§tateii-geiieraal. werd ook tusschen beide partijen een partij gespeeld welke door Londen werd verlorenen sedert dien tijd hunkeren de Londensche schaakspelers nog' naar revanche op hun Parijsche tegenstanders. In een van de laatste zittingen der Parijsche academie van wetenschappen werd het gewicht mede gedeeld van een kleine ster in het sterrebeeld Ophiuchus, die met het bloote oog ter nauwernood zichtbaar is. De berekening was door Camille Flammarion geschied, en volgens hem zou dit sterretje driemaal zwaarder zijn dan de zon en een millioen maal zwaarder dan de aarde. Het bevindt zich op een afstand van 55,000 milliarden Fransche mijlen van de aarde, en een kanons kogel, die zes jaren zou noodig hebben om de zon te bereiken, zou 8,400,000 jaren door het luchtruim vlie gen alvorens die kleine ster te bereiken, welke door Flammarion is gewogen. ïheraio sjieterstand. 14 Jan. 's av. 11 u. 47 gr. 15 'smorg. 7u.43gr.'smidd. 1 u.49 gr.'s av. 6 u. 48 gr. EERSTE KAMER. Zitting van W oensdag 13 Januari. {Nader verslag.) De beraadslagingen werden geopend over hoofdstuk III (Buitenlandsche zaken) der staatsbegrooting. De heer Hartsen besprak in het breede de zaak dei- internationale suikerconventie. Na eerst in een histori- schen terugblik de verhouding te hebben aangewezen waarin de suikerindustrie zich zal bevinden na expira tie van het internationaal verdrag, deed hij uitkomen, dat die conventie haar doel niet had bereikt, tenge volge van de toepassing van het nieuwe typestelsel. Wat moest er thans gebeuren Afschaffing van den suikeraccijns ontried hij met den minister. Daarentegen zou hij wenschen, dat men langs internationalen weg kon verkrijgen het werken in entrepót, d. i. afschaf fing van alle bescherming en invoering van een vast uniform recht. Zoodoende zou men de Nederlandsche industrie bevorderen zonder bescherming, die zij niet vraagt en niet behoeft. De heer Borsius ontwikkelde het denkbeeld om het beginsel van internationale arbitrage toe te passen op het geschil met Luxe rnburg over de oude schuldquaestie, welks vereffeningin welken zin dan ook, noodzakelijk was, ten einde het gevaar te voorkomen, dat te eeni- ger tijde een machtiger of minder vriendschappelijk gezinde staat ons voor die schuld aanspreke met zoo voelbare of tastbare argumenten, dat van onderhandelen geen sprake meer kon zijn. De minister van buitenlandsche zaken merkte op, dat wij met opzicht tot de suikerconventie moeten afwachten wat in Frankrijk te dezer zake zal worden beslist. Wat er ook moge gebeuren of noodzakelijk wordenhet zal ons niet in een onvoorbereiden toestand vinden. De beschouwingen van den heer Hartsen zou den inmiddels een belangrijke bijdrage zijn voor de overwegingen welke bij de regeering aanhangig zijn. Omtrent de quaestie van de Luxemburgsche schuld achtte de minister ook door de jongste politieke ver andering in het groothertogdom het oogenblik naderbij gekomen om tot een oplossing te gerakenmaar over de wenschelijkheid om ten deze het beginsel van arbi trage toe te passen kon de minister zich nog niet uit laten. De minister zou intusschen alles doen wat moge lijk is om de zaak tot afdoening te brengen. Het hoofdstuk werd daarop met eenparige stemmen aangenomen en hoofdstuk IV (justitie) in behandeling gebracht. De heer Heinhulde brengende aan hetgeen de re gee ring tot dusver verricht had voor de uitvoering dei- wet op den kinderarbeidbetoogt de noodzakelijkheid om van lieverlede de wettelijke bepalingen uit te brei den ook voor kinderen van ouderen leeftijd (in verband met den leerplicht) en vooral ook met 't oog op den nachtelijken en den veldarbeid. De heer Prins spoorde tot voorzichtigheid aan in het geven van vergunning tot vreemde loterijen waai mede het publiek zoo dikwijls gedupeerd wordt. De minister van justitie verklaarde dat zijn belang stelling onverflauwd is in een volledige en doelmatige uitvoering van de wet op den kinderarbeid. Zoodra de ingestelde onderzoekingen de noodzakelijkheid zullen aanwijzen, zal tot een tweeden stap in dezelfde rich ting worden overgegaan. Indien het schoolverzuim door deze wet gekeerd wordt, zal zij reeds een belangrijk resultaat hebben opgeleverd. Bij eventueele uitbreiding- zal het zeer in aanmerking komen van werklieden van hoogeren leeftijd het bewijs te vorderen dat zij onder wijs genoten hebben. In zake de vreemde loterijen zal wellicht door even tueele wijziging van de wetgeving op de naamlooze vennootschappen kunnen worden voorzien. De konink lijke bewilliging moet thans worden verleend indien de statuten aan de wettelijke voorschriften voldoen. Nadat de beraadslagin gen waren gesloten werd het hoofdstuk met algemeene stemmen aangenomen. EERSTE KAMER. Zitting van 3>orderdag 14 Januari. {Nader verslag.) De beraadslagingen werden gevoerd over de spoor weg begrooting voor 1875. De heer Michiels van Kessenich klaagde over onregel matigheden die in den dienst op de staatsspoorwegen plaats hebbenvooral door slechte regeling van de uren van vertrek en door het gemis van strafbepalingen op het niet tijdig aankomen der treinen. De heer Viruly meende den minister te moeten waar schuwen tegen neiging tot bescherming van de nationale industriebij gunning van spoorwegwerken. Hij stelde prijs op den bloei en den vooruitgang der industrie, en zooveel mogelijk moeten de belemmeringen voor hare ontwikkeling worden weggenomen. Maar kunstmatige bescherming mag niet plaats hebben, Anders zou, ten nadeele van de staats-financiënde buitenlandsche con currentie ten laatste geheel uitgesloten worden. De heer Prinszich een voorstander van staatsaanleg verklarende, drong meer bepaald op bespoediging van de uitvoering der lijn AmsterdamZaandam aan en vroeg inmiddels, door tusschenkomst van de Holl. ijzeren spoorwegen, om tijdelijke voorziening voor de Zaanstreek, die zoo dringende behoefte heeft aan uitbreiding van het verkeer. De heer Pineoffs besprak in 't breede den toestand te Vlissingen. Deze eischte dringend voorziening. Hij wilde geen regeering beschuldigenmaar er werd niet genoeg gedaan om de kostbare werken productief te maken. Onbillijk is 't te zeggendat Vlissingen zich niet kan ontwikkelenwanneer men het de middelen daartoe onthoudt, wanneer men de schepen feitelijk verjaagt door ze uitermate te bemoeilijken. De havenwerken zijn uitmuntend. Maar de ellendige regeling van de havenrechten is allerhel emmerendst voor groote schepen. Te groot zijn de kosten voor de lossing en de berging van de goederen. Er is ook gemis aan behoorlijke spoorwegaansluitingwaardoor de goederen niet kunnen verzonden worden. Een en ander moet worden ver holpen. Openlijk verklaarde hijdat hij wilde opko men tegen de kleingeestige jaloezie tusschen de ver schillende handelssteden. Men spiegele zich aan het voorbeeld van Engeland, geve Vlissingen wat het be hoeft om zich te ontwjkkelen. Iedere gulden daarvoor besteed zal eene productieve uitgave zijn en tot het algemeen welzijn bijdragen. Wat de exploitatie dei- havenwerken betreft, zij mag niet in éene hand worden gebracht, en al wat daartoe vatbaar is moet aan de particuliere industrie worden overgelaten. Voorts is dringend noodig eene wijziging van het contract met de exploitatiemaatschappij. De heer Borsius dankte den vorigen spreker voor zijne welwillende gevoelens. Het verheugde hem temeer ze uit den mond van dien spreker te vernemen, omdat de heer Pineoffs zijn eigen standpunt in de han delswereld te Botterdam inneemt en zijne rede alzoo het beste démenti is voor de bewering omtrent de bestaande jaloezie tusschen de handelssteden. Hij sloot zich dus met erkentelijkheid bij het gesprokene aan. Hij bracht voorts een woord van dank aan den minister dat hij de voorziening in de behoefte aan zoet water te Vlissingen tot onderwerp van regeeringszorg wil maken. Wat het droog dok betreft, verwachtte hij dat de uitbreiding van de maildiensten van lieverlede de behoefte aan een nieuw dok zal doen gevoelen. In middels wenschte hij dat het bestaande dok in beteren toestand gebracht, voor het onderhoud daarvan beter gezorgd en het gebruik van het dok aan betere voor waarden verbonden werd. De heer Fransen van de Putte betoogde de noodza kelijkheid der uitbreiding van het spoorwegnetonaf hankelijk van eene betere regeling der exploitatie en met aanneming van het beginsel, dat voor de grootere verbindingslijnen staatsaanleg plaats hebbe. Hij wenschte ook dat de staat de lijnen Roosendaal—Moerdijk en RoosendaalBreda overnam. Wat Vlissingen betreft, refereerde hij zich aan de vorige sprekers en meende ook hij dat de exploitatie der havenwerken aan de par ticuliere industrie moet worden overgelaten. De heer Huydecoper van Maarsseveen, met vertrou wen de plannen der regeering tot uitbreiding van het spoorwegnet afwachtendevestigde de aandacht op drie punten 1° de wenschelijkheid dat, bij onteigeningen vcor spoorwegen, op de particuliere belangen meer acht werd geslagen2° op de noodzakelijkheid van verlegging der richting, wanneer deze gevaarlijk is voor een nabijlig- gendi n openbaren weg3° op het belang van een dub bel spoor waar dit mogelijk is. De heer Cremers verklaarde zich tegen staatsexploi tatie der spoorwegenhij vereenigde zich met hetgeen de heer Pineoffs in 't algemeen heeft gezegdmaar achtte 't buiten de grenzen der staatsbemoeiing gelegen om een droog dok te Vlissingen aan te leggenwaar toe bij overigens Rotteidam veel beter geschikt achtte. De heer Smit drong zeer sterk aan op de spoedige beslissing omtrent het complement voor het spoorweg net. Hij meende dat de minister in den stand waarin de zaak zich bevond wel reeds gevestigde denkbeelden moet hebben en verwonderde zich daarom, over des ministers geheimzinnigheid. Hij beval verder nog het belang der Zaanstreek aan. De heer Joost van Vollenhoven verzocht den minis ter in het wetsontwerp tot aanvulling van het spoor wegnet op te nemen eene lijn van Rotterdam naar den Hoek van Hollandin verband tot den nieuwen water weg, waarvan die lijn een noodwendig complement moet zijn. De minister van biunenlandsche zaken verklaarde zich, vroeger gelijk nu, een warm voorstander van de verbeterde communicatie. Voor al de daartoe geopperde wenschen heeft hij een geopend oor. Maar men kon niet verlangen de mededeeling van bijzonderheden over een voordracht, welke nog aan de andere kamer moet worden voorgedragen. Wat de uitvoering der bestaande spoorwegwet betreft, aanvankelijk had ook de minister liever staat-exploitatie gewenscht, maar thans was daaraan, buiten exceptioneele omstandighedenniet te denken. Intusschen, de exploi tatie-maatschappij staat, wat het toezicht en hare ver plichtingen betreft, gelijk met alle lijnen. Over de ge rezen klachten wegens den loop van den dienst zal de minister den raad van toezicht aanschrijven, hoewel omtrent de aansluiting te Utrecht geen offlcieele klach ten bij de regeering zijn ingekomen. Ten opzichte van de gunning der werken aan de nij verheid zeide de ministerdat hij aan den regel om den laagsten inschrijver de aanneming op te dragen, niet gebonden is. Bestaan er redenen van grootere soliditeit of is er te kostbaar toezicht op het buiten- landsch fabrikaat noodig, dan kan de Nederlandsche industrie bevoordeeld worden zonder bezwaar voor de schatkist. Deze beginselen strekken den minister tot richtsnoer. Bij de onteigening moet het algemeen belang nu en dan boven het particulier belang gaanaan hetwelk evenwel altijd de weg van rechten openstaat. De wenschelijkheid van dubbel spoor wordt door den minister beaamd en is betracht in de contracten met de exploitatie-maatschappij en met de Hollandsche ijzeren spoorwegmaatschappij. Tegen de overname van de lijnen RoosendaalMoer dijk en RoosendaalBreda maakte de minister bezwaar, omdat de kosten tegen het belang niet opwegen. Geheel en al vereenigde de minister zich met hetgeen de heer van Vollenhoven heeft gezegd over den aanleg van een spoorweg naar den Hoek van Holland. De zaak is in overweging en een voorstel zal te zijner tijd worden gedaan. Tot de zaak van Vlissingen komende, meende de minister dat men de bezwaren niet te hoog moest stel len. Kadegeld was onvermijdelijk. Uitdrukkelijk was hem persoonlijk gezegd door de autoriteiten te Vlissin gen, dat er geen klachten waren over gebrek aan lood sen voor de berging van goederen. Wel was er gemis aan geschikt werkvolk, doch dat kon de regeering niet verhelpen. Een bezwaar was dat de verzending van goederen moet geschieden volgens de tarieven van het locaal verkeer. Maar daaraan was niets te veranderen zoolang het contract met de exploitatie-maatschappij bestaat. Evenwel dat contract vereischt wijziging. De minister wees intusschen op bemoedigende ver schijnselen. Een geregelde dienst op Engeland zal te Vlissingen tot stand komen. De lust tot bouwen neemt er toe en de regeering kan harerzijds de zaak nog be vorderen door billijken afstand van terreinen voor pak huizen enz. Dit zal beter zijn dan rechtstreeksche aanvaarding der exploitatie van de werken. Deze moet aan de particuliere nijverheid worden overgelaten. Hiervan is uitgezonderd de zorg voor het behoorlijk zoetwater, waarin de regeering zal voorzien. Aan het verlangen van den heer Borsius om den toestand van het bestaande dok te onderzoeken en het zoo noodig te verbeteren, zal de minister voldoen. Ook zal door hem een onderzoek worden ingesteld naar de mogelijkheid van aanleg, in afwachting der voltooiing van de geheele lijnvan een hulpspoor naai de Zaanstreek. Ten slotte zeide de ministerdat hij de rentabiliteit van de lijn AmsterdamZaandam erkende, maar dat die gedachte niet bovenal voorzat bij 't in het leven roepen van de spoorwegwet. Bij dat groote plan, waarvoor Nederland den staatsman die het ont wierp niet dankbaar genoeg kan zijnwas bovenal de ontwikkeling der volkswelvaart beoogd. Na eenige replieken werd de spoorwegbegróoting met algemeene stemmen aangenomen. Daarna kwam hoofdstuk V der staatsbegrooting in behandeling. Bij de afdeeling Medische politie had een korte ge- dachtenwisseling plaats tusschen den heer Biichner en

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 3