F 35.
MIDDELBURGSCHE
Woensdag
1875,
COURANT.
10 Februari.
EN
Middelburg 9 Febru-ari.
9,30
6.20
6.45
8.16
8.50
9.8
10.8
10.29
10.36
10.45
15
7.25
35
8.32
>5
8.51
25
9.20
l
7.—
55
7.50
53
8.10
10
8.30
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m., franco is f 3.50.
Door de commissie tot het examineeren van varens
lieden alhier is heden met gunstig gevolg als eerste
stuurman voor de groote vaart geëxamineerd de heer
G. J. Schroder, wonende te Overschie.
De volgende mededeeling omtrent een vroegereu stad
genoot zalvertrouwen wijdoor vele onzer lezers met
belangstelling ontvangen worden.
Wij vernemen namelijk dat de beer mr. de Stop
pelaar rechter in eene der internationale rechtbanken
in Egypteden 14en Januari jl. vertrokken van Mar
seille, 's middags 20 Januari daaraanvolgende behouden
te Alexandrië aangekomen is. Na een verblijf aldaar
van weinige dagen is hij den 25en Januari door den
sherif pacha (minister van justitie) aan den khedive in
diens paleis te Cairo in buitengewone audiëntie voor
gesteld.
De heer de Stoppelaar heeft zijn verlangen te kennen
gegeven om bij voorkeur deel uit te maken van de
rechtbank in de hoofdstad Cairoalwaar hij zich dan
ook voorloopig metterwoon gevestigd heeft.
Het schijnt nog geruimen tijd te zullen duren alvo
rens de rechtbanken hare zittingen zullen openen.
Onderscheidene leden ontbreken nog.
Behalve te Alexandrië zal de derde rechtbank niet
te Zagazig, maar te Ismaïlia gevestigd worden.
Bij de gisteren te Vlissingen gehouden herstemming
voor leden van de Wester-Schelde-commissie, waaraan
door 21 kiezers is deelgenomen, zijn benoemd de heeren:
A. C. Binghart met 10 stemmen en W. C. van Duuren
Dutilh met 4 stemmen.
Onze Haagsehe correspondent schrijft ons
het volgende
„In afwachting van het hervatten der tweede kamer
zittingen op aanstaanden Woensdag, genieten wij hier
eene volslagene windstilte op politiek gebied en is de
aandacht van de officieele en niet officieele kringen dei-
residentie bijna uitsluitend gevestigd op het Leidsche
academiefeest van morgen. Wie den critischen geest
van onzen tijd in aanmerking neemt zal zich er mis
schien over verwonderen dat de plannen van feestvie
ring tot nogtoe zoo weinig zijn veroordeeld geworden.
Zondert men het punt van de keuze van de moedertaal
voor de rectorale oratie uitdan is het programma
over het algemeen gunstig ontvangen, gunstiger dan
den arbeid van lien, die aan den weg timmeren moeten,
veelal schijnt beschoren te zijn. En ook op dit, zoo
bij uitstel disputabel puntHollandsch of Latijn, is de
aanvankelijk door een onzer couranten breed op
gezette oppositie onmiddellijk versmald en dood geloopen
zoodra een bevriend hoogleeraar had doen opmerken
dat de op 8 Februari aftredende rector-magnificus zich
voor de dames die in de St. Pieterskerk zouden opko
men verstaanbaar wilde uitdrukken.
„Wie weten wil wat hier eigenlijk achter zit. leze
het verhaal van de feestviering op 8 Februari 1775.
Ook toen werd het feest in de Pieterskerk te Leiden
gevierd en waren er zeer veel dames in het gebouw
aanwezig; de speech, die twee uren duurde, en de
voorgelezen verzen waren echter in het Latijn. En wat
- schrijft men nu in de Nederlandsche jaarboeken over
de plechtigheid „De vrouwen in 't choor hielden, om
het verveel te verminderenmet elkandere drukke ge
sprekken; welke de ontmoetingen van veele vreemde
lingen en oude kennissen van alle oorden niet weinig
vermeerderden. Dit veroorzaakte zoodanig een gedruis
door de gansche kerkdat ook veelendie zelfs nabij
den preekstoel zaten, weinig hoorden en veel minder
verstaan konden". Men heeftzou ik zeggenzeer
verstandig van de leeringen van 1775 voor 1875 gebruik
gemaaktik wensch den sprekers van morgen daarvan
rijke vruchten toe in oplettendheid van hun gehoor.
„Zelf geen medefeestvierder zijndeheb ik op mijne
wijze den achtsten Februari bij anticipatie gevierd,
door, in mijn boekenkast eenige werken over de ge
schiedenis der Leidsche hoogeschool aan het licht te
brengen. Daaronder waren ook de vóór 25 jaren uit
gegeven „Bijdragen tot de vroegste geschiedenis en den
toekomstigen bloei der hoogeschool te Leiden", van
wijlen professor Kist; eeuas-óoek waarin veel wetens
waardigs voorkomt, maar waarin mij een bok heeft
getroffen die onwederlegbaar aan den dag brengt dat
zelfs een professor wel eens struikelt. De hoogleeraar
verhaalt in dat boek dat de Leidsche studenten in 1630
verzochten de beschikking te mogen hebben over een
balspeelveld „ten eynde 'tselve bij den supplianten tot
hare recreatie ende oéfeninge in fortificatiën bequame-
lick mochte werden gebruiekt." De schrijver knoopt
aan dit citaat de volgende Opmerking vast: „Met ge
noegen bespeurt men, dat, in dien tijd van Frederik
Hendrik en van onze grootheid, vestingbouwkundige
oefeningen tot de recreatiën ook van den student be
hoord hebben." Dit is een analoog geval als dat van
Weiland, die koning Leo's (uit den Heintje den Vos)
dagvaarding van alle dieren ten liove „op groote peen"
aanmerkte als eene uitnoodiging voor eene groote
hutspot-partij. De in het request genoemde fortificatiën
staan tpsh niet in het geringste verband met de ves-
tingbouwkundedat daaronder alleen „versterking van
de lichaamskrachten" verstaan moet worden zal ieder
een, die in de taal der zeventiende eeuw maar een
weinig thuis is, wel weten!
„Het Leidsche academiefeest kan een eigenaardige
ouverture genoemd worden voor het in de staten-gene-
raal weldra verwacht debat over het hooger onderwijs.
Schoon het moeilijk valt hoogte te nemen waar 't .de
plannen der tweede kamer betreft, meen ik toch me
niet te veel bloot te geven wanneer ik aan het wets
ontwerp een gunstig onthaal, mogelijk wel de aanne
ming voorspel. Het groote bezwaar dat velen tegen
Heemskerk's eerste onderwerp haddenhet verstooten
van de theologische vakken uit het academisch onder
wijs waardoor feitelijk de kerkleeraars van een weten
schappelijk standpunt tot een soort handwerk zouden
worden verdreven, is door het herstel dier vakken,
zij 't dan al niet in den vorm eener afzonderlijke
faculteit, nu weggenomen. Daar er verder in deze
quaestie niet, zooals in die der Indische spoorwe
gen gerekend moet worden met consortiaconces
siejagers en andere belanghebbendenacht ik het zeer
goed mogelijk dat we bij het hooger onderwijs het,
tamelijk vreemd gewordenschouwspel zullen bijwonen
van eene hoogst gewichtige wet die door de tweede
kamer der staten-generaal aangenomen wordt.
„De te Amsterdam vergaderde Thorbecke-vereerders
hebben een goed besluit genomen met den rug toe te
keeren aan den Haag en het aanbod van den gemeen
teraad van de hoofdstad des rijks aan te nemen om het
beeld van den grooten staatsman aldaar te plaatsen.
Nu hoop ik maar dat Amsterdam het beeld besluit te
zetten op een plein, waar de travers overheen loopt;
ik ben benieuwd wat zijne excellentie de minister van
binnenlandsche zaken dan doen zou. Hoe Amsterdam
handelen zou kan ik mij wel voorstellenin elk geval
heel anders dan de residentie. Maar het te Amsterdam
genomen besluit verheugt mij daarom zoo, omdat er
onder de warme vrienden van Thorbecke en zelfs onder
de leden der hoofdcommissie voor het standbeeld,
nog in 't geheel geen eenstemmigheid bestond over
hetgeen nu te doen was. Yelen waren voor het aan
nemen van Amsterdam's aanbod, maar eene zeer groote
minderheid scheen er op gesteld te wezen om nog eens
met het hoofd tegen den muur te loopenen wilde den
Haag nog maar niet loslaten. Men heeft nu zeer goed
besloten. Langer sollen en mallen met den Haagschen
gemeenteraad en den minister Heemskerk ware Thor-
becke's nagedachtenis onwaardig geweest. De nijdigaards
hebben nu lang genoeg op het beeld geknabbelden
ze hebben daarvanevenals de slang met de vijlgeen
ander resultaat gehad dan dat ze de tanden hebben
stomp gemaakt of afgebroken; nu moet het beeld van
slijm en kwijl worden ontdaan en opgericht op eene
plaatswaar niet kleingeestige afgunst heerscht tot na
den dood, maar waar piëteit gevoeld wordt voor de
nagedachtenis van een groot staatsman die, al mogen
de heer Heemskerk en familie ontkennen dat hij „groot"
wasen de heer Douwes Dekker beweren dat hij „nooit
iets heeft tot stand gebracht", zijnen naam innig aan
onze publiekrechtelijke organisatie enwat niet minder
isaan ons middelbaar onderwijs verbonden heeft.
Nader terugkomen bij'den Haag zou ook van de zijde
der commissie eene kleingeestigheid verraden, met die
van Heemskerk overeenkomende, en de manover wiens
verregaande onhandigheid thans vriend en vijand maar
éen woord hebbenzou dan blijken niet alléén zoo
onhandig te wezen.
„De vrienden van den minister verwijten hem eene
nieuwe onhandigheidde late indiening van het wets
ontwerp tot herziening der indeeling van de kiesdis
tricten. Een zéér warm conservatief liet zich daarover
eenige dagen geleden vrij heftig tegen mij uit. De
vijfjarige herziening van de kiestabeldit was zijn
punt van uitgang, moest door een ministerie worden
gebruikt om op de samenstelling der tweede kamer
invloed uit te oefenen, en nu voer hij geducht tegen
den minister uitomdat hij terstond bij zijne optreding
het land niet opnieuw had verknipt, daar de verkie
zingen van 1875 dan reeds naar den nieuwen Snid had
den kunnen geschieden en een weinig conservatiever
uitvallenthanszei hijzou de kamer wel zorgen dat
het ontwerpdat nu eerst bij den raad van state is
ingediend, niet tijdig kon aangenomen worden. En
inmiddels, voegde hij er bij, bederft die Heemskerk
door die standbeeld-geschiedenis onze goede positie bij
de kiezers geheel en aldit laatste gaf ik hem vol
mondig toe. Yan den inhoud van het wetsontwerp heb
ik niets anders vernomen dan dat aan Amsterdam daar
bij een zevende vertegenwoordiger (zooals men 't noemt)
in de tweede kamer is toebedeeld."
De heer van Lansberge heeft gisteren morgen met
zijn adjudantden luitenant-kolonel der artillerie Reijnen,
den Haag verlaten en zich over Parijs naar Napels op
reis begeven, teneinde van daar de reis naar Indië
voort te zetten.
Volgens den Haagschen correspondent van de Arn-
hemsche courant is de benoeming van den minister van
buitenlandsehe zaken tot ridder-grootkruis der orde
van den Rooden adelaar het gevolg eener vergissing.
De decoratie was bedoeld voor het sluiten van het
tractaat met Oldenburg en Pruisen wegens de spoorweg
aansluiting te Ihrhovewelk tractaat, zooals men weet,
onder het vorige ministerie is tot stand gekomen. Toe
vallig vertraagde de benoeming echter zoo lang totdat
de jongste verwisseling van ministerie had plaats gehad
en zoodoende ontving de heer van der Does de Wille-
boïs de onderscheiding, die voor den heer Gericlte be
stemd was.
Aan het Handelsblad wordt heden uit Almelo het
volgende bericht
Op bijna alle fabrieken is heden het werk hervat.
Ofschoon nog niet alle arbeiders zijn toegetreden, ver
trouwt men, dat dit evenwel spoedig geschieden zal.
De uitslag der schikking is niet bepaald in het voor
deel van de arbeiders. Zij luidtHervatting der werk
zaamheden óf op de gewone conditiën zonder premie,
óf betaling in Ned. courant met 1 cent per stuk af
slag (hetwelk eene korting van 4 pet. veroorzaakt),
naar keuze der arbeiders.
Benoemingen en besluiten.
ridderorden. Benoemd tot ridder in de orde van den
Nederlandschen leeuw: de hoogleeraar in de faculteit
der geneeskunde aan de hoogeschool te Leidentevens
rector-magnificus dier hoogeschool, A. Heynsius; de
hoogleeraar in de faculteit der godgeleerdheid aan die
hoogeschool L. W. E. Rauwenhoff; de hoogleeraar in
de faculteit der rechtsgeleerdheid aan die hoogeschool
R. T. H. P. L. A. van Boneval Faure; de hoogleeraar
1 in de faculteit der wis en natuurkunde aan die hooge-