BIJVOEGSEL Middelburg 4 Maart. VAN DB MIDDELBIIRGSGHECOURANT van Vrijdag 5 Maart 1875. N° 55. SPOORWEGVOORSTEL-KAPPEIJNE. Het volgend adres is aan de tweede kamer der staten- generaal aangeboden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de ondergeteekende Hermanus Gerard Hammacher, notaris, wonende en resideerende te Groede, in het vierde dis trict van Zeeland, vroeger het Westelijk deel van Staats-Vlaanderenen lid der provinciale staten van Zeeland. Dat hij met vreugde heeft vernomen het voorstel van eenige uwer leden tot het daarstellen van spoorwegen voor rekening van den staat in verschillende deelen des rijks en daaronder ook in het boven aangewezen deel der provincie Zeelandteneinde dat district in verbinding te brengen met Gent en Brugge, de hoofd steden van de provinciën Oost- en West-Vlaanderen. Dat toch dat district vormt een der vruchtbaarste deelen van Nederland; is gelegen tegenover Vlissingen en tot voorweg strekt voor den tot heden bestaanden kortsten postloop van Middelburg en Vlissingen naar Oostende en van daar naar Engeland; dat.het door zijne ligging bij uitnemendheid geschikt is om de nieuw aangelegde havenwerken te Vlissingen en het daar sedert weinige jaren daargestelde spoorwegverkeer met geheel 't vaste land van Europa met de voortbreng selen van zijnen landbouw en veeteelt te voeden of voor de voortbrengselen van allerlei aard uit de noordelijke deelen des rijks en de voorwerpen van hunnen handel tot débouché op België of noordwestelijk Frankrijk te dienen, vooral daar door de goede zorg van het ministerie van binnenlandsche zaken de haven werken van Breskens in de laatste jaren reeds veel zijn en steeds worden verbeterd, zoodat die haven immer voor de ontvangst van schepen en vaartuigen van allerlei aard geschikt wordt. Dat daarenboven het middel van verkeer, zoo voor personen als goederen tusschen de havens van Vlissin gen en Breskens zeer bijzonder is verbeterd door den provincialen stoombootdienst tusschen de twee evenge- noemde havens, waarvoor tegenwoordig drie uiterst ge schikte stoombooten worden gebezigd. Dat niettemin het verkeer tusschen Vlissingen en het gemelde district, alsmede tusschen de genoemde vreemde rijken, zeer beperkt blijven zal zoolang er geen spoorwegen bestaan die, van Breskens uitgaande, in verband worden gebracht met de in Oost- en West- Vlaanderen bestaande spoorwegen. Dat voorts de gemeenschap tusschen het gemelde vierde en het daaraan onmiddellijk grenzend vijfde dis trict, of het Oostelijk deel van Oud-Staats-Vlaanderen, schier onmogelijk wordt gemaakt door den slechten staat der wegen, die deze twee deelen der provincie aan elkander verbindenimmers voor zooveel die wegen over Nederlandsch grondgebied loopen, terwijl alle pogingensedert vele jarenzoo bij het ministerie van binnenlandsche zaken als in den boezem der provin ciale staten aangewend om die wegen te doen verbe teren, zijn vruchteloos gebleven. Dat intusschen het voormalige Staats-Vlaanderen is van groot belang voor Nederland, omdat het daardoor meester is van den geheelen mond der Schelde en het dus een der eerste zorgen van het rijk behoorde te zijn om de gemeenschap tusschen het Oostelijk en het Westelijk deel van hetzelve zoo volmaakt mogelijk te maken, ook in het belang van het postwezenmilitaire transporten en alle andere diensten, het algemeen be treffende en niet minder in het belang van handel en nijverheid, daar thans geen zwaar beladen wagens langs de over Nederlandsch grondgebied loopende wegen tusschen de bedoelde districten kunnen vervoerd worden, immers gedurende het grootste gedeelte van het jaar en men dus verplicht is den weg over België te nemen en dan ook om bij iedere reis tweemalen in aan raking te komen met de beambten voor de rechten op in- en uitvoer van beide rijken, wat, zooals niet te ontkennen is, nog daarenboven een groot bezwaar daarstelt. Redenen waarom de ondergeteekende de vrijheid neemt zich tot U, mijne heeren! te wenden met beleefd verzoek om het hiervoren bedoelde voorstel vooral voor zoo veel betreft het voornoemde vierde district van Zeeland, dat zijner inwoning, te willen aannemen, in dien zindat de spoorweg aanvange te Breskens, van daar doorloope langs Oostburg naar Sluismet een zijtak van Ooslburglangs IJzendijke tot aan het meest geschikte punt van aansluiting aan de in het vijfde district reeds bestaande spoorwegen, opdat alzoo: 1° het vierde district van het Noorden naar het Oos ten en Zuiden het spoorwegverkeer deelachtig worde; 2° een gemeenschapsweg tusschen de voormalige vierde en vijfde districten van Zeeland, reeds sedert zoo vele jaren verlangdverkregen worde 3° en eindelijk de gelegenheid aangeboden worde om de gemeenschap langs IJzendijke naar Gent, en langs Sluis naar Brugge en mitsdien met de reeds in België bestaande spoorwegen daar te stellen. Groede, Maart 1875. '•tWelk doende, enz. (geteekend) HAMMACHER. Ge mengde berichten. Het nommer van 28 Februari der Neue freie Presse is door de regeering in beslag genomen toen reeds 24,000 exemplaren waren geëxpedieerd, zoodat slechts 11.000 konden worden achtergehouden. De inbeslagneming geschiedde oin een politiek hoofdartikel betreffende den minister van koophandel, dr. Banhaus. Uit Fulda wordt geme' d, dat de aartsbisschop van Keulen naar Rome is vertrokken om het verlangen der curie ten aanzien der afkondiging van de laatste pau selijke encycliek te vernemen. Te Rome is als verdacht van medeplichtigheid aan den moord van Sonzogno gearresteerd de journalist Luciatti, ex-candidaat van het vijfde kiesdistrict van Rome; zijn boezemvriend, zekere Armati, voormalig officier van de stedelijke garde, is eveneens gearresteerd. De Fransche regeering heeft last gegevenom voor hare rekening in Duitschland 10,000 paarden aan te koopen. Dit heeft reeds aanleiding gegeven tot geruchten omtrent oorlogszuchtige neigingen van Frank rijk, doch de Kölnische Zeitung wijst er op, dat dit slechts in verband staat met de reorganisatie van het Fransche leger. Het doel van deze reorganisatie is echter om eene machtige krijgstoerusting te verkrijgen, die misschien eenmaal tegen Duitschland zal worden aangewend, en nu vraagt de Kölnische of de Duitsche paardenfokkerij wel geroepen is om de Fransche strijd krachten te vermeerderen, terwijl daarenboven een uitvoer van 10,000 paarden over een reeks van jaren invloed uitoefent. De landbouwende stand heeft voorts met moeilijkheden te kampen, zoodat er, volgens de Kölnische, verschillende redenen zijn om in dit geval een verbod tegen don uitvoer uit te vaardigen. By het laatste gemaskerde bal in het paleis van den kroonprins van Duitschland waren twee officieren, een adjudant van den kroonprins en een kapitein van den grooten, staf belast om de binnenkomendennaar mate zij aan den gemaskerden optocht al of niet zou den deelnemen, terecht te wijzen. Deze heeren waren ongemaskerd. Eensklaps trad een hooge gemaskerde gestalte binnen en zeide met grooten nadruk tot den kapitein: „Ik ken u wel kapitein." De adjudant, die er zich over verbaasde, dat de gemaskerde er zich over verheugde, dat hij een ongemaskerde kende, zeide, terwijl het masker verder ging, in plat Berlijnsek: „Heller Kopf!" (schrandere bol). De als zoodanig ge- qualificeerde keerde teruglichtte zijn masker op en de verbaasde officieren zagen het lachende gelaatvan den keizer, die hen vriendelijk toeknikte en toen ver der ging. &taten-generaal. TWEEDE KAMEB. Zitting van Woensdag 3 Maart. Nader verslag.) In de eerste plaats werdop voorstel van den heer Godefroi besloten, om het tegen Donderdag bepaalde sectie-onderzoek over het door dien heer en zeven andere leden voorgestelde enquête-voorstel voorloopig niet te doen plaats hebben. Daarna werden de beraadslagingen voortgezet over art. 3 van het wetsontwerp tot regeling van den dienst en het gebruik der spoorwegen, dat door de regee ring nader aldus gewijzigd was: „Ondernemers van spoorwegdiensten zijn niet bevoegd verantwoordelijkheid voorverlies, vertraagde bezorging van of schade aan koopmanschappen en goederen, noch den omvang en duur hunner verplichtingen en den bewijslast door eenig beding van den vrachtbrief of door bijzondere dienstreglementen (hier vervallen alzoo de woorden: door andere overeenkomst) uit te sluiten of te beperken, dan met inachtneming der regels door ons bij algemeenen maatregel van inwendig bestuur vast te stellen." Dat artikel werd nader bestreden door de heeren Messchert van VollenhovenGodefroi en Brediuster verdediging tevens van het door deze laatsten voorge stelde amendement, hetwelk beoogde de afwijking van het gemeene recht uitsluitend te bepalen tot de pri vaat-rechtelijke overeenkomst tusschen partijen Smidt, die met het beginsel van het artikel instemde en het verdedigde, op grond dat hier niet van eene wederzijds vrijwillige overeenkomst sprake kon zijnzoodat dan ook de spoorwegondernemers bui ten de mogeiykheid moeten worden gesteld het publiek te dwingen zich naar hunne wederzij dsche eischen te schikken (maar welke spreker een andere redactie voorstelde); en Kappeyne, die voornamelijk bezwaar had tegen deze delegatie, door den wetgever aan het uitvoerend gezag, van eene macht, die slechts wettelijk kan worden geregeld en dan niet in deze wet, maar in het wetboek van koophandel. Daarentegen verdedigden de beide ministers en de heer C. van"*Nispen het regeeringsartikel. De minister van juötitie trachtte aan te toonen dat het doel van het artikel juist was om te voorkomen 1° dat bij over eenkomsten van het gemeene recht worde afgeweken ten nadeele van het publiek door eene monopoliseerende maatschappy2° dat noodelooze processen tusschen partijen worden gevoerd. De minister van binnenland sche zaken nam meer bepaald het constitutioneel be zwaar op. Hij wees op het voorbeeld van de wetge ving in andere constitutioneele landen en vooral ook op onze eigen wetgeving, waar in talrijke gevallen gelijke macht-delegatie; wordt aangetroffen, zonder dat dit ooit tot bezwaar aanleiding gaf. Op de bedenking van den heer Smidt, dat de wetgevende macht hier niet wist waartoe zij delegeerde, wees de heer'sJacob op art. 27, dat den inhoud van bedoelden maatregel van algemeen bestuur duidelijk vermeldt. Ten slotte werd het amendement Godefroi-Bredius verworpen met 51 tegen 20 stemmen; dat van den heer Smidt verworpen met 42 tegen 29 stemmen en het gewijzigd regeeringsvoorstel aangenomen met 41 tegen 30 stemmen. Art. 4 bevat o. a. de bepalingdat ondernemers aan spraak hebben op vergoeding van meerdere kosten van onderhoud en bediening, voortvloeiende uit den aanleg door den staat van doorsny dings wegen enz. Naar aanleiding van opmerkingen, door de heeren Sehimmelpenninck en Storm gemaakt, veranderde de minister het woord „bediening" in „dienst", om daardoor uit te maken dat ook de kosten van exploitatie hier bedoeld worden^ Over art. 5 werden langdurige discussiën gevoerd, naar aanleiding van vier amendementendqor.de heeren Godefroi en Bredius en door den heer Rutgers voor gesteld, die echter allen met groote meerderheid werden verworpen, zoodat het artikel ten slotte aldus met 56 tegen 12 stemmen wevd vastgesteld: „De ondernemers zyn insgelijks verplicht te gedoo- gen, dat de weg waarover hun dienst loopt en de daartoe behoorende stations ten behoeve van andere spoorwegdiensten worden gebruikt. „Dit geschiedt krachtens een door ons daartoe te nemen besluit, tegen schadeloosstelling door de onder nemers van den spoorwegdienst, ten wier behoeve het ge meenschappelijk gebruik van den weg of van een station wordt gegund, te voldoen. „Het gemeenschappelijk gebruik van den weg heeft plaats overeenkomstig een reglementdoor onsde bestuurders der betrokken spoorwegdiensten gehoord, vast te stellen. „De bepalingen voor het gebruik van stations tot gemeenschappelijken dienst en de uitvoering der daarvoor noodige werken worden door de ondernemers der be trokken spoorwegdienstenonder goedkeuring van onzen minister van binnenlandsche zakenonderling by over eenkomst geregeld. „Indien het deswege te houden overleg niet binnen den door onzen minister van binnenlandsche zaken te bepalen tijd tot overeenstemming heeft geleid, worden de bepalingen door ons, bestuurders der betrokken spoor wegdiensten gehoord, vastgesteld. „De schadeloosstellingen, in dit en in het vorig artikel bedoeld, worden, bij gebreken van minnelijke schik king, door den rechter bepaald." Sedert de Indische begrooting voor 1875 is vastge steld, is gebleken, dat de vermoedelyke overschotten van de Indische diensten 1867—73destijds in rond cijfer 29,300,000 bedragende een beschikbaar bedrag- aanwijzen van f 39,300,000niettegenstaande de buiten gewone oorlogskosten het daarvoor toegestaan bedrag vermoedeiyk met 6 millioen zijn te boven gegaan, doordien in 1874 de productenverkoop in Nederland, alsmede de opiumpacht en de in- en uitgaande rechten in Nederlandsch-Indie beduidend meer hebben opge bracht dan waarop by de begrooting is gerekend. Trekt men van genoemd bedrag af de volgende in 1875 aangewezen of aangevraagde sommen, als: f 1,770,000 voor aanvulling van het materieel der marine en voor buitengewone waterstaatswerken, 1 millioen voor den aanleg van spoorwegen en f 6,100,000 tot dekking van de kosten op de Nederlandsche diensten 187172 en tot uitvoering van de vestingwet, tezamen f8,870,000, dan blijven, ook na aftrek van de 10 millioen, welke

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 5