BIJVOEGSEL VAN DE MIDDELBURGSCHE COURANT.
Dinsdag 9 Maart 1875. iVo. 58.
Middelburg 8 Maart.
Staten-generaal.
f -1
f-
De gemeenterzad van Zierikzee heeft besloten het
volgende adres te zenden aan de tweede kamer der
sta ten-generaal.
„De raad der gemeente Zierikzee heeft met belang
stelling kennis genomen van het voorstel van wet van
de heeren Kappeyne van de Coppello, Tak van Poort
vliet de Roo van Alderwerelt en Mackaybetreffende
den aanleg van spoorwegen voor rekening van den
staat, en heeft met ingenomenheid gezien dat daarin
zijn opgenomen, onder letter h, een spoorweg van Ze
venbergen langs Steenbergen naar Bergen op Zoomen,
onder letter ieen spoorweg van Steenbergen langs
Zierikzee naar Brouwershaven.
Yoor deze gemeente en hare omgeving is de aanne
ming van dat voorstel van het grootste belang, omdat
zij daardoor aan het algemeene spoorwegnet zullen
worden verbondenen er alzoo een einde zal komen
aan den staat van afzondering, waarin Schouwen en
Duiveland nu verkeeren.
Van de steden met eene bevolking van 8000 zielen
is Zierikzee een van de weinige, die niet door een
spoorweg aan het overige deel van ons land zijn ver
bonden.
Toch meent zij met recht aanspraak te kunnen maken
om niet langer zoo uitgesloten te zijnomdat zij het
middelpunt is van de eilanden Schouwen en Duiveland
met hunne bevolking van omstreeks 25000 zielen en
met een landbouwersstand die meer dan elders is ont
wikkeld
omdat zij verder voorzien is van een havendie door
hare diepte en natuurlijke ligging zich boven vele an
deren in ons land onderscheidten niet het minst, om
dat zij in het bezit is van eene veilige reede, die door
het zeegat de Roompot, zelfs met laag water, toegan
kelijk is voor schepen van eiken diepgang.
Wanneer men in aanmerking neemt dat in de Room
pot, in weerwil dat de verlichting en betonning van
dat zeegat niet zijn zooals zij konden en behoorden te
wezenin 1873 zijn ingeklaard 116 schepenmetende
38991 ton en uitgeklaard 32 schepen, metende 10305
ton, en in 1874 zijn ingeklaard 74 schepen, metende
28633 ton, en uitgeklaard 22 schepenmetende 3517 ton
dan meent de raad niet zonder grond te durven
bewerendat de natuurlijke geschiktheid van de Room
pot als zeegat door de ondervinding is bewezen.
Dat de verbinding van zoodanig zeegat aan het spoor
wegnet van groot gewicht is voor handel en scheepvaart
en dat alzoo het algemeen belang bij deze zaak is be
trokken, behoeft geen betoog.
Verder meent de raad nog daarop te moeten wijzen,
dat de eilanden Schouwen en Duiveland thans, bij ijs
gang, dikwijls dagen lang van alle gemeenschap met
het vaste landzelfs per postzijn uitgeslotenen dat
die afzondering zal ophouden indien de aangegeven
spoorwegen tot stand komen.
Op die gronden neemt de raad der gemeente Zierik
zee de vrijheid, uwe vergadering eerbiedig te verzoeken,
het voorstel van wet van de heeren Kappeyne van de
Coppello s.in gunstige overweging te willen nemen
en tot de aanneming daarvan te besluiten.
Burgerlijke stand.
(Van 28 Februari tot 7 Maart.)
Middelburg. Ondertrouwd: A. Bros, jm. 36 j., met
A. C. Bal, jd. 30 j. H. L. Spitsmaker, wed'. 49 j., met
M. Scheerens, jd. 44 j. W. den Hollander, jm. 32 j.,
met A. Jolmers, jd. 28 j. P. M. Houpt, jm. 42 j., met
H. Duivewaardt, jd. 33 j.
Bevallen: E. S. A. F. Janssen, geb. Eichholtz, d.
M. J. Wiessner, geb. Verstraate, z. C. M. Snoep, geb.
Hildernisse, z. J. A. Lorier, geb. van Meten, d. (levenl.)
M. J. van Sorge, geb. Hutchison, z.
OverledenF. Maljers, z. 2 j. S. A. C. van der
Meer, jd. 71 j. J. J. de Potter, wed', van C. D. van
den Broeke, 85 j. J. Wouters, jm. 20 j. P. Tavenier,
z. 22 d. J. Ludekuse, man van C. de Steur, 27 j. J.
Geldhof, jd. 37 j. A. H. H. van Deinse, jd. 74 j. G. J.
Vos, man van J. C. Huijgens, 35 j. W. S. d' Hondt,
d. 6 rn. J. Will, vrouw van N. Gr. Bos, 59 j. A. J.
Geelhoed, d. 17 d. R. R. Freeman, z. 6 w. A. Michiel-
sen, man van K. Le Mare, 50 j.
(Van 27 Februari tot 6 Maart.)
Vlissingen. Gehuwd: H. F. Molenbroek, jm. 23 j.,
met P. Meeuwse, jd. 38 j.
Bevallen: C. Dingemanse, geb. Vogel, z. P. de
Voogdt, geb. de Loene, d. C. G. Asaert, geb. Loncke, z.
Overleden: F. M. V. Sirag, z. 5 j. D. M. Maquelin,
d. 3 w. O. E. Hanze, z. 9 m. W. Slagboom, man van
M. J. de Held, 64 j. C. J. Winkelman, vrouw van
W. J. van Duuren Dutilh, 52 j. D. H. Willemse, z. 11 m.
Göes. Bevallen: E. Westdorp, geb. Vaas, d. A. C.
Reijerse, geb. Geers, z. C. Weezepoe^ geb. Geluk, d.
C. de Munck, geb. Harinck, .z. B. Vermeule, geb. van
Blitterswijk, d. A. M. Schneider, geb. Metzier, z. M. W.
Stieger, geb. Verhallen, d.
Overleden: C. Verduijn, jd. 86 j. M. A. Westdorp,
d. 1 d. B. Schrijver, jd. 31 j. M. Wisse, jd. 36 j. C. de
Witt Hamer, gehuwd met 51. G. Macquelijn, 61 j. M. G.
van Riet, z. 4 j. G. van de Linde, gehuwd met P.
Willeboer, 41 j.
Zierikzee. Gehuwd: C. Warendorff, jm. 27 j., met
A. Hodde, jd. 21 j.
Bevallen: B. C. Raselaar, geb. Buskop, d. M. C.
Appels, geb. Rombouts, z. J. M. Pape, geb. de Vrieze,
d. M. A. Bossaert, geb. Troch, z.
Overleden: D. Steendijk, vrouw van J. van Damme,
bijna 46 j. B. C. Was, jd. 65 j. II. J. Eekelaar, d. 5j.
J. Braams, wede. van II. van Zwijnvoeren, 71 j. L.
Chivat, jd. 61 j.
TWEEDE KAMEB.
Zitting van Zaterdag 6 Maart.
{Nader verslag.)
De beraadslagingen werden voortgezet over het wets
ontwerp tot regeling van den dienst en het gebruik der
spoorwegen.
Art. 29 luidde aldus
„Verlaging der tarieven kan ten allen tijde door ons
worden bevolen.
„Zoo tengevolge der bevolen tariefsverlaging de zui
vere winst der ondernemers vermindert, ontvangen zij
schadeloosstelling uit 's rijks kas.
„Het bedrag der te verleenen schadeloostelling wordt,
wanneer van die vermindering blijkt, bij gebreke van
minnelijke schikking, door den rechter bepaald.
„Da schadeloostelling wordt in geen geval tot hoo-
ger bedrag toegekend dan noodig is om de zuivere
winst van het jaar of de jaren, waarvoor zij gevorderd
is, tot 8 ten honderd van het maatschappelijk kapitaal
te brengen."
De minister hadter tegemoetkoming aan de bezwa
ren van den heer Lenting, in de vorige zitting dit ar
tikel teruggenomen. Thans stelde de heer de Bruijn
Kops voor het te herstellen (behalve de laatste alinea)
omdatal was 't hier dan ook eene exceptionele bepa
ling, sedert 1859 nooit toegepast, zij in een gege
ven geval nuttig kon werken. De berekening der scha
deloostelling echter in de laatste alinea achtte hij niet
billijk; van daar dat hij de weglating dier alinea
voorstelde.
Dit laatste gaf de heer van Kerkwijk niet toe, die
aanwees hoe de goede werking dezer bepaling niet kon
worden betwist en derhalve zijnerzijds voorstelde het
geheele artikel te herstellen.
De minister van binnenlandsche zaken achtte, even
als de heer Stormhet artikel niet bepaald noodig om
dat de spoorwegmaatschappijen, in 't belang van het recht-
streeksch verkeer, wel van zelf tot verlaging zullen
overgaan. Mocht men echter, waartegen de minister
zich natuurlijk niet verzette, het artikel willen behou
den dan liefst in zijn geheel.
Dienovereenkomstig werd door de kamer besloten,
die het amendement Kops verwierp met 39 tegen 11
stemmen en dat van den heer van Kerkwijk aannam
met 33 tegen 29 stemmen.
Art. 30 werdnaar aaleiding van een door den heer
Schimmelpenninck in 't belang van den handel gedaan
voorstel, door den minister in dier voege gewijzigd,
dat wijziging in de tarieven in den regel een maand
te voren moet worden aangekondigd, maar dat voor
buitengewone gevallen, wanneer bv. het verkeer te wa
ter gestremd is, waarin een verlaging der tarieven noo
dig iseen kortere termijn kan worden bepaald.
Bij art. 31, het beginsel inhoudende, dat de onder
nemers verplicht zijn tegen de vastgestelde tarieven
reizigers en goederen te vervoeren, had eene uitvoerige
gedachtenwisseling plaats tusschen de heeren van Hou
ten, Rutgers, Godefroi, Blussé, Storm, C. van Nispen,
de Bruijn Kops en de beide ministers. Daarbij gold
het vooral drie hoofdpunten. Ten eerste ondervond de
bepaling, dat de maatschappijen niet tot verlaging van
de tarieven zouden mogen overgaan krachtens bijzon
dere overeenkomsten of voor gedeelten van den weg
bezwaar bij den heer van Houtenten tweede maakten
de heeren Rutgers, Godefroi en Blussé zich beducht,
dat de maatschappijen verplicht zouden worden ook bij
groote opeenhooping van goederentengevolge va*
stremming aan het verkeer te water of andere omstan
digheden, (aan alle buitengewone eischen dadelijk te
voldoen, zonder dat het materieel daarop kon zijn
ingericht; ten derde wees de heer Blussé op het gevaar
dat voor een trein kan ontstaan uit slechtè verpakking
van goederen, die zelfontbranding kunnen doen ont
staan of wel uit ontplofbare stoffen. Wat de twee laatste
punten aangaat, verklaarden de ministers: 1° dat het
niet in de bedoeling lag de maatschappijen te verplich
ten onder alle omstandigheden dadelijk aan alle eischen
te voldoen; 2° dat, evenals omtrent dit punt, ook aan
gaande dat door den heer Blussé besproken, de noo-
dige voorzieningen zullen worden getroffen in de regle
menten. Ten opzichte van de bedenking, door den
heer van Houten geopperd, gaf de minister van bin
nenlandsche zaken te kennen, dat wanneer art. 31 ver
bood eenige gunst te verleenen aangaande de tarieven,
daaronder niet begrepen zijn bv. de organisatie van
pleiziertreinen voor lagere vracht.
De heer van Houten wenschte intusscben, dat de
goedgekeurde tarieven aanwezen de norma, maar dat
de maatschappijen vrijheid zouden hebben in het publiek
belang een lager tarief aan te nemen. Na de goedkeuring
van art. 31 stelde hij in dien zin een nieuw artikel voor.
De minister van binnenlandsche zaken verzette zich
evenwel tegen de poging om nu weder hier een beginsel
op te nemendat door de verwerping van bet amende-
ment-Lenting op art. 28 reeds in tegenovergestel den
zin was uitgemaakt.
Hierover ontstond eene vrij scherpe woordenwisseling
met de heeren van Houten, Blussé en Cremers, die
den minister verweten, dat hij eerst de kamer de voor
gaande bepalingen had doen aannemen, met verwijzing
voor de toen geopperde bezwaren naar deze, en thans
de quaestie als beslist voorstelt.
De minister van binnenlandsche zaken antwoordde,
dat hij bij een vorig artikel niet kon bespreken wat
toen niet aan de orde was, maar dat hij, nu het te
berde komt, zijn oordeel daarover moet zeggen. Dit
oordeel was, dat het amendement de oeconomie der
wet zou omverwerpen.
Het amendement werd daarop verworpen met 31
tegen 24 stemmen.
De overige artikelen tot 69 van het ontwerp gaven
slechts tot opmerkingen van ondergeschikten aard
aanleiding en hier en daar tot kleine veranderingen.
Onder deze behoort de overgangsbepaling, dat van het
nieuw aangenomen beginsel, dat minstens éen der be
stuurders van spoorwegmaatschappijen moet zijn Neder
lander en ingezeten, dispensatie door de* koning moet
worden verleend.