MIDDELBURGSCHE
COURANT.
S° 47.
"Woensdag
1875.
24 Februari.
Middelburg 23 Februari.
A.
XT
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m., franco is f 3.£»0.
HARDER STOK.E1?
II.
De optreding van een ministerie-Heemskerk scheen,
oppervlakkig beschouwd, als eene niet ongunstige
omstandigheid voor de Nederlandsche spoorwegbe-
langen te mogen worden aangemerkt Omtrent de be
kwaamheid en de voortvarendheid van dezen staats
man bestond een hooge roep en, was het in het alge
meen te verwachten dat deze talenten ook in de
zaak der spoorwegen zich op gunstige wijze zouden
doen kennende heer Heemskerk had daarenboven
in de laatste jaren, in 1872 door eene interpellatie
over de spoorwegen tot de regeering gericht, in
1873 bij de behandeling der wet voor de lijnen
ArnhemNijmegen en ZwaluweZevenbergenzich
in het karakter van „spoorwegman" op den voor',
grond geplaatst. Als wilde de minister deze ver
wachtingen nog versterken, greep hij spoedig na
zijn optreden de gelegenheid aan om door zijne
verklaring dat hij wilde: „harder stoken in Neder
land, remmen in Indië", zich te verheffen tot den
rang van conducteur van een trein, op wiens eind-
statiën de woorden „afdoening van veel zaken"
geschreven waren.
Teleurstellend klonk, tegenover die hoog gestem
de .verwachtingen, de verklaring van den heer
Heemskerk in de tweede kamer op den 12en Januari jl.
dat de onderhandelingen met het Nederlandsche
bankiers-consortium tot geen resultaat hadden ge
leid en dus waren afgebroken. Niet onverklaarbaar,
werden bij het bekend worden dier verklaring de
oude geruchten en vermoedens weder opgerakeld.
De betrekkingen van het afgetreden liberale minis
terie tot het consortium hadden van den aanvang
aan de conservatieve pers aanleiding gegeven tot
allerlei meer of minder bedekte rnsinuatiën. Toen
nu onder den minister Heemskerk de onderhande
lingen afsprongen, lag voor menigeen de gevolg
trekking voor de hand dat de soliditeit der plan
nen van de concessie-aanvragers dan toch zeker
wel wat te wensclien had overgelaten. Was de
heer Heemskerk anders de man om eene zoo gun
stige gelegenheid om èn in de behoefte aan spoor
wegen te voorzien èn de voorziening dier behoefte
te doen plaats hebben op Neaerlandsch initiatief,
door Nederlandsche kapitalen en werkkrachten,
ongebruikt te laten?
De zeventien groote firma 'sdie het consortium
samenstelden, begrepen dat die achterdocht zich
opnieuw zou doen hooren. Zij begrepen tevens
aan hunne eigene eer en de belangen der natie
verplicht te zijn den loop, dien de zaak genomen
had, in het volle licht te stellen. Aan die over
tuiging hebben wij de mededeeling te danken van
een bundel stukkenbevattende de geheele officieele
correspondentie tusschen den heer van Heemskerk
en het consortium gewisseld, benevens de notulen
der vergaderingen van het consortium en de memo
rie van den technischen adviseur der concessie-aan
vragers, den heer Stieltjes, op de zaak betrekke
lijk. Aan dien bundel, gedrukt doch niet in den
handel verkrijgbaaren alleen aan belanghebbenden
en de redactiën der dagbladen medegedeeld, ont-
leenen wij de bouwstoffen voor het volgend kort
overzicht.
In eene vergadering, eenigen tijd vóór de oplos
sing der ministerieele crisis door het consortium ge
houden, werd op voorstel van den heer Pincoffs met al-
gemeene stemmen besloten aan het nieuw optredende
ministerie te schrijven dat, de regeering zich door
den ver gevorderden star.t, 'waarin zij de onder
handelingen betreffende de concessie-aanvraag vond,
volstrekt niet, ook niet zedelijk, gebonden
behoefde te 'achten. Was de minister in beginsel
tégen het verleenen der concessie gestemdhet
consortium zou zich zijne moeite en de reeds ge
maakte kosten getroosten en van zijn aanzoek af
zien. Het consortium wilde een zoo groot nationaal
belang, als de voltooiing van ons spoorwegnet,
op geen enkele wijze in den weg staan, indien de
minister meende, langs anderen weg dan door het
toestaan der aangevraagde concessie in die behoefte
te moeten voorzien.
In antwoord op dezen brief noodigde de minister
het consortium uit tot eene conferentie, welke in
September gehouden werd. De minister deelde
bij die gelegenheid mede dat hij de onderhande
lingen wenschte voort te zetten, dewijl hij zich
met het concessie-plan wel kon vereenigeu doch
het eerst volkomen uitgewerkt, en aangevuld ten
opzichte van eenige onderdeelen, waaromtrent men
het met de vorige regeering nog niet eens was ge
worden, vóór zich wilde hebben. Kon het consor
tium zich dan verbinden tot de aanvaarding dei-
definitieve concessie, dan zou deze ter bekrachti
ging aan de wetgevende ipacht worden voorgelegd.
Het consortium verklaarde zich bereid, met dat
vooruitzicht de aanvankelijk gestaakte werkzaam
heden te hervatten, doch behield zich dadelijk ten
opzichte der definitieve aanvaarding eenig voorbe
houd, ten opzichte van mogelijke politieke of finan-
cieele verwikkelingen, die de handhaving dier
aanvaarding onmogelijk zouden kunnen maken.
De minister verklaarde hierop ten slotte dat hij
zou trachten zijne opvatting der zaak bij de regeering
ingang te doen vinden en dat de consessie-aanvra-
gers nader van hem zouden hooren, Toen de mi
nister dus den 3en October aan het consortium schreef
dat hij op eene spoedige ontvangst der nog ontbre
kende bescheiden betreffende de concessie-aanvraag
veel prijs stelde", waren de aanvragers gerechtigd
daarin het bewijs te zien dat tusschen hen en den
minister de gewenschte overeenstemming bestond.
Het moet dan ook een zonderlingen indruk op
het consortium gemaakt hebben, toen ruim zes
weken na de indiening der verlangde uitgewerkte
stukken, een brief van den minister ontvangen
werdwaarin deze op de concessieplannen zoodanige
wijzigingen voorstelde dat, naar het gevoelen van
den technischen adviseur, „de geheele economie
dier plannen omvergeworpen werd". Zonder ons,
met het oog op de voor ons noodzakelijke beknopt
heid, in eene uiteenzetting dier verlangde wijzigingen
te begevenstippen wij toch uit de bedoelde memorie
van den heer Stieltjes daaromtrent aandat de
nieuwe eischen der regeering „de Noord-Holland-
Friesche lijnen volkomen onmogelijk maakten voor
elke particuliere maatschappij die de gelden van
hare aandeelhouders niet roekeloos op het spel
wilde zetten." Omtrent de Overijselsche lijnen
merkt de adviseur aan dat „de (door hem) voorge
stelde lijnen het vervoer concentreerden, die der
regeering het daarentegen verdeelden." Wat het
bedrag der subsidie betreft toont de heer Stieltjes
aan dat, terwijl sedert de oorspronkelijke berekening
der concessie-aanvraag de raming der kosten, om
in overeenstemming met de werkelijkheid te blijven,
aanmerkelijk hooger gesteld zou moeten worden,
de regeering thans een veel kleiner subsidie aan
biedt.
Het consortium schreef dan ook den 31™ De
cember (de minister had, zeker om de zaak niet
al te gemakkelijk te maken, verlangd dat men
binnen 14 dagen op zijn brief zou antwoorden)
dat de financieele grondslagen der aanvrage daar
door geheel uit hun verband waren gerukt en de
zaak op dien voet voor eene solide onderneming
onuitvoerbaar was.
De minister had echter, behalve zijne nieuwe
plannen, nog eene hoofdvoorwaarde gesteld. Deze
was: dat, vóór de indiening van een ontwerp aan
de staten-generaalde concessie definitief aanvaard,
een waarborg-kapitaal van twee millioen gestort en
door voldoende inschrijving hët kapitaal voor de
uitvoering verzekerd moest worden.
Op dezen eisch antwoordde het consortium het
volgende
„De aanvragers zouden zich voor een onbepaal-
den tijd moeten binden en, welke ook de finantieele
of poliiieke calamiteiten zouden zijn diein de vele
maanden aan indiening en behandeling der wet
verbonden, zouden kunnen voorkomen, de aanvra
gers zouden van hun kant geheel op onzekeren
bodem staande toch altijd tegenover al die even
tualiteiten gebonden blijven.
„Maar uwe excellentie gaat nog verder; niet te
vreden met de moreele zekerheid waarvan in ons
schrijven van 27 Augustus gesproken wordt en
zonder welke ook wij "zeer zeker eventueel eene
definitieve concessie niet zullen aanvaardenvordert
uwe excellentie behalve de onvoorwaardelijke stor
ting van twee millioen gulden nog de voldoende
inschrijving voor eene allerbelangrijkste onderneming
die niet alleen nog niet bestaat, maar waarvan de
aanneming door de wetgevende macht verre van
zeker is."
De aanvragers beschouwden dan ook dien eisch
als „volkomen gelijk staande met eene weigering
der aanvrage om concessie."
De minister heeft deze opvatting nietof slechts
flauwweersproken. Hij schreef alleen dat hij
niet gedacht had dat „de verlangde waarborgen
voer de aanvragers, die eene hooge plaats in het
bankiersvak bekleedeneen wezenlijk bezwaar kon
den opleveren." Ook verklaarde hij nogmet eene
naïveteit, die terwijl men de stukken leest, aan
het getuigenis der zintuigen doet twijfelen, dat het
zijne bedoeling niet was de gestorte twee millioen
waarborg-kapitaal, indien de wetgevende macht het
wetsontwerp niet bekrachtigdeals een present
voor de schatkist te zullen beschouwenToch sloot
de minister zijn laatsten brief met de mededeeling
dat het verder overleg omtrent de zaak zijns
ondanks als geëindigd beschouwd moest worden.
Wij hebben aan dit overzicht der stukken niets
toe te voegen, De enkele feiten spreken duide
lijk genoeg Tengevolge van het initiatief van
een viertal kamerleden zal het nationaal belang
van de voltooiing onzer spoorwegen, nu het parti
culier arbeidsvermogen door den minister Heems
kerk krachteloos is gemaakt, weder aan de orde
worden gesteld, vroeger dan de „voortvarende"
conducteur van de staatslocomotief voornemens was
dit te doen. Tegen dien voorgestelden aanleg van
staatswege bestaan, uit het oogpunt van denfinan-
cieelen en politieken toestand des lands, beden
kingen met welke wij ons thans niet zullen bezig
houden. Wat wij hebben willen aan toon en en wat
uit de officieele stukken van het bankiers-consortium
onwederlegbaar blijkt, is dat de werkzaamheid van