N° 50.
Zaterdag
1875.
COURANT.
27 Februari.
Middelburg 26 Februari.
EENE OORLOGSVERKLARING.
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2™ Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m.^franco is f 3.50.
BTJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL,
bevattende: vervolg Binnenland; Gemengde berichten;
Staten-generaaleen Belgischen brief en een Ingezon
den stuk over gemeente-belastingen.
Men zou willens blind moeten zijn indien men
de oogen sloot voor de nieuwe wending, welke de
strijd tusschen het pausdom en den staat in Prui
sen genomen heeft .tengevolge der laatst uitgevaar
digde pauselijke encycliek van den 5™ Februari.
En daar de beteekenis van dien strijd ver over de
grenzen van het Pruisisch gebied reikt, daar de
encycliek gericht is tot de katholieken der geheele
wereld en zij in Duitschland algemeen den indruk
maakt van een feitelijk optreden van het hoofd dei-
katholieke kerk tegen de, door den staat op wet
tige wijze vastgestelde', verordeningen, achten wij
ons verplicht er meer in het bijzonder de aandacht
onzer lezers op te vestigen.
Wat in de eerste plaats in het licht treedt, is
het feit dat de paus, sedert het verlies van zijn
wereldlijk gezag, dat, onbegrijpelijk genoeg,
nog door vele katholieken als een onherstelbare
ramp beschouwd wordt, oneindig veel vrijer is
in zijö optreden als onafhankelijk hoofd der kerk
tegenover alle vorsten en potentaten der wereld.
Was de paus op dit oogenblik nog de souverein van
den kerkelijken staat, het is de vraag of hijmet
de volle kracht zijner onfeilbaarheidongestraft het
doemvonnis zou kunnen uitspreken over de wetten,
door een zijner Europeesche mede-souvereinen voor
zijne onderdanen uitgevaardigd. Een briefschrijver
in de Kölnische Zeitung, volgens de redactie
van dat blad iemand uit de eerste kringen van Ber
lijn, zegt: „Bestond de kerkelijke staat nog,
het antwoord op de oorlogsverklaring van den 5en
Februari zou waarschijnlijk bestaan in eene expeditie
van een paar oorlogschepende Nautilus en de Al
batros, die te Civita-Vecchia een handvol Duitsche
soldaten aan wal zouden zetten, waarmede men
den vijandigen souverein zou gevangen nemen en
hem naar Wilhelmshöhe of Stettin overbrengenom
daar in alle stilte te kunnen nadenken over de gel
digheid onzer Pruisische of Duitsche wetten."
Men behoeft deze grootspraak niet als veel be-
teekenend te beschouwen. Maar het feitwaarop zij
gegrond is, bestaat. Zeker zou de paus minder
vrij in zijne handelingen en verklaringen wezen,
indien hij nog van vreemd wapengeweld iets te
vreezen had en niet, als thans, de onschendbare
gast van een machtig koninkrijk was.
Dat het woord „oorlogsverklaring", waarmede
deze opgewonden Pruis de encycliek aanduidtniet
onjuist is blijkt uit de bewoordingen van het stuk,
dat te uitvoerig is om, ook slechts in overzicht,
door ons opgenomen te worden. De Pruisische
Mei- of kerkelijke wettenwelke wij in hare
strekking niet verdedigen, zijn in Pruisen een
maal tot landswetten verheven. De paus ver
klaart van die wetten tegenover de geheele katho
lieke christenheid, dat zij niet geldig en met de
door God zelf vastgestelde inrichting der kerk in
strijd zijn. Geen katholiek kan alzoo met een ge
rust geweten zich verder aan deze wetten onder
werpen. En als wilde de paus de verbittering,
door deze verklaring in de gemoederen der tegen
partij gewekt, door overbodige scherpte van taal
nog verergeren, schrijft hij verder: „Deze wetten,
welke allen, die haar niet gehoorzamen, met
strenge straffen bedreigen en voor welker nakoming
de gewapende macht zorg heeft te dragen, zijn
oorzaak dat vreedzameongewapende burgersdie
ter wille van hun geweten de wetten niet kunnen
opvolgen, in den ongelukkigen en moeilijken toe
stand geplaatst worden van menschen die, door
overmacht onderdrukt, niet bij machte zijn zich
daartegen te verzetten. Het is dan ook alsof die
wetten niet gemaakt zijn voor vrije burgers, om
door deze volgens hun verstand opgevolgd te wor
den, maar alsof zij opgelegd zijn aan slaven,
die zij doorvreesaanjagingtotgehoorzaamheid
moeten dwingen."
Het Duitsche volk, in het tegenwoordig tijdperk
van zijnen trots en overmoed, het woord „slaaf"
naar het hoofd te werpenmag waarlijk meer dan
.eene oorlogsverklaring, het moet eene uittarting
genoemd worden!
Dat de Pruisische regeering de encycliek als
zoodanig opgevat heeftblijkt uit hetgeen het
regeeringsorgaan, de Provincial-Correspondenzeer
gisteren schreef. „De paus durft de burgerlijke
wetten, welke op constitutioneele wijze door over
leg tusschen de Pruisische .kroon en de volksver
tegenwoordiging tot stand gekomen zijnkrachteloos
te verklaren. Uit deze d? adzaak blijkt boven allen
twijfel dat de verhouding van den pauselijken stoel
tot de wereldlijke regeeringen door de gebeurte
nissen der laatste jaren geheel gewijzigd is. De
paus gaat echter nog verderhij tracht, zoover hem
zulks mogelijk is, het Pruisische volk tegen de
regeering in opstand te brengen; zijn encycliek is
een beroep op en een aanmoediging van de harts
tochten der revolutie. De duidelijkheid, waarmede
de paus thans zijne verhouding tot de Pruisische
regeering heeft doen kennen, wijst ook aan de
regeering den wegdien zij tegenover deze omwen-
telingzuchtige aanmatiging te volgen heeft. De
katholieke kerk in Pruisen moet tot het volkomen
besef gebracht worden wie hier te lande souverein is.
Wat het regeeringblad met deze woorden bedoelt,
wordt niet nader omschreven; men kan er zich
echter een denkbeeld van maken als men leest wat
andere bladenbij voorkeur diewelke niet slechts
vrij zijn van de regeering, maar zelfs min of meer
oppositie tegen haar voeren, verlangen. Zoo vraagt
de conservatieve Post of het niét noodzakelijk is
den eed voor ambtenaren zoodanig in te kleeden,
dat daaruit duidelijk blijke of de ambtenaar onvoor
waardelijk trouw aan de regeering zweert, zonder
eenig zwijgend voorbehoud ten opzichte der eischen,
welke door het pauselijk gezag gesteld mochten
worden, zonder eenige restrictio mentalis. Hetzelfde
blad past die vraag vervolgens ook toe op den eed
voor de volksvertegenwoordigers. „Het is een vol
komen onhoudbare toestand dat in de volksverte
genwoordiging mannen zitten, van welke men niet
weet of hun afgelegde eed van tróuw aan den
koning en de wet onvoorwaardelijk voor hen gel
dig is, dan of zij zich door dien eed slechts in
zooverre gebonden achten als de paus het toelaat,
die juist op dit oogenblik een aantal wetten,
welke toch ook in den eed van trouw begrepen
zijnvoor niet geldig verklaard en de katholie
ken verboden heeft ze te gehoorzamen:"
Wat de Kölnische Zeitung, de Vossische Zeitung
en andere groote Duitsche bladen betreft, wier
onafhankelijkheid tegenover de regeering, ofschoon
dikwijls luide verkondigd, toch niet boven twijfel
verheven iszij verlangen niets minder dan de
afzetting van alle Pruisische bisschoppen, indien
zij het wagen de pauselijke encycliek op officieele
wijze af te kondigen.
Yan den anderen kant maken deze laatste bla
den zich reeds bij voorbaat gereed omwan
neer de bisschoppen, uit vrees of om welke be
weegredenen dan ookde afkondiging der encycliek
achterwege te latendaaruit het gevolg te trekken
van een meeningsverschil tusschen den paus en het
Duitsch episcopaat. Met slimme tactiek wordt op
het nationaliteitsgevoel, dat dan toch bij de Duit
sche geestelijkheid ook leeft, gewerkt om een zoo
danig verschil in het leven te roepen of te bevor
deren. De „Duitsche" kerk, zoo wordt er gezegd,
kan zich door den Italiaansche opperpriester niet
tot ongehoorzaamheid laten dwingen tegen.de wetten
van haar eigen vaderland. Pater Beckxzoo min als
de andere Jezuieten die te Rome het roer in handen
hebben, zijn er de mannen naar om over een Döl-
lingerzelfs over een Kettelereen Hefeleeen
Martin te gebieden, alsof zij hunne knechten waren».
Dan eerst zou er van „slavernij" sprake kunnen
zijn.
Wat Nederland betreft, dat den storm buiten
zijne grenzen hoort razen, maar er iieh nog niet
rechtstreeks tegen heeft te wapenen, het kan in
dezen strijd slechts afwachten ennauw
keurig toezien. Iedere stap kan in deze omstan
digheden een mistred wezen. Oplettend te zijn" op
den loop der zaken in Duitschland en acht te geven
op iedere handeling onzer eigen regeering, welke
het vermoeden onzer volkomene onzijdigheid zou
kunnen benadeelenis meenen wij de plicht van
ieder Nederlander, die zijn vaderland lief heeft.
De heer mr. P. Romeijjn, directeur der hoog ere
burgerschool alhier, verzoekt ons de aandacht onzer
lezers er op te vestigen dat niet hij, maar de heer
P. Romijn te 's Gravenhage, deel heeft uitgemaakt van
de commissie, belast door het NederlandschSchoolver
bond met het uitbrengen van een rapport over den
leerplicht. Zijne eigene bekende gevoelens omtrent dit
onderwerp, welke in hoofdzaak lijnrecht in strijd zijn
met bedoeld rapport, maken eene herstelling onzer
vergissing met de twee gelijkluidende namennaar
zijn gevoelen wenschelijk.
Naar het Utrechtsch Dagblad meldt, bestaat het
voornemen om eene stoomvaart op te richten, ten
einde goederen uit stoom- en zeilschepen te lichten in
de buitenhavens van Zeeland en ze daarna te vervoeren
naar verschillende plaatsen langs de Maas. Deze maat
regel zou genomen worden wegens den meestal onvol
doenden waterstand op den nieuwen waterweg van en
naar Rotterdam.
Bij ministerieele beschikking van den 24™ dezer is
aan P. Thomsen en Comp. te Rotterdam, tot wederop
zegging, vergunning verleend voor een stoomsleep-
dienst, in de provinciën Noord-Brabant, Gelderland,
Zuid-HollandNoord-HollandZeelandUtrechtOver
ijssel en Limburg.
De minister van binnenlandsche zaken heeft met
ingang van 1 April a., tot inspecteur van de gestichten
voor krankzinnigen benoemd d'. H. van CappeUe,
referendaris bij zijn departement.
Bij beschikking van den minister van koloniën, van
den 24™ dezeris de heer P. van Deldengenees-,
heel- en verloskundige te Hengelo, in Overijssel, gesteld
ter beschikking van den gouverneur-generaal van Ne-