MIDDELBURGSCHE
COURANT.
Dinsdag
19 Januari.
F 16.
1875.
Middelburg 18 Januari.
Dit blad verschijnt dagelijks met nitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m., franco is 3.50.
Nu de minister van koloniën in de zitting der eerste
kamer van Zaterdag de feitelijke toedracht van zaken
met betrekking tot het verleend ontslag aan den
gouverneur-generaal Loudon heeft medegedeeld,
achten wij ons verplicht ons gevoelen over deze regee-
ringsdaadwelke wij van het begin als een allergewich
tigst feit beschouwd en betreurd hebbenuit te spreken.
Om de quaestie volkomen vrij van alle nevenzaken
te houden, beginnen wij met te constateeren dat de
minister zich in de. tweede kamer heeft schuldig ge
maakt aan het doen van onvolledige mededeelingen. De
minister verklaarde den 7en November in de kamer dat
er, met het oog op de hem bekende loyauteit van den
heer Loudonvoor de regeering geen aanleiding be
stond om de bedoelingen van den landvoogdmet de
reis van den algemeenen secretaris Levyssohn Norman
over Java, te wantrouwen. Op het oogenblik dat de
minister deze woorden sprak had hij drie dagen te
vorenden 4en, reeds een telegram afgezondeninhou
dende het bevel om de bedoelde reis te doen staken.
Hij sprak duszoo geen onwaarheiddan toch niet de
geheele waarheid, op welk punt hij zich nu vruchte
loos tracht te verantwoorden door eene reden, welke
niets meer is dan eene uitvlucht, dat hij namelijk op
den 7e" nog geen antwoord op het afgezonden telegram
ontvangen had.
De minister zal zich hierover waarschijnlijk in de
tweede kamer te verantwoorden hebben; zetter zal
zijne positie door deze dubbelhartigheid niet versterkt
worden. Wij beschouwen het feit echter als eene bij
zaak. Het is meer gebeurd dat ministers in de ver
tegenwoordiging niet alles zeiden wat zij wisten of hun
op het hart lag. Onze Haagsche correspondent herin
nert in een brief dien wij heden ontvingenaan een
soortgelijk geval dat met den heer van der Maesen de
Sombrefften opzichte der nota over Polen aan Kusland,
p.aats vond. Dien minister kostte zijne „halve waar
heidsliefde" echter zijne portefeuille. De heer van
Goltstein was Zaterdag gelukkigerdoch de straf zal,
vreezen wij wel uitgesteldniet kwijtgescholden wezen.
Deze bij-omstandigheid doet echter, naar ons inzien,
weinig tot de vraag: wat is tusschen den minister en
den gouverneur-generaal voorgevallen? Die vraag
heeft de minister beantwoord op eene wijze waardoor
hij zich, naar onze opvatting, gerechtvaardigd heeft.
Wij zeggen dit met leedwezen, want de erkenning be
vat een blaam voor den heer Loudonwien wijbij
al de teleurstelling die zijne landvoogdij hem berokkend
heeft, dit verdriet gaarne gespaard zouden hebben.
Maar hij heelt, naar onze overtuiging, bij deze gele
genheid niet die bezadigdheid en zelfbeheersching aan
den dag gelegd, welke onder de buitengewone eischen
behoorendie aan een zoo hooggeplaatst persoon als
een gouverneur-generaal met recht gesteld worden.
Wij beschouwen het als eene noodzakelijkheid, welke
voor het behoud onzer kolonie gebiedend is, dat de
gouverneur-generaal van Indië, onafhankelijk van minis-
terieele wisselingen in Nederland, een zeker aantal
jaren, althans niet minder dan vijf, zijne waardigheid
bekleede. Hieruit volgt dat hij, wien de eer te beurt
valt tot deze hoogste staatsbetrekking geroepen te
worden, zich behoort voor te bereiden op het geval dat
gedurende zijne landvoogdij ten minste éene veran
dering van ministerie plaats zal hebben. Want een
minister die vijf jaren bestuurd zou hebben vóórdat
voor hem de doodsklok geluid had, waarvan de heer
van Goltstein nog kort geleden op zo melankolieke wijze
gewaagdeis tot dusverre in Nederland een onbekende
grootheid. Ongetwijfeld behoort er zelfbeheersching
en zelfverloochening toe om, ter wille van het belang
zijnslands, te blijven dienen onder bewindslieden, met
wie men vaak in meening verschilt en die den „onder
geschikten" onderkoning het verschil in politieke ge
voelens somtijds op onaangename wijze kunnen doen
gevoelen. De heer Mijer heeft dat ondervondenMaar
daarvoor bekleedt men dan ook de hoogste waardigheid,
die in den Nederlandschen staatsdienst te bereiken is.
Aan deze zelfverloochening en zelfbeheersching heeft
het den heer Loudon, big kens de feiten die de minister
mededeelde, ontbroken. Reeds.den; 15,n Februari 1874
vroeg hij zijn ontslag, toen watósohijnlijk op grond van
ondervonden teleurstellingen, 'Wvèp'^-elke reden van
ontmoediging een gouverneur-gejiïeraa£,èchter mede be
hoort verheven te zijn. De toenmalige regeering sloeg
het verzoek af. Bij de optreding van het nieuwe
ministerie werd in den ministerraad dadelijk de vraag
kan de heer Loudon, onder ons bewind, aanblijven?
gesteld en toestemmend beantwoord. De heer Loudon
meende echter, uit eigen beweging, voor zijn aanblijven
de voorwaarde te moeten stellen dat de minister van
Goltstein zijue vroeger als kamerlid gesprokene woor
den, waaruit gebrek aan vertrouwen in den gouverneur-
generaal bleek, openlijk zou herroepen of goedmaken.
De minister van koloniën meende en met reden
aan dien eisch niet te moeten toegeven. Hij antwoordde
dat hij bereid was bij iedere voorkomende gelegenheid
duidelijk te doen blijken dat hij als minister in
den gouverneur-generaal volkomen vertrouwen stelde.
Kon de minister meer doen zonder zijn prestige dat
dan toch ook, naast dat van den gouverneur-generaal,
wel iets waard is geheel weg te werpen?
De heer Loudon berustte. Maar van de verschillende
gevolgendie uit eene verandering van ministerie kon
den voortvloeienscheen hij zich geen rekenschap te
geven. Want toen den 4tn November het telegram van
den minister kwam: „Laat de reis van den algemee
nen secretaris staken" toen diende hij ten derden male,
en thans onvoorwaardelijkzijn verzoek om ontslag in.
Wij noemen dit telegram een der gevolgen „die uit
de verandering van ministerie konden voortvloeien."
Eigenlijk was het dat niet eens en had de heer Loudon
even goed van een liberaal minister een gelijkluidend
bevel te gemoet kunnen zien. Men moge over de wen-
schelijkheid om het gemeentelijk landbezit op Java in
persoonlijk eigendom te veranderen denken zoo men
wildaarover bestaat zeker weinig verschil van gevoe
len dat de verandering, indien zij plaats moet hebben,
zonder eenige inmenging van hooger hand geschieden
moet. Onze koloniale macht een uiterst teer samen
stel van bezadigdheid en gezagvan goede verstandhou
ding met de hoofden en van prestige bij den minderen
maneen ijzeren hand onder een Jlmceelen handschoen
is niet groot genoeg om maatschappelijke hervormingen
in onze bezittingen in te voeren d coup de baguettedoor
een machtwoord van een Europeesch ambtenaar. En
nu kan al de, nooit weersproken, loyauteit van den
heer Loudon niet beletten dat, indien een der hoogste
Indische ambtenareneen die daarenbovendoor zijne
eigenaardige betrekking tot den landvoogd, meer dan
iemand anders geacht wordt diens persoonlijke denk
wijze te vertegenwoordigeneene reis gaat doen in de
binnenlanden van Javaindien tegelijk overal waar
die ambtenaar den voet zetde bevolking het initiatief
schijnt te nemen tot eene sociale hervormingterwijl
op de plaatsen waar de ambtenaar niet verschijnt dat
initiatief uitblijftdat dan ieder die de toestanden
op Java eenigszins kent gedwongen zal worden tot
de gevolgtrekkingdie sociale hervorming geschiedt op
last van den algemeenen secretaris, met medeweten
van den gouverneur-generaal.
Bestond voor den gouverneur-generaal onder een
liberaal en bevriend ministerie kans dat de telegraaf
een einde zou komen maken aan de conversie-reis,
onder een conservatief bewind klom die kans bijna tot
zekerheid. Had de heer Loudon het besef gehad dat
hij zijn vervroegd aftreden, als ongewenscht voor de
kolonie nu en in de toekomstbehoorde te voorkomen,
hij zou uit eigen beweging den s icretaris verzocht heb
ben zijne schreden naar oorden te richten waar zijn
voet niet, als door een tooverslag, de conversie uit
den grond te voorschijn riep. De gouverneur-generaal
had dat besef echter niet. Het ontvangen bevel was
hem eene aanleiding om te seinen: „Eer en plichtbesef
verbieden mijuwe excellentie ter zijde te staan, waar
onze begrippen omtrent uitoefening en handhaving van
gezag zoozeer uiteenloopen, dat de noodzakelijke over
eenstemming onmogelijk is."
Een schoone volzin, fier en pompeus, in volkomen
overeenstemming met de geheele, ietwat naar effect
strevende persoon des heeren Loudon. Fraaie volzin
nen kunnen echter wel dienen om aan een ambtenaar
zeker relief te gevenzij zijn maar zelden in 't belang
van het land dat hij dient. Zoo ook hier. Het eerge
voel en plichtbesef van den heer Loudon maakten het
onvermijdelijk dat het bestuur van Indië na slechts
driejaren aan nieuwe handen (nieuwhelaas in veler
lei opzicht!) werd toevertrouwd.: 'De verantwoordelijk
heid, ook voor dat feit, blijft op den afgetreden land
voogd rusten. Wij zeggen dit zonder eenige nevenbe
doeling. Wij stellen er prijs op te verklaren dat wij
van ons vroeger uitgesproken oordeel over de gebeur
tenissen der laatste twee jaren in Indië geen woord
wenschen terug te nemen. Voor de geschiedenis blijft
echter de heer Loudon de verantwoordelijke man voor
onzen oorlog met Atchin. Behoeft de gouverneur-gene
raal, naar onze overtuiging, voor die verantwoordelijk
heid niet terug te deinzenhet doet ons leed te moeten
verklaren dat hetzelfde niet het geval is ten opzichte
van de wijze, waarop hij van den Buitenzorgsehen
troon afstijgt.
De gemeenteraad van Middelburg zal op Woens
dag a.des namiddags te half twee uureene openbare
zitting houden, ter behandeling der volgende zaken:
a Ingekomen stukkenb adres van den heer J. F. W.
Conradnader verzoek om vrijstelling van te betalen
hoofdelijken omslag; c adres departementsbestuur Nut
van 'talgemeen, subsidie enz., bad-en zweminrichting;
d adres den heer J. J. P. Hector om grond in erfpacht
voor eene petroleumbergplaatse rapport en voorstel
van burgemeester en wethouders, adres de Jonge en
Koch, gymnastiekonderwijsvoorstel burgemeester
en wethouders onderhandsche verhuring stuk land aan
den Segeerssingelg suppletoire kohieren n» 2 plaatse
lijke directe belastingen op de inkomsten en honden
belasting; h staat van restitutie plaatselijke directe be
lasting op de inkomsten over 1874; i voorstel burge
meester en wethouders vrijstelling pacht der visseherij
havenkanaal; h benoeming hulponderwijzeres school A.
Opgave van brieven, geadresseerd aan onbekenden,
verzonden door het postkantoor Middelburg gedu
rende de le helft van December 1874. J. H. van Huilst,
AmsterdamSchreuderDordrechtP. BootKappellen;
BruinzeelRilland; G. van Leeuwenzonder bestemming;
door het hulpkantoor Domburg A. W. van Oosterom,
Amsterdam.
Uit Vlissingen wordt aan het Handelsblad mede
gedeeld dat de overeenkomst tot afstand der voorma
lige marinewerf aldaar tusschen de regeering en den
scheepsbouwmeester Smit tot stand is gekomen.
Eene in het Provinciaal blad van Zeeland n° 6 op
genomen circulaire van gedeputeerde staten dezer
provincie aan de gemeentebesturen behelst de vraag,
of bij hen bezwaar bestaat tegen de door den gemeen
teraad van Tholen verlangde afschaffing der botermarkt
die aldaar des Zaterdags voormiddags van half 11 tot
half 12 gehouden wordt. De besturen die voor het
einde dezer maand geen bericht ingezonden hebben
zullen geacht worden geen bezwaren te hebben.
De gemeenteraad van ZwoUe heeft met algemeene
stemmen besloten het hoofdcomitè voor het Thorbecke-
monument te verzoeken het standbeeld te Zwolle op te
richten.
De raad der gemeente Assen heeft insgelijks, en
wel bij acclamatie, besloten aan genoemd comité iedere
geschikte plaats te Assen voor de oprichting van het
monument van Thorbecke aan te bieden.
In eene talrijk bezochte vergadering, onder voor
zitterschap van m". J. W. Tijdeman Zaterdag avond te
Amsterdam gehouden, werden nagenoegen met een-
i