COURANT.
1° 57.
1875.
Maandag
8 Maart.
BIJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL,
Middelburg 6 Maart.
LEERPLICHT.
Dit hlad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2™ Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen,
De prijs per 3/ra., franco is f 3.SO.
bevattende: een artikel van den heer B. A. Fokker
over gemeentebelastingenGemengde berichtenStaten-
generaalde memorie van toelichting op het spoorweg-
voorstel-Kappeyne.
ui.
De liberaaldie na ernstig onderzoek en naden
ken tot de overtuiging gekomen is dat het van
staatswege opleggen der verplichting om alle kin
deren onderwijs te doen genieten, èn in het belang
van staat en individu noodzakelijk, èn voor de
onafhankelijkheid der 'karakters zonder gevaar is,
ziet zich ten slotte nog geplaatst voor de ernstigste
bedenking, welke aan een eerlijk en gemoedelijk
man tegemoet gevoerd kan worden. „Gij wilt de
gewetens geweld aandoen, zoo roept men hem
toe. Menschen, die geen onderwijs heilzaam
voor verstand of gemoed achten, indien het niet
met onderricht in den godsdienst gepaard gaat,
wilt gij dwingen hunne kinderen te zenden naar
scholen, van welke de godsdienst stelselmatig ver
wijderd wordt."
Trachten wij eerst het gewicht van dit bezwaar
met juistheid te leeren kennen. Overdrijving toch,
het opblazen van een flauw gerucht tot een ver
vaarlijken donderslag, is aan de zijde waar deze
gemoedsbezwaren" gewoonlijk worden te berde
gebracht, een niet ongewone zaak. Dat is o. a.
gebleken bij de wet waarbij de inenting verplicht
werd gesteld. Veertig duizend, volgens andere
opgaven tachtigduizend personen hadden tegen die
wet gemoedsbezwaren. Toch kon de heer Idzerda
later in de tweede kamer herinneren dat het aantal
kinderen, dat tengevolge dier bezwarende wet de
openbare scholen niet bezoeken konniet meer dan
262 bedroeg! Iets dergelijks was voor eenigejaren
het geval bij gelegenheid eener onderwijs-agitatie
in een onzer groote steden. Het gemeentebestuur
aldaar had bepaald dat personen, die door de pu
blieke weldadigheid ondersteund werdenhet bewijs
moesten overleggen dat hun kinderen de openbare
school bezochten. Van daar groote verontwaardiging
in den lande. Wilt gij armoede straffen met ge
wetensdwang? riep de een. Zult gij een vader
stellen tusschen den honger en het zielelieil van
zijn kind? galmde een ander. Zelfs de regee
ring (een liberaal minister, meenen wij) kwam er
aan te pas om te verklaren dat zulk een tirannie
toch wat al te erg was. Toen echter al dit geroep
van liedendie men zeker diep beleedigd zou heb
ben met hun te vragen of zij zeiven wellicht on
derstand van de armenkas genoten en dus van dien
gewetensdwang persoonlijk last zouden hebbeneen
weinig bedaard waskwam men op het denkbeeld
om aan de eigenlijke belanghebbenden eens te vra
gen hoe zij over de zaak dachten. Het bleek evenwel
dat verreweg de meeste bedeelden hoegenaamd
niet wisten wat er gaande was; dat slechts een
onbeduidend aantal hunner tengevolge der nieuwe
bepaling verplicht zou zijn hunne kinderen van
school te doen veranderen, en dat van bijna nie
mand de verklaring te krijgen was dat hij tegen
die verandering een „gemoedsbezwaar" koesterde!
Zoo kan er ook hier vrij wat valsch goud onder
al die blinkende nauwgezetheid der gewetens ver
scholen liggen. In de eerste plaats zouden wij
willen weten of de lieden, die hun kinderen geen
lezen of schrijven op openbare scholen willen laten
leeren, zelf genoeg ontwikkeld zijn om te weten
en duidelijk te maken wat deze daar eigenlijk te
vreezen hebben. Van de aanvoerders en woord
voerders der partij zijn wij zooveel groote en
verschrikkelijke woorden gewoon, dat hunne re
denen ons niet meer overtuigen. Te minder om
dat van een gedeelte dergenendie voor bezwaard
doorgaan, de bezwaren ons volkomen onverklaar
baar zijn. Zou een rechtzinnig protestant het niet
als zijn eersten en dringendsten plicht beschouwen,
te zorgen dat zijn kind althans den bijbel kan lezen?
Of vreezen de protestantschezoowel als de
katholieke bezwaarden van^ gemoed dat de openbare
school den godsdienst vijandig zal zijn? Ook ten
aanzien van dit punt hoort men veel alarmkreten,
maar weinig degelijkheid.-! Ons korps van onder
wijzers aan openbare scholen, (een leger zou men
het bijna kunnen noemen) omvat een aantal van
ongeveer 7000 personen. Zij worden gevormd aan
rijks-kweekscholen, aan wier hoofddirecteuren en
leeraars staan van allerlei godsdienstige belijdenis
en denkwijs. Hun examens geschieden in het open
baar. De leerboeken, die hij hunne vorming ge
bruikt wordenzijn bekend. Toch heeft nog nooit
iemand kunnen aantoonen dat hun iets geleerd of
van hen iets geëiseht wordt, dat met eenige gods
dienstige overtuiging in strijd is. Kan dan van hen
verwacht worden, dat zit als een vijandelijk ver-
overingsleger zich over het land zullen verspreiden
om, in strijd met de wet, oorlog tegen den gods
dienst te gaan voeren?
Hunne scholen zijn publiek; de kinderen trou
wens zouden het spoedig uitbrengen indien daar
iets geleerd werddat in staat was om iemands
godsdienstige begrippen te kwetsen. Hunne be
trekking hangt er aan dat zij zich van het be
treden van dat gebied onthouden; gemeenteraads
leden schoolcommissiëninspecteursalle alweder
van zeer uiteenloopeude godsdienstige belijdenis,
waken met jaloersche zorg dat de school niet anti
godsdienstig zij. Wat blijft er dan over van de vrees
dat iemand zijne kinderen daar niet zenden kan,
zonder zijn geweten te bezwaren? Er bestaat zoo
weinig grond voordat uit 's Hertogenbosch eene
aanklacht tegen de openbare school tol ons komt
van m'. de Savornin Lobman met welke wij ons
hier, waar het om leerplicht te doen is, niet heb
ben bezig te houden die het neutraal onderwijs
in Noord-Brabant voor al te kleurloos houdt en
buiten staat om een voldoend tegenwicht op te le
veren tegenover de door hem beschrevene over
macht van het ultramontanisme.
De waarheid is, dat zij die verlangen dat het
onderwijsom nuttig te kunnen zijn voor de kin
deren, de godsdienstige kleur der ouders drage,
werkelijk het algemeen volksonderwijs niet willen.
In Nederlandwaar 2/5 der bevolking katholiek en
het overig deel over alle belijdenissen en schakee
ringen verdeeld is, bestaat geen ander redmiddel
dan eene school, waar alle kinderen de noodzake
lijkste kundigheden kunnen opdoen zonder gedwon
gen te zijn, ter wille der godsdienstige overtuiging
hunner oudersde schoolbanken te verlaten. Wie
anders wilverlangt het volksonderwijs nietof is
op weg de satire van den geestigen schrijver van
„Emancipatie" tot werkelijkheid te makendie
onze nakomelingen over honderd jaar laat rede
twisten over eene wet op het onderwijs van den
volgenden inhoud
„Art. 1. Elk burger heeft het recht, voor zijn
kinderen de oprichting te vorderen van eene school,
waar onderwijs gegeven wordt volgens zijne over
tuiging.
„Art. 2. Wanneer twee burgers geheel dezelfde
overtuiging hebben, kunnen hun kinderen van
dezelfde school gebruik maken. Wordt later de over
tuiging van een hunner gewijzigddan kan deze
de opening van eene afzonderlijke school vorderen.
„Art. 3. Het onderwijs omvat alles wat elk bur
ger verlangt dat het omvatten zal.
„Art. 4. De regeering zorgt dat in ieders ge
moedsbezwaren onmiddellijk voorzien worde.
„Art. 5. De onderwijzers zijn verplicht de kin
deren op te leiden tot alle maatschappelijke, of tot
alle Christelijke deugden, of tot deze deugden ge
zamenlijk, al naar gelang de ouders dit verlangen.
De aard en het aantal der verlangde deugden wor
den door de ouders aan den onderwijzer opgegeven."
Wie deze aanhaling als een bewijs van weinig
ernst aan onzen kant mocht beschouwen, zou zich
vergissen. Eene satire is echter dikwijls beter
geschikt om het ongerijmde van een verlangen te
doen uitkomen dan de grondigste redeneering. De
zaak is echter voor ons eene van hoogen ernst.
Want ook wij, die uitbreiding van het volksonder
wijs verlangen, hebben op onze beurt onze ge
moedsbezwaren. Wanneer wij uit officieele cijfers
zien dat in de wintermaanden alleen bijna 90,000
kinderen in Nederland de school niet bezoeken,
wanneer wij daarbij in aanmerking nemen dat dit
cijfer slechts een gedeelte voorstelt dergenen die
in den zomerals er werk op het land te doen is
zullen thuis gehouden worden, en voor wie dus
het onderwijs te oppervlakkig, te ongestadig is om
eenige vrucht voor hun volgend leven voort te
brengen; wanneer wij zien dat naburige volken,
in de eerste plaats dat, waarvan men het grootste
gevaar voor onze onafhankelijkheid meent te moe
ten duchtenons in volksontwikkeling ver voor
bijstreven, dan krimpt ons het hart ineen en wij
kunnen niet zonder ernstige bezorgdheid aan de
toekomst van ons vaderland denken. Daarom verlan
gen wij dat de wet het onderwijs der kinderen
verplichtend make. De wet is in Nederland niet,
als in Spanjeeen woord zonder kracht of betee-
kenis. De wettelijke leerplicht zal vervuld worden,
eerst met weerzin, zooals men een onaangenaam,
doch noodzakelijk geneesmiddel tot zich neemt,
later uit gewoonte, eindelijk met volle overtuiging.
En indien de bestrijders ons beangst meenen te
maken door het schermen met de vele millioenendie
het algemeen en goed volksonderwijs kosten moet,
dan antwoorden wijwanneer de millioenen gevon
den moeten worden voor onze landsverdediging,
voor onze spoorwegenvoor de verbetering van
ons rechtswezen behoeften die niemand be
strijdt wat zullen zij voor rente afwerpen
indien ze besteed worden voor een volk, dat bui
ten staat is zijne voorrechten te waardeeren,
buiten staat zijn lot te verbeteren, buiten staat
zijne onafhankelijkheid op prijs te stellen en te
verdedigen? Laat ons trachten te zorgen dat er
eenmaal geen Nederlanders meer zullen zijn, die
men door redeneering en door een beroep op hun
gezond verstand, niet van eene waarheid kan over
tuigen. Zooen op geen andere wijzekunnen wij
tevens de hechtheid van ons maatschappelijk ge
bouw verzekeren tegen de aanvallen die uit onkunde,
door gewetenlooze drijvers tot hun voordeel aange
wend, kunnen voortspruiten.