F 25. 1875. MIDDELBURGSCHE Vrijdag COURANT. 29 Januari. Middelburg 28 Januari. Dit blad yerschijnt dagelijks met uitzondering yan den Zondag, den 2™ l'aasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m., franco is 3.50. De Staats-courant van heden beyat de wet van den 16'" dezerhoudende vaststelling van hoofdstuk VII b der staatsbegrooting voor het dienstjaar 1875. De heer A. J. van OekeDburgbevorderd tot 1™ lui tenant, en de heeren S. G. van Welderen baron Ren- gers en J. Meesbenoemd tot 2e luitenants bij de dienstdoende schutterij te Vlissingen, werden gisteren middag op plechtige wijze aldaar geïnstalleerd. Het muziekkorps van het 3e bataljon van het 3e regiment infanterie assisteerde bij deze plechtigheid. Uit Zierikzee wordt ons medegedeeld dat door jonkheer von Albada de Haan Hettema, te Brussel, concessie zal aangevraagd worden voor den aanleg en de exploitatie van een paardenspoor (tramway), loo- pende van Brouwershaven over Zonnemaire, Noordgouwe, Zierikzee en Nieuwerkerk naar Zijpe. In het bij de Staat-courant van heden behoorende bijvoegsel is opgenomen een staataantoonende het verkeer en de opbrengst der onderscheidene kantoren van de rijks-telegraaf over het jaar 1874. Daaruit blijkt dat het algemeen totaal der opbrengst f 677,797.32 bedraagt. Voor zooveel de kantoren in Zeeland betreft waren de totalen der berichten en van de opbrengst als volgt Opbrengst. Verzonden Cntvan.qen Binnenl. Internationaal Q im[m' berichten, berichten, verkeer. verkeer. Sa™' Breskens 843 981 f 213.40 f 126.35 f 339.75 Bruinisse 1530 1513 470.75 107.80*- 578.55* Goes 5364 5592 1502.45 243.05 1745.50 Hansweert 2225 1546 491.75 217.80* 709.55* Hulst 1185 1255 IJzendijke 624 528 Kortgene 501 459 278.70 143.09 421.79 140.95 44.70J 185.65* 144.50 2.94* 147.44* Middelburg 13196 13383 4001.05 599.92 4600.97 Neuzen 7446 5431 935.95 2269.11 3205.06 Oostburg 721 541 189.30 46.48* 235.78], Sluis 991 957 265.25 104.941 370.19* Tholen 1130 1533 323.95 56.301 380.251 Veere 548 482 157.35 12.271 169.62* Vlissingen 20123 8693 2112.05 4125.071 6237.12* W.Schouwen (vuurtoren) 456 129 13.40 1.461 14.86* Zierikzee 7275 6873 2148.60 206.10* 2354.70* Geopend 1 April. De minister van binnenlandsche zaken maakt in de Staats-courant van heden bekenddat aan de kamers van koophandel en fabrieken te Amsterdam, Rot terdam, 's Gravenhage, Dordrecht, Schiedam, Middel burg VlissingenGroningenLeeuwarden, Harlingen en Zwolle verzonden zijn Britsche „Trade and naviga tion accounts" over December 1874. De gemeenteraad van Dordrecht heeft besloten tot het bouwen van een nieuw stedelijk ziekenhuis. De kosten van den bouw alleen worden geraamd op 192,565, zonder nog die van ameublement, gasleiding, verwarmingstoestellenplantsoen enz. te rekenen. Onze Haagsche correspondent schrijft ons het volgende t „In de politiek is het hier volmaakt stil. Men spreekt over het vuur, waarvoor de minister van koloniën in de tweede kamer na het reces denkelijk zal gesteld worden naar aanleiding van de niet zeer duidelijke inlichtingen over het ontslag van den gouverneur- generaal; verder lacht men over de jongeheeren van de hoogere burgerschool te Dordt met hun adres aan den koning over het standbeeld van Thorbecke, en daar blijft het dan ook bij. Niets beters te doen heb bende, ben ik aan het lezen gegaan van de parlemen taire stukken van den laatsten tijd, waarin ik nog niet veel geneusd had. Toevallig kwam mij daarbij in de hand het „koloniaal verslag van 1874", een zonder linge titel omdat het niet over 1874 loopt, en men een verslag alleen „van" een bepaald jaar noemen kan, wanneer het op dat jaar betrekking heeft. Dit nu is met het koloniaal verslag in het geheel niet het geval. Maar dit slechts terloops; ik ben bij de doorbladering van het verslagOost-Indië en Suriname voorbij gegaan om me met Curasao en aanhoorigheden bezig te houden. De dezer dagen aangekomen berichten dat de Vene- zuelaansche regeering ons waarschijnlijk zou aanspreken wegens de aan hare onderdanen toegebrachte schade door den eeuwigdurenden handel in oorlogs-contrabande van de heeren van Curasao tijdens de even zoo eeuwig durende burgeroorlogen en opstanden in Venezuela, hadden mij nieuwsgierig gemaakt. Die nieuwsgierig heid is echter door de lezing van het verslag niet bevredigd. Ik wil niet zeggen dat er geen hoogst belangrijke en wetenswaardige bijzonderheden daarin aangetroffen worden; zoo las ik met ontzaglijk veel belangstelling dat het raadhuis op St. Martin in 1873 „geverfd en bijgepleisterd" was, dat de gebarsten en in Noord-Amerika overgegoten klok in den toren aldaar „goed voldoet"dat het dak van het balkon van de gezaghebbers woning op Bonaire vernieuwd was, misschien heeft deze belangrijke karrewei het land wel tien gulden gekost! verder dat te Curasao „in het onderhoud der gevangenen door aankoop dus geluk kig niet bij wege van diefstalvan het benoodigde door de commissie van administratie werd voorzien" enz. enz. Gelukkig heb ik ook andere-zaken in het verslag ver meld gevondendie wel verdienen daaruit opgedolven te worden. Onder anderen las ik er in dat in 1873 aan de heeren Mozes AnkerJohn Leigliton en M. A. Schaffenburgte 's Gravenhage maar al te wel bekend als de verkoopers van de zilvermijn in Coloradowaarin zoovelen van de Haagsche aristocratie hunne centen begraven hebbenconcessie is verleend om eene circu latie-bank te Curasao op te richten, eene concessie waarmeê men de Cura§aoënaars niet te luid feliciteeren mag, en die mij voorkomt zonder een zeer nauwkeurig onderzoek naar de heeren concessievragers verleend te zijn geworden. Een tweede merkwaardigheid levert de volgen de zinsnede in het verslag betrekkelijk Curasao: „het gebruik van postzegels is nog ver van algemeen, waartoe waarschijnlijk bijdraagt het ongerief dat die zegels van geen aanhechtmiddel voorzien zijneene proeve om daarin tegemoet te komen is niet geheel geslaagd." Hier te lande hebben we slecht-gegomde postzegelsen we ondervinden althans ik ondervind, daar al ongerief genoeg van. Maar hoe men de menschen op Curasao met ongegomde postzegels afschepen kangaat mijn begrip te boven; een ongegomde postzegel staat in mijne oogen gelijk met een broek zonder knoopen. Dat de „proeven om in het ongerief te voorzien niet geheel geslaagd" zijn, pleit, dunkt me, niet sterk voor de vindingrijkheid van onze landgenooten op Curasao. „Van hetgeen ik in het verslag zocht, iets over de verhouding tot Venezuelavond ik echter niets dan de nietszeggende troonrede-frase„tusschen het bestuur van Curasao en de gouvernementen der omliggende plaatsen heerscht eene goede verstandhouding." En niet alleen die teleurstelling heeft mij geen hoogen dunk gegeven van de samenstellers van het koloniaal verslagwat de Antillen betreft althans. Dat er nietige en onbelangrijke zaken in voorkomen kan er nog mee door, dat er verder in het verslag wetenswaardige dingeno. a. betreffende de hypotheken en hypotheek bank, het onderwijs enz. voorkomen erken ik gaarne, maar er worden blijken in gevonden dat de opsteller hoegenaamd niet op de hoogte is van hetgeen hij er in behandelt en het niet de moeite waard schijnt te ach ten zich op de hoogte te stellen. Een voorbeeld: in het verslag wordt, klakkeloos weg, het volgende ge zegd: „Op St. Martin deden zich bezwaren tegen de rechtsbedeeling in burgerlijke zaken voor. De gegrond heid daarvan erkennende, was het bestuur er op be dacht daaraanzoo mogelijk tegemoet te komen en werd door den gouverneur eene commissie van rechtsgeleerden benoemd om de noodige wetsontwer pen aan het bestuur in te dienen." Welke, als ge grond erkende bezwaren hier bedoeld worden ver neemt men niet; men moet genoegen nemen met het feit dat men bezig is in eene Nederlandsche-jkplonie het civiel recht te veranderen. En wanneer'm'ën nu weet dat er op geheel Nederlandsch St. Martin, zelfs in den raad van justitie, geen enkel bezitter van een academischen graad gevonden wordtdan zal men die om werking op eigen hand van het recht tamelijk gevaarlijk achten en ten minste iets meer van de plannen tot her ziening wenschen te vernemen. Wie er aldus over denktniet de samensteller van het verslaghij schrijft, 't zij gedachtenloos hetzij onverschillig, maar het een en ander neer en zal misschien over een paar jaar in hetzelfde verslag schrijven„Op St. Martin zijn eenige wijzigingen in de burgerlijke rechtsvordering gebracht, waardoor verschillende bezwaren vervielen." „Werkelijk bestaat er eene groote mate van onver schilligheid voor onze West-Indische bezittingen in de bureaux, die der ministers niet uitgezonderd, en met leedwezen erken ik het, zelfs bij de tweede kamer. Van het eerste vernam ik kort geleden een staaltje, dat aan het ongeloofelij ke grenst, en niet door mij zou worden vermeld, wanneer ik het niet uit de eerste hand van een zeer geloofwaardig persoon had vernomen. Zooals ge weetis er een jaar of vier ge leden een tractaat met Engeland gesloten, waarbij de invoer van koelies uit Britsch-Indië in Suri name werd toegestaanop voorwaarde dat de behande ling dier koelies aldaar zou wezen op denzelfden voet als de immigranten in de Fransche kolonie Martinique (of Guadeloupe) krachtens eene in het tractaat aange haalde koloniale verordening behandeld werden. Mijn zegsman, die en niet geheel zonder reden de immigratie als een modernen vorm van slavernijen als een mooi klinkend woord voor eene leelijke zaak even warm als de slavernij bestrijdtwenschte die ver ordening te ieeren kennen en vroeg daarvan inzage, eerst bij het departement van buitenlandsche zaken, en ver volgens bij dat van koloniën, waarheen hij verwezen werd. Na lang zoeken kwam er een gedrukt en, naar den Franschen trant, losjes aaneengeregen exemplaar van die verordening voor den dag, zijnde dit, volgens het getuigenis der ambtenaren van het departement, het eenige aanwezige exemplaar. En wat bevond mijn zegsman nu? Dat er bij het aansteken der vellen eene vergissing was begaanzoodat er verscheiden blad zijden aan de verordening ontbraken! Dit zeer onvolledigen door mijn zegsman terstond als on bruikbaar teruggegeven, exemplaar was bij de onderhande lingen met Engeland gebruikt, of liever, kennelijk niet ge bruikt. Men had bij een tractaat stellige verbintenissen op zich genomen, en zich niet eens de moeite getroost zich aan gaande die verbintenissen het minste licht te verschaffen, 't Gold dan ook Suriname maarmen zal aldus hebben gere deneerd „die lastige lui willen iumigranten hebben, Engeland wil ze onder zekere voorwaarden leveren: fiat! die voorwaarden zijn de zaak van de planters zelve, zij mogen hun eigen potje koken en moeten weten of ze aan die voorwaarden kunnen en willen voldoen. Als wij, hier in den Haag, maar van het gemaal af zijn." In dien geest heb ik dikwijls genoeg groote mannen van het departement van koloniën hoo- ren spreken. „Men heeft hier niet geheel zonder verbazing, wat de daarop voorkomende Hagenaars althans aangaat, kennis gemaakt met de lijst van namen, die door den senaat van de Leidsche hoogeschool met den titel van doctor honoris causa zullen opgesierd worden. Laat ik er terstond bijvoegen dat niemand die eer misgunt aan den staatsraad Bachieneeen man wiens wetenschap pelijke en rechtsgeleerde kennis hem het volste recht op de toegedachte onderscheiding geven. Maar onwil lekeurig gaan velen bij het verder lezen van de lijst den kring van hun bekende personen naen dan komen velen tot de vraag of niet A of B of C eerst voor eene zoo buitengewone onderscheiding indien ze dan ge-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 1