MIDDELBURGSCHE
COURANT.
1° 59.
1875.
"Woensdag
10 Maart.
I
:ke.
Middelburg 9 Maart,
over-
it van
Heille
pan het
Jcelijken
In. Hier
le over-
Irre van
ireugen,
|>ogpunt
partij
ge door
belang
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/ixi., franco is f 3.I50.
.t
Blijkens een bij de regeering ontvangen
telegram uit Nederlandsch-Indië is den 27cn Fe
bruari jl. in Kloempang Doea op de Noordkust
de Nederlandscke vlag geheschen en de akte
van onderwerping aan het Nederlandscke gezag
geteekend.
De gezondheidstoestand was zeer ongunstig.
Bijna op hetzelfde oogenblik dat wij, na het schrijven
onzer opstellen over den leerplicht, de pen uit de
hand legden kwam ons het door de regeering aan de
tweede kamer ingediénde verslag van den staat der
hooge, middelbare en lagere scholen over 187273 in
handen. Eentonig en dor als de getallenreeksen er
uitzien, welke in de tot het verslag behoorbnde statis
tieke tabellen voorkomen, is het toch uit deze lange
seriën van cijfers, dat men de meest sprekende en be
trouwbare gegevens putten moet, betreffende den toe
stand waarin ons onderwijs zich bevindt. Omtrent het
lager onderwijs laten wij hier eenige opgaven volgen.
Bemoedigend zijn ze niet. Maar juist daarom is het
noodig ze in een wijder kring van lezers bekend te
maken, dan die waarin de bijlagen der handelingen
van onze tweede kamer zich verheugen mogen.
Op eene bevolking van 3,637,279 inwoners wordt
het getal kinderen van zes tot èlt jaren, volgens het
verslag, in Januari 1872 geschat op 462,452.
Het getal kinderen van dezen leeftijd welke de
lagere scholen (openbare, gesubsidieerde en nietgesubsi-
dieerde bijzondere scholen daaronder begrepen) bezoch
ten bedroeg
op den 15™ Januari 1872 384,900
15™ April 377,091
15™ Juli 371,197
15en October 367,767
Zoodat, gedurende het geheele jaar, van 77,000 tot
94,000 kinderen de school niet bezocht hebben.
Vergeleken met het voorgaande jaar (1871)is het
schoolverzuim volkomen hetzelfde gebleven. In éen
enkele categorie van kinderen is het zelfs, bedroevend
om te zeggen, toegenomen. Op den 15cn Januari (het
voordeeligste tijdstip) verzuimden in heide jaren 15 pet.
der jongens van 611 jaren, 22 pet. der meisjes van
9—11 jaren de school. Terwijl in 1871 echter het
schoolverzuim voor meisjes beneden dien leeftijd slechts(!)
20 pet bedroegsteeg dat cijfer in 1872 tot 21 pet.
De vermeerdering, welke volgens de tabellen het
aantal scholieren niettemin ondergaan heeft, is derhalve
uitsluitend aan de toename der bevolking (met 18,830
zielen) toe te schrijven.
„Het vermoedelijk getal kinderen, zegt het ver
slag die in 1872 van de dagschool geen gebruik
gemaakt hebbenis voor jongens en meisjes heide
op eiken leeftijd, eenigszins ongunstiger daninl871."
Voegen wijom ons cijfer-overzicht voor heden
hiermede te besluiten, bij deze Jobstijdingen een enkel,
betrekkelijkbemoedigend bericht. De provincie Zee
land onderscheidt zich volgens het verslag, ten opzichte
van het schoolverzuim zeer gunstig boven de andere
gewesten. De achteruitgang is daar niet noemens
waardig, vooral wanneer in aanmerking genomen wordt
dat in 1872tengevolge van epidemische ziekten als
roodvonk, kinderziekte en mazelen, sommige scholen
tijdelijk gesloten en vele kinderen tot wegblijven ge
dwongen zijn geweest.
Dat het nationale feest onzer Leidsehe academie
ook in de Revue des deux Mondes een weerklank
zou vinden, was te voorzien. Van de elf Fransche
hoogleerarendie in de academiestad te gast waren
geweest, zou licht éen zich geroepen voelen om in het
tijdschrift, waarin reeds zoovele merkwaardige studiën
over Nederland en zijne geschiedenis werden opgenomen,
van zijne reis en zijne indrukken verslag te doen.
Die taak wordt in de aflevering van 1 Maart vervuld
door den hoogleeraar George Perrotlid van het Insti
tuut en leeraar aan de Ecole normale te Parijs. Hij
doet het op eeht-Fransche, dat is op élegante en gees
tige manier, vol complimenten en beleefdheden voor
de bonnes gens", die hem gastvrijheid verleendenhier
en daar met een enkelen puntigen zet, zooals een
Franschman ze weet te gevenzóo dat men 't voelt en
toeh niet boos kan worden. Zoo vertelt hij dat hij
genoodzaakt was, met professor Curtius, uit Berlijn,
in het Leidsch museum op een ladder te klauteren,
teneinde eenige fraaie antieke vazen, „de glorie van
het museum", te bezichtigen. „Het tegenwoordige
Nederland is rijk, vredelievend en voorspoedig; maai
de volksvertegenwoordigers zijn minder mild tegenover
de wetenschap en hare beoefenaren, dan hunne voor
ouders," zegt de Franschman, en wij vóelen dat
de pil niet vrij van bitterheid isal wordt hij door
een overvloed van herrinneringen aan het „heldentijd
perk" onzer geschiedenis en onzer lioogeschool verguld.
Ook de Fransche nationale trots en de afkeer van
de Duitsehe vijanden komen, gelijk onvermijdelijk
wasom den hóek kijken. Renan is, naar het oor
deel van den heer Perrot, te Leiden nu en dan wat al
te nederig, wat al te openhartig geweest. Toch, voegt hg
er bij, maakten zijne wóórden heter indruk dan de eeuwige
verheerlijking van de „Deutsche Wissenschaft"welke
uitdrukking men van ieder Duitscher, die het woord
voerde, zoo aanhoudend hoorde, „dat men ze, als het
refrein van een lied, ten laatste in het hoofd hield,
zélfs als verstond men haardief."
De heer Perrot geeft een overzicht, eerst van de
geschiedenis der hoogesehoolvervolgens van het feest
dat hij bijwoonde en dat te dieper indruk op hem
maakte, dewijl uit bijna ieder land van Europa de
wetenschap haar vertegenwoordigers naar Leiden had
afgevaardigd. Zijne laatste woorden zijn„Zoowel op
het gebied der gedachte en der wetenschap, als op dat
der staatkundige vrijheid en der nationale onafhanke
lijkheid zal Nederland getrouw blijven aan het fiere
devies zijner vorsten: je maintiendraif
De N. R. courant wijst op een zonderling koninklijk
besluit dat dezer dagen in de Staats-courant verscheen.
Een gewezen hoofdonder wyzer eener Christelijke school,
wien in 1870, wegens ergerlijk levensgedrag, door gede
puteerde staten op voordracht van den schoolopziener
de bevoegdheid om te onderwijzen ontnomen was, heeft
die bevoegdheid namelijk terug bekomen. Is de N. R.
courant wèl ingelicht, dan is die teruggave geschiedt
zonder dat het schooltoezicht of de gedeputeerde staten
gehoord zijn. De Haagsche correspondent der Arn-
hemsche courant zegt over ditzelfde feit het volgende:
„Over dit passeeren van een visitekaartje aan de
christelijke partij verbaast en ergert men zich hier nog
al, en nog meer over de brutale afkondiging van dit
besluit in de Staats-courant. Maar ik zegwat de zaak
zelf betreftmet de stembus in 't verschiet doet men
veel wat men in andere oogenblikken zelts voor onmo
gelijk houden zouen wat de openbaarheid betreft
misschien heeft uit een waar Christelijk beginsel de
èene linkerhand hier niet geweten wat de andere hand
deed
Onze Haagsche correspondent schrijft ons
het volgende:
„De tweede kamer is in deze week met spoortrein
snelheid door het wetsontwerp op de spoorwegpolitie
heengekomen. Wie nu meent dat het onderwerp van
deze wet spoedig en goed geregeld zal wezen, zal later
blijken zich bedrogen te hebben. Vooreerst zijn er nog
heel wat bepalingen en algemeene voorschriften noodig,
waarop de wet telkens verwijsten die nog vooreerst
wel niet gemaakt zullen zijn; maar al geschiedde dit
alles met dezelfde vlugheid waarmede de tweede kamer
hare taak' vervulde, dat de eerste kamer de wet
niet verwerpen zal meen ik te mogen aannemen
dan nog zullen we, vrees ik, niet veel verder ge
komen zijn. In vele opzichten is de nieuwe wet eene
verbetering van die' van 1859, natuurlijk gegrond op
de uitkomsten eener ondervinding met maatregelen,
die vijftien jaar geleden zoo te zeggen in den blinde
vastgesteld waren. Maar wat baat de beste wet, zoo
ze eenzijdig uitgevoerd wordt? en welke waarborg be
staat er dat de uitvoering van de wet van 1875 minder
eenzijdig, of anders zal zyn dan die van de wet van
1859 De politie en het toezicht op de spoorwegen zijn
sedert 1859 niet anders geweest dan technisch-bureau-
cratisch vandaar ook de klachten, die door den handel
over de spoorwegadministratie hier te lande over het
algemeen worden geuit. In de bureaux van binnen-
landsche zaken, die met die van financiën den werk
kring van den Engelschen Board of Trade deelenstaat
de techniek op dén voorgrond de raad van toezicht,
dat lichaam waarvan men nooit iets anders hoort dan
wanneer het met voluminense en ongenietbare jaarver
slagen voor den dag komt, bestaat ook uit drié technici,
die hoofdzakelijk hun eigen vak in hunne adviezen en rap
porten in het oog houden.- Nu bestaat er bg mij niet
veel grond om aan te nemen dat in- deze samenstelling
van den raad van toezicht eene verandering komen zal, én
het doet mij daarom leed dat amendementen verworpen
zijn, van wier aanneming eene hervorming in dat college
een noodwendig gevolg zou zijn geweest. Waren van de
drie leden van den raad .'éen technicus-, é'éfi i'eohtsge-
leerde en de derde een zoowel met spoorwêgadministratie
als met handel in het algemeen bekend persoondan z<£i
de werkkring van den raad zich van zelf uitbreiden ten
nutte van het algemeen belang. Maar de wagen is nu
eenmaal in een verkeerd spoor; en er behoort meer
dan Herculeskfacht toe om, tegen de natuurlijke traag
heid der administratie in, hem daaruit te lichten en op
den rechten weg te brengen. Zooals ge weet, hebben
we echter tegenwoordig geen Herculessen meer onder
onze regeeringsmannen.
„Ik ben nu benieuwd hoe het met het voorstel be
treffende de enquête zal loopen. Het kandunkt mij,
bezwaarlijk anders dan verworpen worden,- want de
kamer kan toch moeilijk heden een onderzoek bevelen
naar de doelmatigheid eener wet, die ze gisteren, na
jaren overpeinzens en dagen discuteerens, met eene
groote meerderheid aannam. Na zoodanig besluit zon
's Gravenhage wat al te sterk op Abdera gelijken gaan.
Het bevreemdt mij dat de voorstellers van die enquête
dezen zonderlingen stand van zaken niet hebben voor
uitgezien en daarom hun voorstel niet ingetrokken
hebben, zoodra de kamér had verklaard dat ze met de
behandeling van het aangeboden wetsontwerp zou voort
gaan. Rekende men op verwerping der wet Maar dan
had men het enquête-voorstel wel zoo lang in petto
kunnen houden; na de afstemming van het wetsont
werp ingediend, zou het zeker wel aangenomen zijn.
Maar nu de wet aangenomen is en daarop bestond
bij den aanvang van de beraadslaging evenveel kans
als op het tegenovergestelde geval kan de enquête
niet anders dan afgewezen wordenmij dunkt de
warmste voorstanders moeten dat inzien.
„Het ontwerp van den heer van Lijnden betrekkelijk
de gerechtshoven is thans ingediend. Is het een voor
stel tot rechterlijke organisatiein den zin als het dooi
de Vries ingediende engelukkig aangenomenontwerp
op de rechtsmacht der kantonrechters? Neen. Strekt
het tot vereenvoudiging of bezuiniging? Neen. Wie
ja op deze vragen antwoordt, wordt bedrogen door den
schijn. Bezuiniging is er niet, want wat gewonnen
zal worden door vermindering van het -getal ambtena
ren gaat verloren, en nog een sommetje daarboven,
door verhooging der jaarweddenvereenvoudiging is er
niet anders dan op het papierin de breedtejuist
door die vermindering van het getal der hoven. Hier
aan nu hebben we geen behoefte. Vereenvoudiging in
de breedte baat het publiek al zeer weinigalleen ver
eenvoudiging in de diepte is voor den rechtzoekende
van waarde, maar die is hem dan ook alles waard.
Zoolang er geene instantie wordt opgeruimd, geef ik
alle voorstellen van rechterlijke reorganisatie present.
„Het ontwerp-van Lijnden heeft dus, van nabij be-