenin de landenwelke de
wederkeerigheid ten aanzien dezer materie hebben aan
genomen, op dezelfde wijze geregeld zijn; immers de
tenuitvoerlegging van een vonnis in een vreemd land
zalbij eene regeling van de competentie ratione
personae naar de wetgeving van het land waar die ten
uitvoerlegging moet geschieden alleen plaats kunnen
vinden in die gevallenwaarin dezelfde rechter in beide
landen competent is. Eene regeering kan geen buiten
landsch vonnis als van kracht beschouwen, wanneer
het gewezen is door een rechter, welken zij niet in
haar eigen land als competent beschouwten juist om
diezelfde reden is het onmogelijk de quaestie der com
petentie te laten afhangen van de wetgeving des lands,
waarin het vonnis gewezen is. Nu kunnen ten aanzien
dezer competentie tusschen verschillende staten bij wijze
van tractaat wel sommige regelen worden aangenomen,
gelijk o. a. geschied is bij de conventie van 15 Juni
1869 tusschen Frankrijk en Zwitserland, maar verreweg
te verkiezen zou hetvolgens den steller van het stuk
zijndat de mogendheden dezelfde eenvormige regelen
ten aanzien der Competentie ratione personae aannamen,
in den trant van het bij het internationaal congres voor
de sociale wetenschappen van 1864 te Amsterdam inge
diende ontwerp-tractaat tusschen Frankrijk en België,
waarnaar het stuk verwijst.
„Niet alleen ten aanzien der competentie behoort
echter overal hetzelfde beginsel te worden aangenomen,
maar ook dat de wetgeving der verschillende landen
op sommige andere punten eenstemmig zijis volgens
den steller der pro memorie een vereischte. Met name
wordt hierbij op het statuium personate gedoeld, waar
omtrent tegenwoordig in de wetgeving der verschillende
landen zeer veel verschil bestaat. Op al deze punten
behoort geen conflict tusschen de wetgevingen meer
gevonden te worden, wil men eenige vruöht voor de
practijk verwachten van de wederkeerige uitvoerbaar
stelling van buitenlandsche vonnissen. Om die reden,
en ook omdat zij de zaak nog niet grondig genoeg
door de schrijvers en rechtsgeleerden behandeld acht,
verklaart de Nederlandsche regeering ten slotte dat zij,