F 23.
•s
i.
MIDDELBURGSCHE
Woensdag
1875.
COURANT.
27 Januari.
'iaat
van
a
Middelburg 26 Januari,
Gezicht
Een
mrg.
van een
Ig 1875,
rEEDE
g
i
O
O
m
Domei, -g
35
oo*
stratie
U-4
Oh
•Notaris, g
bo
n
■E
en Tan <p
t»
6.50.
SIJER,
de vierde
tin, door
1 3
In boekwin-
jen ten ge-
land.
SVERS.
E R DAM.
lari.
irdam
10,u.
10,-
10,-
8,15
9,30
9,30
10,30
112.30
3.41
2.38
5.—
5.50
7.28
8.3
8.18
8.30
6.20
6.45
8.16
8.50
9.8
10.8
10.29
10.36
10.45
7.25
8.32
8.51
9.26
7.—
7.50
8.10
8.30
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2" Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m., franco is f 3.50.
Blijkens een heden bij de regeering ontvan
gen telegram, was den 13en dezer een punt
bij de Atchin-rivier noordwaarts van den Mi-
sigit en de kampong Longbattah bezet. De
geboden tegenstand was slechts gering en ver
liezen werden onzerzijds niet geleden. Sedert
zijn de convooien niet meer verontrust.
De gezondheidstoestand was weder minder
gunstig. Tot den 15en dezer kwamen 17 cholera
gevallen voor. Ook heerschten de koortsen
heviger.
Naar aanleiding eener polemiekdezer dagen in ver
schillende dagbladen gevoerd over het door de Arn-
hemsche courant medegedeelde feit dat „voor weinige
jaren" 35,000 man Duitsche troepen op onze grenzen
gereed hebben gestaan om in ons land te vallen, bevat
Het Vaderland de volgende ophelderingwelke volgens
de verzekering van dat blad, geput is uit eene bron,
die geen twijfel overlaat.
In 1866 stonden werkelijk 36,000 Pruisen aan onze
grenzen opgestelddoch aanleiding hiertoe gaf, volgens
Het Vaderland, „de door onzen toenmaligen minister
van buitenlandsche zakengraaf van Zuylenaange
nomen houding ten opzichte van Luxemburg."
Het zal er hier, alvorens deze laatste bewering als
onbetwistbaar aangenomen kan worden, naar onze mee
ning, vooral op aankomen de datums te preciseeren.
Herihneren wij voorloopig slechts dat den 22en Mei 1866
het eerste ministerie-Fransen van de Putte zijn ontslag
vroeg en dat den llen Mei 1867 door de te Londen
gehoudene conferentie het ontstane geschil over Luxem
burg uit de wereld werd geholpen. In dien tusschentijd,
van 18 Juni tot 23 Augustus 1866vallen de datums
van den oorlog tusschen Oostenrijk en Pruisenna het
einde waarvan de onderhandelingen om Luxemburg aan
Frankrijk te verkoopen waarschijnlijk zijn aangevangen.
Ook deelt Het Vaderland mede dat in 1870 van
Fransche zijde bij onze regeering aanzoek werd gedaan
om op de reede van Texel een depot van steenkolen
te mogen vestigen voor de Fransche Oostzeevloot, dat
echter door het toenmalig bewind werd afgewezen.
Desniettemin kruisten de Fransche schepen op onze
kusten, was van die zijde wellicht de bezetting van
Delfzijl te duchten en hield de Duitsche regeering dan
ook destijds in Hanover, te Cleve en in andere garni
zoensplaatsen de noodige troepen gereed om zoo noodig
op Nederlandsch grondgebied te kunnen ageeren.
Wij gelooven dat men het land een slechten dienst
bewijst en daarenboven een onnoodigen arbeid verricht
met al deze oude zaken, die meestal berusten op be
richten welke niet officieel te controleeren zijn, weder
op te halen. Deze opmerking is niet aan het adres
van Het Vaderland, dat slechts een zaak toelicht over
welke reeds polemiek gevoerd ismaar aan het adres
der bladen welke die polemiek veroorzaakt en geopend
hebben. Dat kleine mogendheden bij de veroverings- en
inlijvingspolitiektot welke Napoleon III in onzen tijd
den stoot heeft gegevenzich alle in grooter of kleiner
gevaar bevinden, kan niemand ontkennen. Dat voor
ons vaderland, tengevolge zijner ligging, dat gevaar
grooter is dan voor eenig ander klein land is even
duidelijk. Op grond dier twee waarheden moeten wij
ons in staat stellen om onze onafhankelijkheidmetal
de kracht die in ons is, te verdedigen. Maar aanhou
dend alarm te roepennu voor „den Pruis" straks voor
„den Franschman" (gelijk men in vroeger tijd in Enge
land den eeuwig loerenden belager onzer koloniën zag)
en daartoe zelfs, alsof het tegenwoordige geen dwaze
gerhchten genoeg opleverdetelkens in de geschiedenis
te delven, dat achten wij onverstandig en onvader
landslievend en doet ons onwillekeurig denken aan
journalisten, die verlegen zijn om stof, teneinde hunne
bladen te kunnen vullen.
De arrondissements-reehtbmk te Zierikzee hééft, ter
vervulling der daarbij bestaande vacature van rechter,
de volgende aanbevelingslijst opgemaakt: 1° mr. B. M.
de Jonge van Ellemeet, kantonrechter te Sluis; 2° mr.
P. A. J. Bouvin, kantonrechter te Zierikzee met het
lot tegen mr. J. H. L. van Buren, kantonrechter te
Tholen, en 3° m'. J. H. L. van Buren, kantonrechter
te Tholen.
Gaarne voldoen wij aan het tot ons gericht verzoek,
om een woord tot aanbeveling te zeggen van het jaar
boekje der Maatschappij van Weldadigheid, dat
dit jaar voor het eerst met den titel „Erica" (het
Heidebloempje) te Amsterdam bij den uitgever D. B.
Centen het licht ziet, al ware het alleen om de baten
van het jaarboekje te vermeerderen, welke geheel be
steed worden tot bevordering en aanmoediging van het
onderwijs in de koloniën der maatschappij. Maar ook
als middel tot opwekking der belangstelling in de
maatschappij zelve verdient het boekje aanbeveling.
De koloniën der maatschappij, welke sedert 1859 ge
heel heeft opgehouden eene armen-instelling te zijn, ver
schaffen aan 2000 personen woning, arbeid en onder
houd. Sedert het genoemde jaar is de maatschappij op
den weg, die eenmaal wellicht tot haar zelfstandig
bestaan voeren zal, steeds vooruit gegaan, doch nog
altijd heeft zij onderstand en deelneming noodig. „Voor
koming van armoede door doelmatigen arbeid, door
onderwijsopvoeding en aankweeking van het goede
en edele in den mensch", z'edaar, volgens de woorden
in het jaarboekjehet doel der maatschappij. Ook als
middel tot bevordering van dat doel bevelen wij „Erica"
gaarne aan.
Over de vraag hoever de inmenging der regeering
moet gaan in den dienst en de exploitatie der spoor
wegen, is een uitvoerig advies uitgebracht door
de heeren de Bordes, mr. Belinfante, Hoven en Muller,
leden der Haagsehe afdeeling van de Vereeniging tot
bevordering van fabriek- en handwerksnijverheid. Deze
commissie komt tot de volgende vier conclusiën.
1° Staatstoezicht over den dienst der spoorwegon
dernemingen in het belang der openbare veiligheid
blijft dringend noodzakelijk.
2° De regeling van de civiel-rechtelijke verantwoor
delijkheid der spoorwegondernemingen behoort te ge
schieden bij de wet en niet bij algemeenen maatregel
van inwendig bestuur.
3° In het belang van handel en nijverheid behoort
het gansche vervoerwezen bij de wet vollediger te
worden geregelden behooren de rechten en verplich
tingen tusschen vervoerders, afzenders en ontvangers
nauwkeuriger te worden omschreven.
4° Staatstoezicht over den dienst der spoorwegon
dernemingen in het belang van het openbaar verkeer
mag niet ontaarden in regeeringsgezagen staatsex
ploitatie zou boven een particuliere exploitatie van het
staatsbevel geheel athankelijk, de voorkeur verdienen.
In het Noorden des lands wordt, naar het Utrechtsch
Dagblad meldt, thans een contra-adres aan den koning in
zake het Thorbeeke-momiment geteekend. In dat
stuk wordt gezegd dat Thorbecke het was „die het
nationaal gevoel heeft gekwetstdoor den pijlbundel
der provinciën los te maken en het rijk te verdeelen
in districten, vol heterogene bestanddeelendat hij het
wasdie Rome den weg heeft geopend tot de invoering
der Roomsche hiërarchie en om oud-Nederland te maken
tot een provincie van Rome, gelijk de paus in zijnen
overmoed sprak."
De adressanten verzoeken daarom, nu het standbeeld
eenmaal bestaat, dat het niet in oud-Nederland geplaatst
moge worden maar in een der steden van Limburg
„omdat Limburg (Maastricht) Thorbecke, tot dank voor
de invoering der hiërarchie, als afgevaardigde koos voor
de 2' kamer."
Wij oordeelen iedere commentaar op dit stuk overbodig.
Thorbecke's aanspraken op de onsterfelijkheid zullen
er niet door verminderd worden. Wij achten het adres
echter niet ondienstig om de Nederlandsche katholieken
er nog eens aan te herinneren dat ter wille van het
„recht voor allen"'dat Thorbecke, en met hem de ge-
heele liberale partij, in 1853 ten hunnen behoeve ver
dedigde, die party zich een aantal lieden tot vijanden
heeft gemaak;die hun adres bewijst het, zich
niet ontzien op de heiligste gevoelens en de gevaar
lijkste hartstochten der natie te speculeeren, om den
haat jegens hunne tegenpartij te doen ontvlammen.
Bij beschikking van den minister van financiën zijn
bevorderd tot landmeter tweede klasse bij het kadas
ter B. J. C. L. Schregarduste Zutfenen N. F. Perk,
te Haarlemthans landmeters derde klasseen benoemd
tot landmeter derde klasse bij het kadaster P. J. U.
Modderman, te 'sGravenhageF. G. Stucki, thans te
Winschoten; P. Sillevis, te's GravenhageS. A. Spaar-
water, te Amsterdam; J. F. H. Meijer, thans te Deven
ter; F. P. M. Baetens, te Gorinchem, en C. J. D. van
Eek, te 's Gravenhage.
De Staats-eourant van heden bevat de wet van den
18en Januari jl.houdende vaststelling van hoofdstuk X
der staatsbegrooting voor het dienstjaar 1875.
Benoemingen en besluiten.
ridderorden. Bevorderd tot kommandeur der militaire
Willemsorde de kolonel der infanterie van het leger in
Nederlandsch-Indië J. L. J. H. Pel, als een uitstekend
blijk van Z'. M". bijzondere tevredenheid wegens den
moed, het beleid en de trouw, door dien hoofdofficier
voortdurend aan den dag gelegd in zijne betrekking
van militair en civiel bevelhebber in Atchin.
marine. Bevorderd tot adjunct-commies bij de directie
der marine te Amsterdam, de klerken J. J. Schok
king, C. E. Plugge en L. J. G. Dey; bij de directie
der marine te Willemsoord, de klerken H. J. Schuyt,
L. F. Over de Linden en P. J. Lupgens; hij de direc
tie der marine te Hellevoetsluisde klerken D. van dei-
Blom en C. Admiraal.
Ondervrjjs.
Aan dr. Hugo de Vries, leeraar in de natuurlijke
historie aan de hoogere burgerschool te Amsterdam, is
door de Duitsche regeering opgedragen de bewerking
van wetenschappelijke monographiëen over de cultuur
planten welke tot dusverre in het Duitsche rijk ver
bouwd worden. De heer de Vries begeeft zichtot het
volbrengen van dezen arbeid, naar Wurzburg.
Bij beschikking van den minister van koloniën van
den 23en dezeris de hoofdonderwijzer J. Kluiver ge
steld ter beschikking van den gouverneur-geDeraal van
Nederlandsch-Indiëom te worden benoemd tot onder
wijzer derde klasse voor den dienst daar te lande.
Kanstnleuws.
Aan dr. Wap, den vervaardiger van het gedicht
„Rotterdam's jubelende schouwburg", dat bij gelegen
heid van het honderdjarig bestaan van dien schouwburg
aldaar is voorgedragenis door commissarissen een ge
schenk aangeboden bestaande uit een volledig Fransch
porselein servies met dessertvoor 12 personen.
Gemengde berichten.
Zondag middag werd in den Haag een niet ge
ringe opschudding veroorzaakt door een gerucht dat
het koninklijk paleis in brand stond. Reeds was een
stoombrandspuit aangerukt en stroomde eene groote
menigte volks naar het Noordeinde, toen het gerucht
bleek onwaar te zijn en slechts op een schoorsteenbrand
te berusten, die in de keuken van het paleis was uit
gebarsten doch spoedig gebluscht was.
De werkstaking te Almelo houdt aan. In eene
weverij, waar doorgewerkt werd, hebben de andere
arbeiders de glazen ingeworpen. De strafbepalingen
op samenscholingen zijn afgekondigd
Het verschil tusschen Nederlandsch en Pruisisch geld,