MIDDELRURGSCHE
1° 10.
Dinsdag
1875.
COURANT.
12 Januari.
Middelburg 11 Januari,
Dit Wad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2ea Paasch- en
De prijs per 3/m., frarcéo is 3.50.
Pinksterdag en een der Kerstdagen.
Omtrent het ontslag van den heer van Kerkwijk
ontvangt het Handelsblad van vertrouwbare zijde eenige
opmerkingen welke wij ons verplicht rekenen, te
genover de voorstelling der Nieuwe Arnhemsche courant,
te vermelden. Ofschoon de schrijver opkomt tegen de
bewering dat de heer van Kerkwijk zich voor eene
sinecure zou hebben laten betalen, toont hij, naar ons
inzientoch meer nog aan hoe jammer het is dat van
de talenten van genoemden heer door de regeering tot
dusverre het noodige gebruik niet is gemaaktdan wel
dat de heer v. K. zoodanige diensten ten behoeve der
rijkstelegraphie presteerdewelke met een jaarlijksch
traktement van f 2400 beloond moesten worden.
De heer v. K., zegt de schrijver, was de eenige bij
de telegraphiedie eene wat men noemt wetenschappe
lijke opvoeding genoten heeft; zeker is hij de eenige
die recht heeft op den titel van ingenieur. Hij is dan
ook, sedert de invoering der telegraphie bij ons te lande,
onvermoeid voor haar werkzaam geweest; gedurende
vele jarenvooral bij de langdurige ziekte van den heer
Wenchebach, rustte op hem de geheele technische af-
deeling. Als lid der 2e kamer kon de heer v. K. geen
ambtenaar blijven in den zin der wetdoch als ingenieur
in algemeenen dienst, als adviseur, als onderhandelaar
kon hij groote diensten bewijzen. Ook de vereeniging
van post en telegraphie is, volgens den schrijver aan
den heer v. K. te danken.
Tot groote schade voor de telegraphie is zijne hulp
en voorlichting echter zoo weinig mogelijk
ingeroepen.
De heer v. K.zegt de schrijverbehoorde eene eerste
plaats bij de telegraphie te blijven bekleeden, hij zou
een gunstigen invloed kunnen uitoefenen op de schat
kist op de welvaart der gemeenten en op den toestand
der ambtenaren.
Zeker zou het, naar onze meening, wenschelijk zijn
dat de regeering van deze verdienstenwelke wij hoe
genaamd niet willen verkleinen of in twijfel trekken,
partij trok. Deed zij datdan zou het niet meer dan
billijk zijn den heer v. K. daarvoor naar behooren te
betalen. Maar den minister van financiën kan hetdunkt
onsniet ten kwade geduid wordenwanneer hij de
betaling doet ophouden van een adviseur, „wiens hulp
en voorlichting tot dusverre zoo weinig mogelijk werd
ingeroepen." Wij voegen hier nog bij dat het naar
onze meening niets tot de zaak doet of de heer v. K.
in den ongunstigen zin van het woord „zich voor
eene sinecure heeft laten betalen"; iets waaromtrent
de schrijver in het Handelsblad ophelderingen zegt te
kunnen gevendie hijuit kieschheid tegenover derden,
alsnog wil verzwijgen. Niet het karakter of de per
soonlijke onbaatzuchtigheid van den heer v. K. is hier
in het spel. De minister van financiën heeft slechts te
vragen: wordt voor eenig traktement, dat uit 'slands
schatkist betaald wordt, al dan niet een daaraan ge-
evenredigde dienst gepresteerd? Luidt het antwoord
op die vraag ontkennenddan is de minister gerechtigd
aan dien toestand een einde te maken en kan men hem,
om die daad, niet van partijzucht beschuldigen, ook al
had hij het in zijne macht gehad omafwijkende van
hetgeen door zijne voorgangers gedaan werd, voortaan
meer diensten te verkrijgen van den ambtenaar, wiens
betrekking hij in het belang der schatkist doet ophouden.
Het Provinciaal blad van Zeeland n° 3 bevat een
circulaire van den commissaris des konings in deze
provincie aan burgemeester en wethouders der gemeen
ten waarin hij in hunne aandacht bij vernieuwing aan
beveelt den brief van de commissie uit de Koninklijke
academie van wetenschappen te Amsterdam„voor de
overblijfsels der oude vaderlandsche kunstmede
gedeeld bij zijne circulaire van den 4en April 1861
(Provinciaal blad n° 32).
Hij brengt evenwel tevens in herinnering zijne cir
culaire van den 16cn Januari 1872 (Provinciaal blad
n° 8), waaruit blijkt dat, tengevolge van de ontbinding
der genoemde commissie, de mededeelingenwelke te
dezer zake aan haar werden gedaan, aan het departe
ment van binnenlandsche zaken behooren te worden
ingezonden.
Volgens bericht uit Dordrecht van gisteren was het
ijs in de Kil los en waren de stoomboot Telegraaf en de
boot van Moerdijk aldaar te 2 uren aangekomen.
De luitenant-generaal van Swieten heeft aan eene
te den Helder gevestigde vereeniging van voormalige
Indische militairen, die aan expeditiën hebben deelge
nomen, een schriftelijk antwoord gezonden op een tot
hem gericht adres van hulde. De generaal handhaaft
daarin zijn vroeger reeds uitgesproken vertrouwen dat
„de oud-Hollandsche standvastigheid en volharding
zullen weten te voltooien wat aan de geheele onder
werping nog ontbreekt." Overigens betuigt de generaal
zijne voldoening, dewijl krijgslieden die Indische oor
logen hebben bijgewoond en de moeilijkheden kennen,
waarmede eene op Europeeschen voet georganiseerde
krijgsmacht te worstelen heeft, als zij in een tropisch
landschap, dat geen wegen en niets heeft van hetgeen
voor hare bewegingen en haar bestaan noodig is, het
waardeeren dat die moeilijkheden zijn te boven gekomen,
ondanks de hardnekkige dapperheidwaarmede de
vijand zijne sterke en goed aangelegde versterkinge
verdedigde.
Het Vaderland kondigt tegen morgen een belang
rijken open brief van den generaal-majoor jonkheer
B. van Merlen aan generaal van Swieten over den
Atchin-oorlog aan.
De gemeenteraad van Utrecht heeft besloten zich
bij adres tot de regeering te wenden, teneinde eene
wettelijke regeling der banken te verkrijgen.
Tusschen den heer van Zinnicq Bergmann, lid der
2e kamer, en den heer H. C. Verniers van der Loeff
werd dezer dagen in de Nieuwe Eotterdamsche courant
een strijd gevoerd naar aanleiding der door genoemd
kamerlid bij de jongste begrootings-discussien ontwik
kelde conversie-plannen van een gedeelte onzer staats
schuld, welke plannen door den auteur zeiven met den
zedigen naam van „het ei van Columbus" bestempeld
werden. Een slot-artikel over deze zaak gedagteekend
van den 5en dezer wordt door den heer Bergmann geëin
digd met de volgende zinsneden:
„De aantijging: dat de schrijver S-" - regelen zoude
zijn een der hoofden van zijne ultra^ 1 'sche partij
met al de staatsgevaren en hatelijkhedenu&c. "n ook
door den briefschrijver verbonden, acht ik eene ten-
laste leggingvoorzien bij art. 367 en volgende wetboek
van strafrecht. De briefschrijver herroepe binnen acht
dagen die aantijging, zoo hij de klacht, die deswege
klaar ligt, wenscht te ontgaan!"
De heer Bergmann acht dus de bewering dat iemand
is een der hoofden van de ultramontaansche partij eene
aantijging welke, indien zij juist ware, hem bloot zou
stellen „aan lijf- of boetstraffelijke vervolging, of ook
enkel aan de verachting en den haat der burgeren."
Uit Botterdam wordt ons gemeld dat terwijl onder
de leden der kiesvereeniging Burgerplicht het voor
nemen bestond om het bestuur uit te noodigen eene
vergadering te beleggen, waarin over het traverse-be
sluit van den heer Heemskerk van gedachten zou kun
nen worden gewisseld, de plaatselijke commissie voor
het huldeblijk aan Thorbecke aldaar het initiatief heeft
genomen tot een adres aan het hoofdcomité, waarin
over het gebeurde met het standbeeld leedwezen en
verontwaardiging wordt betuigd en geadviseerd wordt
het standbeeld elders dan in den Haag te plaatsen-
Dit adres is onder de hand door zeer vele ingezetenen
onderteekend en zal verder ter teekening worden gelegd.
Of na dezen stap het voorgenomen plan om eene
vergadering van Burgerplicht te beleggen nog verwe
zenlijkt zal worden, schijnt onzeker. Velen komt het
adres aan 't hoofdcomité onvoldoende vooromdat daar
uit "filet 'duidelijk genoeg de gevoelens sprekendie de
inmenging van den. minister.. Heetnsfe^. in de zaak van
het standbeeld bij de warme vereerdérsuyaa. Tfcorbeckë"
heeft opgewekt. Het adres wijt meer "de schuld aan
den Haagschen gemeënteraad dan aan Heemskerk, en
vergeleken bij hetgeen elders is geschiedzouals alles
zich bij dit adres moet bepalen, de houding van Bot
terdam al zeer weinig in overeenstemming zijn met den
roep, die van den kloeken geest der Botterdammers
uitgaat. Maar het schijnt, dat het bestuur van Bur
gerplicht, in handen van personen, die de roeping der
vereeniging liefst willen beperken tot het stellen van
candidaten bij verkiezingen, overhelt tot de meening
dat men het bij het bewuste adres wel laten kan en
dat er geen reden is om Burgerplicht in zijne aange
name rust te storen.
Intusschen is dit zeker, dat de flauwe houding die
men Botterdam, dat aan Thorbecke zooveel verschul
digd is en waar hij zooveel vurige vereerders heeft,
wil doen aannemen in omstandigheden, waarin krachtig
optreden plicht is, bij zeer velen kwaad bloed zal
zetten en aanleiding geven zal tot verwijdering.
In het afgeloopen jaar zijn langs den nieuwen Bot-
terdamschen waterweg naar zee vertrokken 3686
zeeschepen, waarvan 2235 stoomschepen, terwijl langs
dien vaarweg binnen kwamen 2109 zeeschepen, waaronder
1606 stoomschepen.
Benoemingen en besluiten.
diplomatie. Eervol teruggeroepen mr. J. W. van
Lanaberge als 's konings buitengewoon gezant en ge
volmachtigd minister bij het hof van België, onder
dankbetuiging voor de diensten door hem in die be
trekking bewezen.
rechterlijke macht. Eervol ontslag verleend, op
verzoek, aan jhr. mr. F. van Panhuys als substituut
officier van justitie bij de arrondissements-rechtbank te
Appingedamen als zoodanig benoemd m'. F. G. H.
Eeitsmaadvocaat en commies bij de provinciale griffie
te Groningen.
Onderwijs.
In het adres door den gemeenteraad van Groningen
aan de tweede kamer ingediend voor het behoud der
hoogeschool aldaar, wordt uit de geschiedenis aangetoond
dat de hoogeschool is geBtïcht uit provinciale geldmid
delen door de provincie zelf, als onmiddellijk gevolg
van het verdrag, tusschen de stad Groningen en de
Unie gesloten en door de staatsregeling van 1798 erkend.
Ook brengt de billijkheid, volgens de meening van den
adressant, mede, dat de gemeente, die voor nog geen
25 jaar 2 ton voor een nieuw academiegebouw heeft
uitgegeven, niet van de vruchten wordt beroofd, ter
wijl ook het algemeen belang eischt dat aan het noor
den des lands niet deze bron van verlichting worde
ontnomen.
Kerknieuws.
Beroepen tot predikant bij de Nederduitsche hervormde
gemeente te Nieuwvliet de heer J. H. Kruseman,
predikant te Drimmelen.
Kunstnlcuws.
Aan de subsidie van ƒ10,000, die thans vanwege
Z. M. den koning verstrekt wordt aan de „veree-
nigde tooneelisten", onder de directie der heeren
Stumpff en Veltman te Amsterdam, is in het volgende
speeljaar eene andere bestemming gegeven. De helft
dier som wordt nu ter beschikking gesteld van com
missarissen van den Amsterdamschen stadsschouwburg
en de andere helft aan het Nederlandsche tooneelver
bond toegekend.
Marine en leger.
Naar men verneemt bestaat bij het departement van
oorlog het plan om de bezoldigingen van de onderoffi-