F 34. 1875, MIDDELBURGSCHE Dinsdag COURANT. 9 Februari. Middelburg 8 Februari. Dit klad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2™ Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3lm.., franco is 3.50. Blijkens een bij de regeering uit Atckin ont vangen telegram van den 3en dozer is Mandarsa door onze troepen genomen met een verlies van elf man aan gewondenwaarvan een overleden is. De luitenant Esser is gewond. Het eskader is van de Westkust teruggekeerd. De resul taten van dien tocht zijn voldoende. De ge zondheidstoestand blijft ongunstig, koorts en dyssenterie komen nog steeds voor. Van cholera waren 16 gevallen, waarvan 14metdoodelijken afloop. Bij gelegenheid van de feestviering van het 300jarig bestaan der hoogesehool te Leiden wapperde heden alhier van de openbare geméentegebouwen en uit de woningen van onderscheidene particulieren de nationale driekleur, mcerendeels met oranjewimpel. De door de Vereeniging Uit het volkvoor het volk alhier aangekondigde volksvoordracht van dr. R. A. Soetbrood Piccardt uit Goes had gisteren avond weder velen naar het Schuttershof geloktom de kennisma king met dien begaafden spreker te hernieuwen. In eene fraaie improvisatie sprak hij vóór de pauze over „iets dat niets is" en bestreed daarbij het nog maar al te veel heeischeDde bijgeloof, het geloof aan in den regel treurigheid en afgrijzen wekkende geesten. Wel gelooft ook hij dat we tot eene geestenwereld in betrekking staanmaar in een veel edeler zin dan men dit gewoonlijk opvat: het zijn onze afgestorvenen die voortleven in hetgeen zij voor oris gewrocht hebben en veelmalen door .gemeenschap van den geest bij ons verwijlen. Het nog heerschende geloof aan bovenna tuurlijke schrikverwekkende dingen, aan zoogenaamde spoken en booze geesten vloeit uit vreesachtigheid voort. Met uitzondering van enkele zeer zenuwachtige en zwakke naturen wordt, volgens spreker, niemand vreesachtig geborenmaar ligt de oorzaak dier vrees achtigheid meestal in de opvoeding. Als kinderen be dreigd worden met „een zwarten man", als men hen tot straf in „een donkere kast" zetals bakersminne- moeders en tantesvooral oude tantesallerlei „vreese- lijke verhalen" aan de kleinen doendan worden deze dikwijls voor hun volgend leven bedorven en vrees achtig gemaakt. De eenige weg tot bestrijding dier vreesachtigheid en tot wering van bijgeloof is onderwijs en ontwikkeling. Daartoe wekte de spreker ten slotte dan ook krachtig op. Na de pauze sprak hij „over het hand geven", de beteekenis daarvan en de verschillende wijzen waarop en de omstandigheden waaronder dit zoo al geschiedt. Ernst en humor wisselden ook bij deze improvisatie elkander af, terwijl de spreker zijne met warmte toe gejuichte voordracht besloot met het reciteeren van coupletten van de Genestet's gedicht „de Handdruk". Bij den aanvang der bijeenkomst werd door den voorzitter der vereeniging mr. G. N. de Stoppelaar medegedeeld, dat deze week namens de Vereeniging eene circulaire zal verspreid worden, betreffende de voor den handwerkstand te openen gelegenheid tot het kweeken van bloemen, waarvoor de stekken van ver schillende soorten goedkoop verkrijgbaar zullen gesteld worden. In Augustus zal dan van het gekweekte eene tentoonstelling gehouden worden, waarbij prijzen en premiën zullen worden uitgereikt. De voorzitter sprak den wensch uit dat de belangstelling zoo groot moge zijn dat het bestuur, hoezeer het over duizen de planten beschikken kan, zal moeten zeggen: we hebben nog te weinig planten. De heer Heydenrijck, lid der tweede kamer, heeft in het Haagsche Dagblad op den eersten brief van graaf van Zuylen van Nyevelt geantwoord. De schrijver beschouwt dien brief als voortgesproten uit „een ont stemd gemoed" en schijnt als oorzaak dier ontstemming voornamelijk tc beschouwen de benoeming van den heer Gericke als gezant te Bruj&el. Overigens bezweert hij den heer van Zuylen de bestaande eendracht tus- schen de conservatieven en katholieken niet te versto ren. „Verklaart gij u tegen Rome", - zoo roept hij hem toe„in welk gezelschap komt gij dan Immers in dat der radicalen Of deze openbare oproeping tot vriendschap, van dien kant komende, nu weder den heer Heemskerk genoegen zal doen, meenen wij te moeten betwijfelen. Sommige vriendschappen compromitteeren. Van zijn „vriend" van Zuylen beleeft de minister al zoo weinig genoegen De Standaard heeft verklaard dat dr. A. Kuyper reeds sedert 1 Juni van het vorige jaar van alle ver antwoordelijke betrekking tot dat dagblad ontheven is. Volgens de laatste berichten uit Almelo wordt spoedig eene schikking tusschen de fabrikanten en de werklieden, wier nood hooggeklommen is, tegemoet gezien. De fabrikanten moeten aangeboden hebben om, indien het werk op de vrocgeie conditiën hervat wordt, over 14 dagen in Nederlandsïh geld te gaan betalen, met éen cent afslag. In de Staats-courant van heden is opgenomen de tweede lijst van niet geëxamineerde veeartsen, aan welke, krachtens art. 15 der wet van 8 Juli 1874 (Staatsblad n° 98), een bewijs van toelating tot uitoe fening der veeartsenijkunst is uitgereikt. Üit Zeeland komen daarop voor Roeland Beenste Haamstede Cornelia Cools, te 'sHeerenhoek; Cornelis Franciscus van Rooij, te IJzendijke; Arend Kievit, te 'sGraven polder Bernardus de Paauwte BreskensPieter de j Plaa, te Meliskerke; Daniël de Ie Lys, te Zuidzande; i Hermanns Riemenste Zaamslag. In de vergadering van het hoofd-comité en de sub- comité's voor het Thorbecke-monumentZaterdag jl. te Amsterdam gehoudenwaarvan de uitslag in ons vorig nommer reeds wefd medegedeeldwerd o. a. ter tafel gebracht een brief van het gemeentebe stuur van Amsterdam, luidende als volgt: „Van verschillende zijden vernamen wij de bezwaren, die uwe commissie ondervindt bij de uitvoering van haar plan om het standbeeld van Thorbecke in de ge meente 's Gravenhage te plaatsen. „Wij willen evenmin die bezwaren beoordeelen als aan 's Gravenhage de eer betwisten om het monument ter herinnering aan dien staatsman in haar midden te ontvangen, integendeel, gaarne erkennen wij dat de residentie meer en beter rechten op die eer kan doen gelden dan onze gemeente, waaraan, zoo men slechts het oog op de locale toestanden wil vestigen, niet alle regeeringsdadenwaartoe Thorbecke medewerkteten goede zijn gekomen. „Waar het echter geldt de nagedachtenis te vereeren van een man, wiens „uitstekende diensten gedu rende een lange reeks van jaren aan den koning en den lande bewezen" bij de wet op buitengewone wijze werden erkend, meenen wij dat bet niet de vraag mag zijn, welke gemeente of welke streek van ons vaderland die diensten het eerst en het meest hebben gegolden. „Wij althans schromen met de overtuiging uit te spreken, dat elke gemeente van ons vaderland fier mag en moet zijn om de hulde aan Thorbecke's nagedach tenis in haar midden gebracht te zien. „In die overtuiging hebben wij, daartoe door den raad onzer gemeente gemachtigd, de eer u mede te deelen datindien veranderde omstandigheden het uwer commissie wenschelijk mochten doen achten het stand beeld in de hoofdstad van Nederland te plaatsenzij daarbij op de medewerking van den raad kan rekenen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Den Tex De secretaris, De Neufville." De heer Vroomafgevaardigde uit Zwoldeelde mede dat hij van den eigenaar van Thorbecke's woning aldaarden heer Hobokentoezegging heeft gekregen dat de gedenksteen ter eere van den overleden staats man, zoodra het jaargetijde zulks toelaat, in den gevel van het huis geplaatst zal worden. Volgens mededeeling van den penningmeester hebben de bijdragen eene som van 49,624 beloopendie door de renten tot f 53,369 is gestegen. Na betaling van alle kosten van het standbeeld, de onthulling enz. blijft een bedrag van f 28,000 in kas. Na eenige dis cussie over de bestemming aan dit kapitaal te geven, waarbij o. a. de heer mr. G. A. Fokker sprak ten gunste eener „Thorbeoke-stichting", de periodieke toe wijzing namelijk van eene zekere som tot bevordering van een wetenschappelijk, weldadig, of wel nuttig doel, in don trant van den Franschen prijs-Monthyon, werd het voorstel van het hoofdbestuur aangenomen om de beslissing over dit punt over te laten aan de 50 leden der centrale commissie. Niet ongepast schijnt het onsbij deze gelegenheid de volgende dichtregelen van den nu ontslapen Pot gieter aan te halen, die op deze vergadering door een der aanwezigen in herinnering werden gebracht. ■/Toen de ure der hervorming sloeg, Toen 'tnieuwe leven leiding vroeg, Toen vragen voor den vioedste rezen Was Tweede Willem groot genoeg Te kiezen wien de tijden wezen 't Verstand, dat diepte aan klaarheid paart, De deeg'lijkheid, vertrouwen waard Het hoofd dat ied're school der Ouden En eiken nieuw'ren Staat doorzocht, De hand, die nog het roer zou houden, Wauneer beginsel buigen mocht!" Een stoomgemaal in liet waterscliap Schouwen. Men schrijft ons uit Zierikzee: „Zooals velen weten is Schouwen verdeeld in een hoog en een laag Schouwen. Het laatste ter grootte van 2780 bunders (aan hectaren heb ik een hekel), werd in den winter van vroegere jaren geregeld ineeue onafzienbare watervlakte herschapen. Alleen de plompe stolpen en de armzalige huisjes, die er hier en daar als bakens bovenuit staken, deden gelooven dat het niet door geweld was overstroomd. De bekende een vormige kloetschuitendie in grootcn getale af- en aan voeren, om de gemeenschap onder elkaar en met stad en dorp te onderhouden verbraken de treurige stilte. In zekere gevallen seinde men met een beddelaken op het dak der schuur uitgespreid! „Als eindelijk het water was geweken en het droge werd gezien was erdit spreekt van zelf, weinig vruchtbaarheid van zulke gronden te verwachten. Bovendien bleven ze in voortdurend gevaar opnieuw onder te vloeien. „De laatste dertig jaren hebben dat alles veranderd en verbeterd; en hij, die het lage Schouwen vroeger gekend heeft en er nu een kijkje neemt, denkt onwillekeurig dat een onzichtbare reus het water weggeslingerd en een tooverstaf over de drassige gronden en moerassen gezwaaid heeft om ze in welige weiden te vervormen. „Toch zijn er ook hier geen wonderen gebeurd. Neen, de sterke mensclienhand geleid door een nitmuntend bestuurheeft het gewrocht „Toen misschien gedurende meer dan duizend winters dezelfde oppervlakte overstroomd was, blies eindelijk de adem van den vooruitgang den dommclgeest weg, die er over zweefde, en men sloeg handen aan den ar beid. Slooten en watergangen, sluizen en kaden wer den verbeterd twee watermolens gebouwd. Een nieuw tijdperk van bloei en welvaart brak aan. De waarde der gronden is sedert dien meer dan verdubbeld, en waar vroeger de zeevogels aasdengraast nu het rund. Waar men voorheen in den drassigen bodem zakte, golft thans het koren. Dankbaar herdenkt Schouwen hen die bij dit alles voorzaten en het met vasten wil ten uitvoer brachten. „De kinderin des lichts mogen echter op de verkre gen uitkomsten niet insluimeren en het bestuur van het waterschap Schouwen dus dok de watermolens maar niet laten draaaien als het weet dat een stoomtuig nog schooner nog schitterender gevolgen zal hebben, ander maal een tijdvak van voorspoed en vooruitgang zal openen. „Ondanks de groote verbetering tochwaarop ik wees, bereikt het polderwater in Schouwen dikwijls eene zeer schadelijke hoogte voor den landbouw. Nog in 1872 werd het grootste gedeelte van den polder er onder bedolven. Men moet dit lijdelijk aanzien en er machteloos tegenover staan. Soms wordt het laat in 't voorjaar eer de molens die overtollige watermassa door de sluizen naar zee hebben kunnen stuwen, en het water tot eene onschadelijke hoogte gezakt is. De gronden blijven dan nog een geruimen tijd nat, kil en koud en hebben een groot deel hunner vruchtbaarheid verloren. Van te veel water heeft de landbouwer geen heil te wachten. Ik hoop dat allen van deze meening doordrongen zijn. „Heeft men in den winter dikwijls te veelin den zomer heeft men vaak te weinig water, dewijl men om den hoogen waterstand des winters zooveel doenlijk te voorkomen het water in den zomer zoo laag mogelijk afmaaltwaardoor het enkele keeren een half el bene den het zomerpeil staat. Dit heeft ten gevolge dat slooten en putten leegloopen het drinkwater van elders moet aangevoerd worden; 'de eigendommen niet langer voldoende gescheiden zijn en elke viervoeter zich ge rechtigd acht geheel Schouwen als zijn onbegrensd ge bied te beschouwen. „Gelukkig kan dit alles worden verbeterd door

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 1