MIDDELBURGSCHE
COURANT.
Woensdag
1875.
17 Maart.
Middelburg 16 Maart.
|llmgsbe-
ten van
moraal,
3ze gele-
ran deD
tare aan-
migszins
igen, die
Januari
moeilijk
jgere ge
in weder
rijmen,
onderhe-
versehil-
corres-
mversie-
het van
de aan-
loor den
Sn koever
ïandelin-
iide men,
deze te
m 4 No-
let gezag
Ivan den
bevelen
Is belang
|ning der
aan den
leid der
je moeten
/oord op
jp mede-
jehtingen
irdoor al
le opge-
ben juist
aet xaad-
oondentie
fdau ook
Hang, op
ft besluit
gemeenen
gevallene
ouwiugen
l-generaal
ail open-
i meenden
/'rijpe op
en dat
van de
en door
tgevingen
overge-
ertuiging,
bniën dat
[den weg
gouver-
goed te
lidmaar
Iticht dan
atwoorde-
van den
lat vraag-
Igevoelens
men het
hding van
lige ziens-
fde terug-
na zich
overwe-
|>n tot hem
in ver-
astandig-
Jch regeo-
tusschen
alleszins
wensche-
loogdde
|e kennen
een alge-
Ivloeide oi'
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m., franco is f 3 50.
IIEMU'BG.
De Nieuwe Goessche courant bevat een zeer belang
rijk stuknamelijk een uittreksel uit het rapport,
uitgebracht door de heeren dr. A. Kuijper, dr. Gr. J.,
Vos Az. en m'. B. J. L. de Geer van Jutfaas, naar
aanleiding der hun gegevene opdracht in de Vereeni-
ging voor Christelijk-Nationaal onderwijs op den 5en
Juni 1874, om uit te drukken welke wijzigingen in
de bestaande wetgeving noodig zijn om aan de bezwa
ren van „tienduizenden in den lande", tegen de tegen
woordige regeling van het onderwijs, tegemoet te komen.
Deze commissie blijft in haar rapport vasthouden
aan de vroegere leus der anti-revolutionaire partij:
herziening van artikel 194 der grondwet, zóo dat het
openbaar onderwijs niet meer tot het voorwerp der
aanhoudende zorg van de regeering verklaard
wordt. In afwachting dier herziening verlangt de com
missie echter wijziging der schoolwet van 1857; doch
den aard dier wijziging zullen wij eerst door een vol
gend nommer der N. G. Ct. te weten komen.
Wij hebben dus nog een paar dagen tijd om op het
thans medegedeelde programma voor latere regeling
van het onderwijs terug te komen. Voor het oogenblik
constateeren wij slechts dat de N. G. Ct. zich met den
eisch van grondwetsherziening niet vereenigt en het
betreurt dat de heer Kuijper met zijne medeleden
aan dien eisch blijft vasthouden. Daardoor vervalt,
volgens de N. G. Ct. alle uitzicht op eendrach
tige samenwerking. Het blad is met de grond
wet zooals die is volkomen tevredendaar deze vrijheid
van onderwijs voorschrijft, doch door den thans be-
staanden toestand (volgens de N. G. Ct.) verkracht,
ja met voeten getrapt wordt.
De verdeeldheid in het kamp van de tegenstanders
der openbare onzijdige school is dus volkomen. Hieruit
blijkt hoe noodig het was, dat van liberale zijde steeds
aangedrongen werd op het duidelijk uitspreken van
wat men eigenlijk verlangde. Aan het schermen met
de „tienduizenden in den lande" toch had men niets.
Daarmede kan men geen wetten maken. Had men
het beproefd, men zou dadelijk ondervonden hebben
dat men, aan éen legerkorps der tienduizenden zijn
zin gevende, eenige anderen tegen zich kreeg. Want
thans, nu de gemachtigden der Christelijk-nationale
vereeniging gesproken hebben, roept onmiddellijk een
deel (hoeveel tienduizenden zijn dat nu weer?) hunner
vroegere zoogenaamde geestverwanten: „Rekent niet
op onze samenwerking!"
Toch vindt de N. G. Ct. in dat verlangen der libe
ralen wel iets billijks, „maar niet meer dan iets."
Het verlangen schijnt dus half billijk, half onredelijk
te zijn geweest, wat zeker een nieuw soort van ver
langen is. Maar de N. G. Ct. had het wel voorzien.
De liberalen wilden alleen een programma hebben,
omdat zij wisten „hoe moeilijk het zou zijn dat te
formuleeren, bij het bekende verschil van ge
voelen onder de voorstanders der vrije (lees:
bijzondere of sekte-) school.
Juist, antwoorden wij daarom was het ons te doen!
Voordat wij, die werkelijk vrijheid willen, in overwe
ging konden nemen wat de tienduizenden die met het
geroep van vrijheid! tot ons kwamen, verlangden, dien
den zij zeiven dat verlangen toch te omschrijven. Nu
het blijkt dat gij daartoe niet in staat zijt, dat niemand
uwer gerechtigd is uit naam van zijn buurman te spre
ken, veel minder uit naam der tienduizenden, nu
zeggen wij met een volkomen gerust hart: „Zie eerst
dat gij 't onder elkander eens wordtZoolang dat niet
het geval is, staan wij met onze honderdduizenden
tegenover de menigte, die gij met zoo grooten ophef
op uwe banier vermeldt, doch die niemand ooit
geteld of gewogen heeft."
den koning der Belgen met de meeste welwillendheid
ontvangen werd en van Z. M. tot antwoord ontving
dat hij over de quaestie met zijne ministers zou be
raadslagen.
Te tweeuren bij de ministers van buitenlandsche
zaken, van finaneiën en vaa openbare werken toege-
laterfontvingen de Gentenaars van deze de verzeke
ring dat hunne belangen behartigd zouden worden en
dat de staatzoo het noodig wasniet zou opzien
tegen het uitgeven van eenige millioenen om hun groote
en nijvere stad weder tot haar vroegeren luister te
verheffen. De ministers verklaarden dat het tractaat
met Nederland in gèen enkel opzicht de haven van
Antweipen zoude benadeelen en de meest gewenschte
vruchten zou dragen zoowel voor Gent als voor de
nijverheid en den handel van het geheele land. „Wij
hebben reden tot dankbaarheid tegenover onze Noord-
sche broedersvoegden de minsters er bijdewijl
zij zoo inschikkelijk zijn geweest, want de Nederland-
sche regeering beeft meer toegegeven dan de Belgische
gerechtigd was te verlangen."
De gemeenteraad van Middelburg zal op Vrij
dag den 196n Maart a. eene openbare vergadering hou
den ter behandeling der volgende zakenIngekomen
stukken: rapport en voorstel burgemeester en wet
houders, comptabiliteit leenbank; idem adres van den
heer C. G. J. Pietersen, concessie-aanvraag tramway
van Middelburg naar Vlissingen en naar Domburg;
concept politie-verordening.
Onze Brusselsche correspondent meldt ons nader be-
treffende de Gentsche deputatie omtrent het kanaal van
Neuzen, dat deze, uit meer dan veertig leden be
staande, gisteren te kwartier over eenen door Z. M.
De zaal van het Schuttershof alhier leverde gisteren
avond een ongewoon tooneel op. De leden der sociëteit
„Door de wapens vrienden," bestaande uit onder
officieren en korporaals der dienstdoende schutterij, hadden
zich met hunne dames en genoodigden in de zaal vereenigd
tot het feestelijk vieren van het twintigjarig bestaan dei-
sociëteit. Aan weerszijden van het orkest prijkten in
vlammend cijferschrift de jaartallen 1855 en 1875terwijl
in het middenboven de banier der sociëteiteene ster
flonkerde. Groen en bloemen, vlaggen en guirlandes
omgaven het borstbeeld van Z. M. den koning, dat
vóór het orkest geplaatst was. De vele uniformen in
de zaal deden voor een oogenblik de gedachte oprijzen
dat Middelburg, van eene vreedzame handelsstad en
hoofdplaats eener provinciein eene groote garnizoens
plaats herschapen was.
Onder de genoodigden merkten wij op den burgemeester
dezer gemeenteden majoor-kommandant der schutterij,
mr. D. A. Berdenis vau Berlekom, met verscheidene
zijner officieren; den auditeur hij den schuttersraad,
m'. G. N. de Stoppelaarden heer G. J. Sprengeroud-
kommandant der schutterijeen aantal officieren en
onderofficieren der Vüssingsche schutterijen vele
officieren van het garnizoen alhier.
Nadat door het spelen van een feestmarsch de plech-
tigneid geopend was, heette de heer G. H. Weijmar,
sergeant-majoor en president der sociëteit, de aanwezi
gen welkom met eenige hartelijke woorden, waarbij hij
een vluchtigen blik wierp op het verleden der sociëteit,
en met een heilwensch voor koning en vaderland
eindigde. Vervolgens ving het muziekkorps der schut
terij onder leiding van den luitenant-directeur A. de
Jongde uitvoering aan van het voor dezen avond met
zorg gekozen en blijkbaar met ijver ingestudeerd pro
gramma. Warme toejuichingen gaven herhaaldelijk het
bewijs hoezeer deze muziek-uitvoering door het publiek
op prijs werd gesteld, en deden zich in niet mindere
mate hooren toen de president, terwijl de muziek
eenige oogenbliklcen pauseerdebekend maakte dat na
afloop van het concertaan de genoodigden gelegenheid
tot dansen geboden zou worden.
Nadat het muziekkorps de uitvoering met het spelen
der volksliederen besloten had, die door het publiek
staande aangehoord en door daverend applaudissement
bekrachtigd werden, sloeg men spoedig handen aan
het werk om de in den weg staande stoelen en tafels
op te ruimen en ving het bal aandat tot laat in den
nacht, onder zeer opgewekte stemming der feestvieren
den, voortduurde.
Heden middag vereenigen de leden der sociëteit zich
aan een feestmaal in het gebouw der sociëteit St. Joris.
De Staats-courant van heden bevat het koninklijk
besluit van den 17en Februari jl., bepalende de plaat
sing in het Staatsblad van de tusschen Nederland en
Duitschland op 13 November 1874 te Berlijn gesloten
overeenkomst tot regeling der aansluiting aan de Neder-
landseh-Duitsche grens van een spoorweg van Ant
werpen naar Gladbach.
Naar men verneemt, zon bij het departement van
justitie ontworpen worden een nieuwe regeling van het
politiewezen hier te lande, waarbij o. a. de inspec
teurs der gemeentelijke politie, die volgens den thans
geldenden regel bij het verbaliseeren wegens overtre
dingen enz. uit kracht hunner aanstelling als onbe
zoldigd rijksveldwachter handelenden titel van adjunct-
commissaris van politie zouden bekomen, teneinde de
gelijkstelling met de mindere politie-beambten, grooten-
deels eveneens onbezoldigde rijksveldwachters, te doen
ophouden. Zij zouden door den koning benoemd wor
den uit de meest ervaren en naar ancienneteit in aan
merking komende inspecteurs.
In tegenstelling met de kamer van koophandel te
Apeldoornheeft de kamer van koophandel te Gronin
gen een adres aan den minister van financiën gezon
den, teneinde de afschaffing van het uitvoerrecht
op lompen te bevorderen.
Onze Haagsehe correspondent schrijft ons
het volgende:
„Ofschoon er reeds lang geleden gewag is gemaakt
van het door den vorigen minister van buitenlandsche
zaken genomen initiatief om in eene Europeesche con
ferentie regelen te doen vaststellen omtrent het ten
uitvoer leggen van in den vreemde gewezen vonnissen,
geloof ik niet dat het Nederlandsche publiek tot heden
heeft vernomen wat eigenlijk het vorige ministerie in
dit opzicht beeft gedaan. De tekst van het voorstelis
tot nogtoe onbekend gebleven, en daar ik toevallig in
het bezit daarvan gekomen ben, wil ik uwe lezers een
kort overzicht van de verzondenniet zeer uitgebreide,
pro memorie geven. Ik doe dit alleen omdat het mij wenscbe-
lijk voorkomt dat het Nederlandsche publiek niet bij het
publiek in andere landen achtersta, waar het de wetenschap
geldt van hetgeen door de Nederlandsche regeering
wordt verrichten hetbij de in andere constitutio
neel landen heerschende periodieke openbaarheid in
diplomatieke zaken, sterk afstekende tegen de geheim
zinnigheid, waarin bij ons bet bestuur der buitenland
sche betrekkingen van den staat pleegt gehuld te worden,
zeer licht mogelijk is dat hier te lande zoo zorgvuldig
geheim gehouden stukken op een goeden dag slecht
weg aan een parlement in het noorden of zuiden van
Europa worden overgelegd. Veel praktisch gevolg is
overigens van het voorstel van den heer Gerieke aan
de mogendheden niet te verwachten; ofschoon de pro
memorie al een paar jaren geleden verzonden is, zijner
nog niet veel adhaesies aan ontvangen en heeft zelfs
een der Europeesche mogendheden, wier medewerking
nagenoeg onmisbaar zou zijn, Duitschland, tot heden
taal noch teelten gegeven. Het stuk mag daarom vooral
dienen als eene historische bijzonderheid en als een
bewijs dat onze regeering, wanneer maar een kundig
diplomaat het beleid der buitenlandsche betrekkingen
voertzeer goed waar het sociale en intellectueele
belangen geldt van tijd tot tijd de donkere wegen van
angstvalligheid en isolement verlaten kanwaarop dilet
tant-diplomaten haarom eigen tekortkoming te bedek
ken, licht laten voortstrompelen.
„En nu de pro memorie zelve. In den aanhef wordt
de tegenwoordige toestand van het behandelde onder
werp kort aangewezen: in den regel gelden vonnissen
in burgerlijke en handelszaken niet verder dan de