MIDDELBURGSCHE
COURANT.
DE,
F 26.
Zaterdag
1875.
30 Januari.
ND,
OOP:
reed 5 el
jig 12 el
ENHUIS
d.,
Middelburg 29 Januari.
volgen op
gevestigd
laartsdijk.
r provincie
Opgaven
ALTORF-
ND, op
et Heeren
ere Bouw-
ven aan te
sr couran^
Wagen-
ERBEKE
oodigd bij
ekerke.
■echt be-
bevragen
iddelburg.
Mei a. s.,
3.
benoodigd,
ridag den
twart voor
:rdam.
ari.
■dam
10,u.
8,15
9,30
9,30
10,30
10,30
12.30
6.20
3.41
6.45
2.38
8.16
5.-
8.50
5.50
9.8
7.28
10.8
8.3
10.29
8.18
10.36
8.30
10.45
.15
7.25
.35
8.32
.55
8.51
.25
9.20
2
7.—
35
7.50
53
8.10
10
8.30
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 'Sim., franco is f 3.50.
Aan de Goesche courant, die bezwaar heeft tegen
onze beschouwingen omtrent het ontslag van den gou
verneur-generaal Loudon, voorloopig slechts de op
merking dat de tegenstrijdigneid in onze redeneering,
waarvan zij gewaagtbij oplettende lezing niet bestaat.
Wij hebben als eene stelling, die bij ons vaststaat,
voorop gezet„Onze koloniale macht is niet sterk ge
noeg om sociale hervormingen in de koloniën in te
voeren a coup de baguette, door een machtwoord van
een Europeesch ambtenaar."
Indien nu uit Indië het bericht tot ons komt dat
eene dergelijke hervorming wèl plaats schijnt te heb
ben op het machtwoord van een hooggeplaatst persoon,
dan komen wij tot de gevolgtrekking, niet dat onze
macht wèl sterk genoeg blijkt te zijn, maar dat wij hier
te doen hebben met een gevaarlijke schijnvertooning.
Wij kunnen ons de bemoeiing van den heer Levys-
sohn moeilijk anders voorstellen dan op de manier,
waarop voorname Europeesche ambtenaren in den regel
met de bevolking op Java in aanraking komen. Na
bespreking met eenige hoofden in klein comité, waarbij
de traditioneele begrippen van Oostersche welvoeglijk
heid gewoonlijk alle stellige tegenspraak van de zijde
der hoofden uitsluitenwordt de bevolking eener dessa
(of wellicht van meerdere dessa's) bijeengeroepen. Op
die vergadering neemt eerst de Europeesche hoofdamb
tenaar het woord en beschrijft, in meer of minder,
vloeiend Javaansch, zoo hij die taal voldoende mach
tig is, wat de companie (regeering) eigenlijk hebben
wil. Ook al noemt hij het woord companie juist niet,
de mindere man weet toch niet beter of de heer met
den geborduurden rok, die daar staat te oreeren, is zoo
goed als de companie in eigen persoon. Vervolgens
houdt een der meest „verlichte" hoofden (bet woord
verlicht in dit geval natuurlijk eenigszins te be
schouwen van het standpunt van den hooggeplaatsten
ambtenaar) eene toespraak, die ongeveer op hetzelfde
neêrkomt.
Het antwoord op zulke toespraken bestaat onveran
derlijk uit een eenparig en kort gemompeldat toestem
ming beteekent, waarbij de hoofden der op hun hur
ken zittende toehoorders, als door den wind in bewe
ging gebrachte korenareneene buigende beweging
maken.
Al heeft de Europeesche ambtenaar in zijne toespraak
nog zoo duidelijk gezegd dat de companie volstrekt geen
pressie wil dat de kleine man, ieder voor zich, moet
zeggen wat hij denkt, de kleine man begrijpt dat niet.
Het geval heeft'zich misschien nog nooit op Java voor
gedaan dat op eene dergelijke vergadering, door een
Europeesch hoofdambtenaar gepresideerd, een der toe
hoorders het woord nam om eene eigen opvatting dei-
aanhangige quaestie te verdedigen.
Wij willen hiermede volstrekt niet zeggen dat de
mindere Javaan geen eigen opinie heeft. De Javaan
is geen kind, hij bezit eene aangeboren schranderheid
en een graad van ontwikkelingwaarover menig be
woner van Nederland, die over de maatregelen tot be
schaving van den Javaan debatteert, wellicht verwon
derd zou zijn. Maar de Javaan spreekt zijne meening
niet uit in tegenwoordigheid zijner meerderen, speci
aal niet in die van zijn Europeeschen ge
bieder.
Men kan deze eigenaardigheid eenvoudig als het ge
volg van Oostersche beleefdheid beschouwen. Wij voor
ons hebben er altijd meer een Oosterschen vorm van wan
trouwen in gezienwantrouwen van het ten onder
gebrachte ras tegenover zijne heerschers.
Deze achterhoudendheid, hetzij dan uit beleefdheid,
bedeesdheid of wantrouwen voortspruitend, maakt het
echter uiterst moeilijk door onmiddellijke bemoeiing
van hooggeplaatste Europeesche ambtenaren te weten
te komen hoe de bevolking eigenlijk over eene zaak
denkt.
Die bemoeiing hebben wij dan ook gewraakt, niet het
feit der conversie zelf, dat wij op het oogenblik nog
onaangeroerd laten dewijl het, in zijn geheelenomvang
en beteekenisook met het oog op de zeer verschil
lende toestanden in de onderscheidene deelen van Java,
binnen de beperkte ruimte van een dagbladartikel niet
behoorlijk te bespreken is. Indien het waar was, ge
lijk de G. C'. veronderstelt dat de Javaan naar indi
vidueel grondbezit verlangd, doch door den invloed
zijner hoofden daarvan teruggehouden wordtdan zouden
der Indische regeering honderd middelen ten dienste
staan om dat verlangen tc t verwezenlijking te doen
komen. Zij kon de sociale ;;sêr vorming, welke bedoeld
werd, in dat geval tot stand doen komen, zonder dat
het scherpst ziend oog in staat zou zijn er hare hand
in te ontdekken. Gediensf.ge inlandsche hoofden, in-
landsche zendelingen, Eurbpeesche ambtenaren van
minderen rangdie door hun dagelijksche aanraking
met de bevolking aanhoudend in staat zijn deze om
trent haar rechten in te lichtenzouden voor dat doel
met vrij wat meer vrucht werkzaam kunnen zijn dan
een zoo hoog geplaatst ambtenaar als de heer Levyssohn,
die dóór zijne welbespraaktheid zeker in staat is eene
geheele balie van Europeesche advocaten omver te
praten, laat staan eene Javaansche dessa-vergade-
ringmaar juist om die reden zooveel te meer iédere
gedachte aan spontaneïteitten opzichte eener door hem
in het leven geroepene beweging, op den achtergrond
dringt.
Het onderwerp is verleidelijk, want de eene opmer
king voert tot de andere, en zelfs bij ons stellig voor
nemen om de ingewikkelde conversie-zaak niet
terloops te behandelenzouden wij er ongemerkt
toe komen. Nog eene vraag echter. Veronderstellen
wij met de G. Ct. voor een oogenblik (wij maken de
stelling in hare algemeenheid niet tot de onze) dat de
bevolking verlangt, en reden heeft om te verlangen,
naar individueel grondbezit, doch dat zij daarvan
teruggehouden wordt door hare hoofden, die bij het
gemeentelijk bezit wèl varen. Nu heeft men gezien
dat waar de algemeene secretaris verscheen, de con
versie hem op den voet scheen te volgen. Zijne komst
gaf dus het sein tot eene beweging, die in strijd was
met het belang, dat is met den wil, der hoofden.
Gelooft men danthans nu de laatste krachten van ons
Indisch leger naar Atchin getrokken worden, nu voor
Nederland als koloniale mogendheid, in den uitersten
Westhoek van ons gebied, de leus schijnt te zijn;
overwinnen of sterven, dat nu het oogenblik daar
is om eene beweging in het leven te roepen, die de
Javaansche bevolking in strijd dreigt te brengen met
hare hoofden? Acht men thans het tijdstip geschikt
om het Nederlandsche gezag, dat steeds op nauwe ver
standhouding met de hoofden gegrond is geweest, van
grondslag te doen verwisselen en het zijn kracht te
doen zoeken in den twijtelachtigen steun eener bevol
king welke men op eens met het geschenk van indi-
vidueelen grondeigendom wil komen verrassen?
Wij gelooven het niet. Zoo ooit, dan had thans de
Indische regeering zich van inmenging, ook van den
geringsten schijn daarvan, zorgvuldig moeten onthouden.
De gouverneur-generaaldie dat niet deedliep de
telegraaf, die hem tegenbevel bracht, naar onze ziens
wijze als het ware tegemoet.
Opgave van brieven, geadresseerd aan onbekenden;
verzonden door het postkantoor Middelburg gedu
rende de 2e helft van December 1874: mevrouw C. Poort
Bredero, Amsterdam; mej. C. Kramer, 'sHage; J.
Hemelaar, Groenendijk; B. Busei, Oostburg; G. Dewit
en zoonRotterdamC. PagéVlissingen door het
hulpkantoor Veere: J. J. Smit, Fijenoord.
Men schrijft ons uit Zierikzee van den 26™ dezer
„Gisteren avond droeg mejuffrouw Kruseman in de
concertzaal alhier voor een zeer talrijk publiek haar
„Kunst en kritiek" voorwaarover de critiek zoo
onmeedoogend den stat heeft gebroken. Dewijl het
stuk bekend is en zij er van avond ook bij u meê
optreedt, kan ik er het stilzwijgen over bewaren. Hij,
die slechts nu en dan gelegenheid had een kijkje ach
ter de schermen der critici te Demen, om kennis te
maken met den grooten „men" criticuszal de scherpe
satire waarmee zij hem geeselt en eindelijk totaal
afmaaktzoo niet geheeldan toch grootendeels ver
diend achten. De critiek wordt laten wij den moed
hebben het te zeggen vaak uitgeoefend door knoeiers,
die met hun vingertoppen kladden, niet door hen, die
de kunst als haar priesters heeft gewijd.
„Gaarne erken ik,, en ik spreek hier het gevoelen
uit van velen, dat het oorspronkelijke, het frissche,
het levendige der schepping van mejuffrouw Kruseman,
haar prachtige voordracht, voor ons eene ware ver
kwikking warenvoor onsdie in de laatste jaren,
op onze nutsvergaderingenzoo herhaaldelijk een lezer,
van verre gekomen, zagen optreden, wien de faam
was vooruit gesneld. Van die allen hebben slechts
enkelen als van Beers, Beets, Cremer, ten Kate, zich
onvergetelijk gemaakt. De anderen hebben we, in onze
verbeelding, gebracht naar het kamertjewaar „Meester
Kritiek", zijn verslagen kunstenaars heenvoerde, in de
hoop echter, dat ze niet meer, zooals de laatste,
weerom zullen komentenware zij in het kiezen van
een onderwerp en in de wijze van voordracht een
lesje mochten willen nemen bij mejuffrouw Kruseman.
Het getal verhandelaars, die zich sprekers noemen,
dat in den laatsten tijd onrustbarend begint toe te
nemen, zou, we mogen het met grond vertrouwen,
weldra verdwenen zijn, èn daarmee de katheders, de
saaie schilderingen van thee- en omberpartijtjesvan
luitenants met lorgnetten, van substituten met blonde
knevels, van kletspartijen tusschen meiden en knechts
en meer dergelijke ingrediënten van eene hedendaag-
sche verhandeling. Laat de critiek zich daar eens
meê bemoeien en de verschijning van mejuffrouw
Kruseman met meer sympathie begroeten."
Bij de verkiezing van een lid van den gemeenteraad
te Neuzenop den 26™ dezer, noodzakelijk wegens
het als zoodanig bedanken van den heer m'. J. P. Dron-
kerswerden uitgebracht 138 geldige stemmen, waar
van 81 op den heer A. N. C. Grenu en 35 op den heer
D. Scheele R.zoon, zoodat eerstgenoemde tot lid van
den gemeenteraad verkozen is.
Wij ontvingen het eerste nommer van een nieuw
maandschrift„de Banier"tijdschrift van het jonge
Holland dat behalve eene redactie, de heeren M. Eraants
en F. S. Kleine, ook nog een secretaris, mr. F. Stam,
beziten bij den uitgever W. C. de Graaff te Haarlem
verschijnt. Het proefnommer onderscheidt zich door
vrij groote verscheidenheid van inhoud. Het bevat,
behalve eenige novellen, schetsen en gedichten, eenna-
tuur-pliilosophisch opstel van dr. H. J. Betz, voorts
het eerste gedeelte eener studie over artikel 23 der wet
op het lager onderwijs van mr. P. Rink, en eene rubriek
„Nieuwe uitgaven", welke letterkundige critiek zoowel
van Nederlandsche als van vreemde werken bevat. De
dichterlijke bijdragen komen ons in dezen bundel het
zwakst voor. Onder de andere zijn er die zich met
genoegen laten lezen. Voelen de verschillende mede
werkers zich gedrongen om zich onder een afzonderlijke
„banier" te scharen en hun arbeid in oen eigen tijd
schrift bijeen te brengen, dan zien wij daar hoegenaamd
geen bezwaar in en wenschen hun, op den reeds zoo
druk bezetten weg der tijdschriften-concurrentieeen
goede reis toe.
Het kindergeschenk aan Z. M. den koning op den
12™ Mei 1874zooals het door professor Stracké is
ontworpen, zal te Amsterdam in de zalen van „Arti
et Amicitiae" tentoongesteld worden.
De arbeidersvereeniging „Help u zeiven" te Zaan
dam heeft eene broodbakkerij aangekocht, waarvoor
het benoodigde kapitaalten bedrage van f 5000voor
de helft door de leden uit eigen middelen is bijeen-