BUITENLAND. Algemeen Overzicht. in den Duitschen rijksdag zich vele praatlustigen be vinden, die in iedere zitting over ieder onderwerp een uitvoerige rede, welke zij te huis zorgvuldig hebben opgesteld, willen uitspreken en daardoor vooral de alge- meene beraadslagingen tot in het oneindige rekken. Indien dan iemand den moed heeft om de sluiting dei- debatten voor te stellen, besluit de meerderheid daar meestal toe, niettegenstaande door hen aan wie daar door het stilzwijgen wordt opgelegd wordt geprutteld over „beperking van de vrijheid van spreken," „onder drukking der partijen", „terrorisme der meerderheid" enz. zoodat hij die de sluiting voorstelt een zeer ondank bare taak vervult. De afgevaardigde Valentin echter stoort zich aan niets en dikwijls op het gevaar af van velen te krenken stelt hij telkens, als het lang genoeg heeft geduurdmet onverschrokkenheid de sluiting van het debat voor, waardoor hij zich ook in vele gevallen den dank van de meerderheid heeft verworven en den eeretitel heeft gekregen van Reichs-Schlussmacher. Bij ons te lande wil men die waardigheid aan den presi dent der kamer opdragen. Ycrkooplngen en aanbestedingen. Gisteren is in de gemeente Grijpskerke te koop aan geboden: Een huis en erf met 6 aren 30 centiaren tuin aan den Seisstraatweggemeente Middelburg, wijk R n°. 36. Verkocht voor ƒ1261. Tliermometerstancl. 15 Jan. 's av. 11 u. 45 gr. 16 's morg. 7 u. 42 gr. 's midd. 1 u. 47 gr. 's av. 6 u. 47 gr. ^laieii-generaal. EERSTE KAMER. Zitting van Vrijdag 15 Januari. {Nadar verslag Over de begrooting van binnenlandsche zaken wer den geen verdere beraadslagingen gevoerd. Het hoofd- stuk werd met algemeene stemmen aangenomen. Daarna kwam hoofdstuk VI (marine) in behandeling. De heer Fransen van de Putte bestreed het plan van den minister om een oefeningseskader in dienst te hou den. Hij achtte het voorstel niet voldoende gerecht vaardigd, meende dat het eskader niet noodig is en dat het auxiliair eskader genoegzame gelegenheid geeft tot oefening. Bleef de minister bij zijn stelsel volhar den dan zou hij tegen de begrooting stemmen. Hij drong voortsop grond van eigen ervaring, vroeger opgedaan, aan op geleidelijke afschaffing van de lijf straffen en gaf den minister in overweging om de nieuw ingediende wet op de pensioenen der zeemacht te doen terugwerken tot den tijd waarop de wet oorspronkelijk werd ingevoerd. De heer Dumbar zou in het hooge eindcijfer aanlei ding vinden tegen de begrooting te stemmen, indien hij niet daarvan weerhouden werd door den toestand in Indië. In den oorlog dien wij daar voeren heeft de marine groote diensten bewezen en het laat zich aanzien, dat er nog veel diensten van haar zullen ge vorderd worden. Overigens betoogde hij ook het onnoodige van een oefeningseskader, dat de voorlooper kon worden van een actieve marine en altijd tot conflicten zou kunnen leiden. De heer Hartsen daarentegen ondersteunde zeer het streven van den minister om een geoefend personeel zonder hetwelk een bruikbare marine niet denkbaar was. Juist ook de oorlog met Atcliin heeft de nood zakelijkheid aangetoond van eene reservemacht in Nederland, voor 't geval wij al onze krachten in Indië moeten concentreerenterwijl wii ook de gelegenheid moeten hebben in voorkomende gevallen onze vlag te vertoonen. Verder wenschte hij eene zoodanige split sing voor de marine-uitgaven, dat daaruit met juistheid bleek wat voor Indië en voor Nederland moet worden uitgegeven. De heer Pincoffs kwam op tegen de stelling van den heer Dumbar alsof het vertoonen der vlag tot conflic ten zou kunnen aanleiding geven. Integendeel, zonder dat wij in de overdrijving eener actieve marine ver vallen acht hij voor onze positie noodig dat wij, waar handel en scheepvaart dat eischen, ons moeten doen gelden. De minister van marine ontwikkelde nader het stel sel, dat hij zich had voorgesteld bij zijn optreding en dat strekte om de marine dienstbaar te maken 1° aan de middelen voor 's lands maritieme verdediging2° een auxiliair eskader; 3" eenige kleine schepen; 4° eenige weinige schepen buitengaats. Hij zette verder het doel en het nut van het oefeningseskader uiteen. Het wordt aan twee doeleinden dienstbaar gemaakt1° aan practische ontwikkeling van het scheepvolk2° aan de bevordering der belangen van handel en nijverheid. Omtrent de afschaffing der lijfstraffen is 's minister opinie gevestigd, alleen staat hij nog voor de mogelijk heid om een ander middel daarvoor in de plaats te vinden. Het denkbeeld van den heer van de Putte omtrent de pensioenen droeg 's ministers sympathie wegmaar hij kon zich omtrent de overneming daarvan niet be paald verklaren. Ook het denkbeeld van den heer Hartsen over de splitsing der uitgaven zal door den minister worden overwogen. Nadat de heer van Swinderen verklaard had in het gebeurde met de onderliandsche ruiling van eikenhout voor teakhout aanleiding te vinden om te stemmen tegen de begrooting werd deze aangenomen met 24 tegen 4 stemmen (die van de lieeren van Swinderen, Schot, van de Putte en Nobel.) Bij hoofdstuk VII& had slechts een korte gedachten- wisseling plaats tusschen den heer van Sassen van IJsselt en den minister van financiën over de wraking van schattingen van beëedigde deskundigen bij tiend- afkoopen. Het hoofdstuk werd met algemeene stem men aangenomen. Daarna kwam hoofdstuk VIII (oorlog) in behandeling. De heeren Stork van Akerlaken SchotCremers, Dumbar en Büchner verklaarden tegen de begroo ting te zullen stemmen om het hooger en steeds klim mende eindcijferdat zij op zich zelf wel zouden willen toestaan, indien slechts de zekerheid bestond dat er iets goeds meê zou tot stand komeD. Maar zoowel eene langdurige ervaring als de vooruitzichten gaven die verwachting niet; integendeel. Daarbij kwam dit werd meer bepaald door den heer Cremers uitgewerkt dat wij toch geen leger zouden krijgen in verhouding tot onze doode strijdkrachten. Onder deze omstandig heden was het niet wel te verantwoorden en niet overeenkomstig ons financieel draagvermogen om jaar lijks zoovele millioenen op de begrooting van oorlog uit te trekken. De heeren Hartsen en Hein daarentegen spraken in anderen geest. Eerstgenoemde spreker drong op Neder lands plicht aan om zich in staat te stellen zijne neu traliteit naar behooren te verdedigengroote offers waren noodighet was niet te ontkennenmaar veel drong ook daarbij de verandering in het krijgswezen, die wij moeten volgen om gaandeweg tot een vast stelsel te geraken. De heer Hein verdedigde den minister tegen het verwijt dat hij voor de noodzakelijke ver betering van het kazernement niets voorstelde. Buiten 's ministers schuld was nu weder de daartoe betrekke lijke post van de begrooting afgevoerd. De heer Hengst drong aan op reorganisatie van de marechausseéde heer Büchner gaf eenige wenken om trent de voorgenomen reorganisatie van den genees kundigen dienst. De minister van oorlog erkendedat het eindcijfer der begrooting van lieverlede klimtmaar men moet de oorzaken niet uit 't oog verliezenals daar zijn de stijging van de prijzen der levensbehoeftenbovenal de grootere uitgaven tot verkrijging en tot verzekering van den goeden toestand van het personeel en niet minder de toenemende wetenschappelijke eischen voor het materieel. Inmiddels trachtte de minister wat de organisatie onzer levende strijdkrachten betreftaan te toonen, dat wij ons volstrekt niet ongerust behoeven te maken. Eene volledige organisatie moet wachten op de nieuwe regeling van de militiewaarbij verhooging van het militiecontingent zal worden voorgesteld doch niet het beginsel der afschaffing van de plaatsvervanging zal worden opgenomen. De minister herhaalde dat de volledige uitvoering der vestingwet de aanvankelijk gemaakte ramingen verre zal overtreffenmaar wanneer wij voorshands de werken aan de Utrechtsche linie voltooien, voor de sperforten op de spoorwegen en voor de versterking onzer zeegaten zorgendan zal het land althans in behoorlijken verdedigbaren toestand gebracht zijn. Daarna zal men, zoo noodig, naar een eenvoudiger stelsel, de vestingwet verder kunnen uitvoeren. Naar aanleiding ook van een protest van den heer Vos de Wael tegen de bewering in de stukken, dat wij ons land niet zouden kunnen verdedigen sprak de minister die bewering mede tegen. Wanneer wij met den crnstigen wil bezield zijn om ons te verdedigen, kunnen wij dat ook, gesteund door de hulpmiddelen waarover wij kunnen beschikken en door de vaderlands liefde der bevolking. Het hoofdstuk werd daarop aangenomen met 22 tegen 8 stemmendie v m de heeren Nobelvan Swinderen, van Akerlaken, Schot, Büchner, Cremers, Dumbar en Stork. EERSTE KAMER. Ziltin3 van Zaterdag 16 Januari. {Per telegraaf Door den minister van koloniën werden inlichtingen verstrekt omtrent het ontslag van den gouverneur- generaal Loudon. Den 15 Februari was reeds het eerste verzoek om ontslag van den landvoogd ontvangen, doch geweigerd. Het nieuw opgetreden ministerie be sloot den heer Loudon in zijne betrekking te hand haven. Den 23'n Augustus had deze echter op grond der oppositie door den heer van Goltstein als lid der- eerste kamer gevoerd, zijn ontslag weder gevraagd, tenzij de minister zijn vertrouwen bepaald deed blijken. Hierop was confidentieel geantwoord dat daartoe geen aanleiding bestond en de aanvraag tot den heer Loudon gericht om aan te blijven. Inmiddels had het incident der conversie van het gemeentelijk landbezit zich voorgedaan. Op de dépêche des ministers van den 4en November om de reis van den algemeenen secretaris te doen staken was den 5en November een onvoorwaardelijk verzoek om ontslag gevolgd, dat in December schriftelijk geadstrueerd werd, op grond dat door de bedoelde dépêche op den werkkring van den gouverneur-generaal inbreuk werd gemaakt. Dit verzoek was daarop toegestaan. Na den afloop van het debat over deze quaestie werd de begrooting van koloniën aangenomenzoomede de begrootingen voor Suriname en Curasao. De kamer is daarna op reces uiteengegaan. TWEEDE KAM EB. SPOOPWEGEN OP JAVA. Het afdeelingsverslag der tweede kamer is versche nen over het wetsontwerp tot aanleg van spoorwegen op Java (staatsaanleg van een spoorweg Soerabaya Pasoeroean—Malang en opnemingen voor andere lijnen). In de eerste plaats werd de vraag besproken welk stelsel bij den verderen spoorwegaanleg op Java (aan genomen dat deze wenschelijk en noodig is) behoorde gevolgd te worden. Een aanmerkelijk aantal leden was voor aanleg van staatswege. Allermeest in overzeesche bezittingen en koloniën brengt het regeeringsstelsel mede dat de staat een zoo gewichtig middel van ge meenschap als de spoorwegen, dat op den maatsehap- pelijken toestand overwegenden invloed kan uitoefenen, niet uit de handen geven. Daarenboven achtte men, na het gebeurde met de Indische spoorwegmaatschappij, verderen aanleg van spoorwegen op Javadoor middel van concessie met rentegarantie, niet meer mogelijk. Die laatste overweging schrikte ook eenige leden, voorstanders van het concessiestelsel, af, op hun be ginsel te blijven staan. Zij wilden derhalve met dezen weg van 115 kilometers een proef genomen hebben. Vele leden bleven echter in staatsaanleg groote be zwaren zien, of hadden zich nog niet kunnen overtui gen, dat aanleg door middel van concessie onmoge lijk was. Men wees op het dikwijls aan den dag gelegde be ginsel der kamer. Dat ontleende kracht aan de buiten gewone traagheid waarmede alle publieke werken in Indië worden uitgevoerd. Ten tweede werd de vrees geuitdat bij staatsaanleg de spoorwegen op Java zeer duur te staan zouden komen. Een derde hoofdbezwaar tegen staatsaanleg is ontleend aan de vrees, dat bij dien aanleg van gedwongen of slecht betaalden arbeid zal worden gebruik gemaakt; en dat, mocht het geluk ken allen gedwongen arbeid bij dien aanleg te verwijde ren waarschijnlijkalthans voor sommigen de dagloonen te hoog zouden worden opgedreven. Naar het oordeel van vele leden ligt in de meening des ministers, dat wanneer tot den aanleg van spoor wegen op Java voor staatsrekening besloten wordt, daaruit van zelf volgt dat ook de exploitatie vanwege den staat geschieden moeteen bezwaar te meer tegen het door den minister aangeprezen stelsel. De alge meene bezwaren tegen staatsexploitatie wegen, zeiden en betoogden die leden, dubbel voor Java. Daarbij komt nog, dat als het beginsel niet enkel van staats aanleg, maar ook van staatsexploitatie als alleen voor Java geschikt, aangenomen wordt, zulks vroeger of later leiden moet tot naasting van de reeds bestaande spoor wegen aldaar. Een uitgaat van ongeveer 23 millioen zou daarmede gemoeid zijn. Een aanmerkelijk aantal leden bleef intusschenofschoon het gewicht van som mige der medegedeelde bedenkingen niet miskennende, zoowel staatsaanleg als staatsexploitatie voorstaan. Zij herhaalden, dat alle andere plannen en schikkingen maar al te licht er toe zouden leiden om den spoorweg bouw zelf te vertragen en aan Java niets anders te schenken dan spoorwegen op het papier. Ook omtrent de door den minister gedane voor dracht van de lijn SoerabayaPasoeroeanMalang open baarde zich verschil van gevoelen. Van de eene zijne roemde men 's ministers voortvarendheid en gedade keuze, zoo wat do streek betreft als de vermoedelijke rentabiliteit van de lijn. Van de andere zijde achtte men het voorstel niet rijp genoeg voorbereid, maakte men bezwaar tegen het gemis van een algemeen plan en vooral tegen het gemis aan aansluiting van de be staande spoorweglijnenwaartoe men een ander punt van aanleg had moeten nemen. Overigens erkende men ook van deze zijde, dat, bij gebreke van particu liere aanvragende verbinding PasoeroeanMalang, als door het staatsbelang vereischtvoor staatsaanleg zeer in aanmerking kwam. Maar de vraag was reeds gere zen of niet concessie-aanvragen zijn gedaandie de ver binding van Soerabaya, Pasoeroean en Malang betrof fen en wat er met de aanvragen geschied was? Sommigen betoogden hierbij, dat tegen een behoor lijke rentegarantie voor deze lijn solide concessionarissen zijn te verkrijgen en is dat het geval dan is in het financieel belang van den staat concessie ver boven staatsaanleg te verkiezen. Bij het omtrent de aan te nemen spoorbreedte heer- schende verschil van gevoelen onder de deskundigen, gaven verscheidene leden in overweging om, alvorens omtrent dit punt een beslissing te nemen, daarover een bepaald onderzoek door practici in te stellen en naar hun advies zich te gedragen. Met opzicht tot dit en andere technische punten is door de.i heer Stieltjes een nota overgelegd, die opgehelderd wordt door een kaartje en voorts door lengte in dwarsprofielenbegroo tingen van bruggen en duikers. Wanneer tot staatsaanleg besloten wordt, schijnt, wil men het werk mot den noodigen ijver en den ge- wenschten spoed tot stand gebracht ziende oprichting van een afzonderlijk departement van algemeen bestuur voor de spoorwegen onvermijdelijk. Nog werd door eenige leden in bedenking gegeven of, als men krach tige voortzetting der z&ak wil, geen verandering moet worden gemaakt in de bestaande bepalingen omtrent de onteigening ten algemeenen nutte. Uit het antwoord van den minister van koloniën waarin hij de beginselen van het ontwerp breedvoerig verdedigt en blijft handhaven blijktdat de minis ter de verwezenlijking van beide denkbeelden voorals nog niet noodig acht. Er heerscht een oogenblik van kalmte op het gebied der buitenlandsche p olitiek. De Fransche nationale ver gadering heeft de behandeling van het wetsontwerp tot reorganisatie der kaders voortgezeten schijnt dit als een uitstekende gelegenheid te beschouwen om van haar antipathie tegen het bestaande kabinet te doen blijken daar zij iederen dag den minister van oorlog een nieuw nederlaag bereidt. Gisteren heeft zij n. 1. weder mi 355 tegen 304 stemmen een amendement van den heer Keiler aangenomen strekkende om 30 bataljons jagers

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 3