COURANT.
MIDDELBÜRGSCHE
S» 2,
Zaterdag
1875.
BLIKKEN OM ONS HEEN.
Middelburg 1 Januari,
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/na., franco is f 3.50.
ii.
Twee voorname volken van het Latijnsehe ras,
de Spanjaarden en de Italianen, kunnen in dit
overzicht van het buitenland met een vluchtig
woord voorbijgegaan worden. Spanje, omdat de
ontwarring van den bestaanden chaos nog in de
verte niet te voorzien is en waarschijnlijk, voor zoo
ver zij thans gegist kan worden, zonder invloed
op den algemeenen loop der wereldgebeurtenissen
zal blijven, Italië, omdat het jonge koninkrijk,
naar alles wat wij daarvan sedert veertien jaren
gezien hebben, op den weg der geleidelijke ont
wikkeling zijner constitutioneele instellingen rustig
voortschrijden zal. Italië is in de tweede helft der
19e eeuw gelukkig, meer dan dat, door de for
tuin bedorven geweest. Zijne eenheid, door de
Fransche wapenen voorbereid, door een zeldzaam
driemanschap, een bekwaam minister, een vader
landslievend avonturier en een onbaatzuchtig koning
tot stand gebracht, door de zegevierende Duitsche
legers voltooid, heeft zich bevestigd door het
schrander beleid en de gematigdheid van ministers
en volksvertegenwoordigersvoor wie de wegen van
den parlementairen regeeringsvorm in den aanvang
nagenoeg vreemd waren. Zelfs Rome, die zeere plek in
het lichaam van Italiëzal waarschijnlijk geen onge
neeslijke kanker blijken. Men vergete niet dat
Victor Emmanuel, kerkberoover als hij is, in zijn
hart een oprecht zoon der kerk is gebleven en
dat Pius IX, het hoofd der beroofde kerk, een
Italiaan is, de man die in 1847 als het hoofd
der beweging voor het eenig Italië werd aangeroepen.
In het diepst dezer twee gemoederen sluimert altijd
nog een zweem van sympathie voor elkanders levens
doel, die, voor het oog van den nauwlettenden
waarnemer, niet altijd verborgen is gebleven. Wat
Pius IX nog moeilijk valt, zal wellicht voor zijn
opvolger mogelijk wezen. In ieder geval schijnt
het beramen van een modus vivendi met het Itali-
aansche koninkrijk voor den pauselijken stoel min
der onmogelijk dan het vinden van een Ausgleich
met dien anderen bestrijder der kerk, den kanselier
van het Duitsche keizerrijk, prins Bismarck.
Vestigen wij het oog op dezen en op zijne stich
ting, dan is het alsof datgene wat bij de Latijn
sehe volken zoo dikwijls gemist wordt, eenheid en
duidelijkheid van bedoelingen en vooruitzichten, ons
niet slechts aangeboden maar met Pruisische tref
zekerheid ons in het gezicht geworpen wordt.
„Europa 's vredesprak Bismarck vóór korten
tijd in den rijksdag, is verzekerd onder de hoede
van de drie, door vriendschap vereenigde keizers
van Rusland, Oostenrijk en Duitschland. Toren
hoog, voegde hij zijn ultramontaanschen tegen
standers toestaat dat bondgenootschap verheven
boven uwe armzalige verdachtmakingen." Dit voor
wat het buitenland betreft. Wat de eenheid naar
binnen beteekent, dit konden de vertegenwoordigers
van den Elzas en Lotharingen vernemen. „Meen
nietzoo klonk het him uit den mond van den
rijkskanselier te gemoet, dat uwe inlijving is
geschied in uw belang. Zij heeft plaats gehad
ten voordeele van het Duitsche rijk, dat u in een
verdedigingsoorlogmet het bloed zijner zonen ver
overd heeft. Wat in uw land geschiedt moet strek
ken tot beveiliging onzer eenheid, in welke gij zijt
opgenomen en naar welke gij u zult dienen te
schikken."
Voor ons, bewoners van een klein land, dat aan
den Duitschen kolossus grenst, zijn die „toren-
hooge" bewakers van den vrede een weinig benau
wend. Een Duitsch staatsman behoeft zich echter,
tegenover Duitschers, voor het beginsel: „alles voor
het rijk" zeker niet te schamen. Nooit is misschien
prins Bismarck bij de groote meerderheid zijner
landgenooten zoo populair geweest als op dit oogen-
blik, nu de pas aan het licht gekomen geheime
staatsstukken hem hebben doen zien„torenhoog"
verheven boven een der bekwaamste zijner tegen
standers, den diplomaat uit de oude school graaf
Arnim. De stralenkrans van den martelaar, hem
door Kallmann bijna om het hoofd geworpen, ont
brak nog alleen aan Bismarclc om hem tot den
afgod van zijn volk te maken. Vaster dan ooit
staat dan ook de rijkskanselier aan het hoofd
van het rijk, zijne stichting. De vraag is slechts
of die stichting bestand zou zijn tegen het ver
lies van haar hoofd. Niet dat wij gelooven dat
de Duitsche eenheid na den dood of de aftre
ding van Bismarck zich op zou lossen. Die een
heid heeft vaster grondslag dan het leven van een
man; zij wortelt in de wenschen van millioenen
Duitschersjaren lang onderdrukt en eindelijk met
onbedwingbare kracht tot werkelijkheid geworden.
Maar voor de beteekenis van het rijk in de wereld
geschiedenis is de vraag of Duitschland op het
oogenblik zijn grondlegger zou kunnen missen van
overwegend belang. Het ontbreekt ons aan ruimte
om dit gewichtig vraagstuk hier uiteen te zetten.
Genoeg zij het er op te wijzen dat een'„geprussi-
ficeerd" Duitschland voor de wereld een onheil, in
zich zelf waarschijnlijk eene onbestaanbaarheid
wezen zou. Tegen die „prussificatie", naar welke
machtige invloeden in Pruisen en ook elders in
Duitschland drijven, leveren het gezond verstand
en het helder doorzicht van Bismarck op dit oogen
blik tot zekere hoogte een waarborg.
Wie in vroeger jaren van den toestand van Eu
ropa een overzicht wenschte te gevendiende zijn'e
taak bijna met Engeland aan te vangen. Thans kan
Groot-Britannië schier verzwegen worden. Sedert den
Krim-oorlog is het onthoudingssysteem van Engeland
tegenover de gebeurtenissen op het vasteland, tot
een hoofdbeginsel zijner politiek verheven. Mede
lijdend zien de Duitsche staatslieden op Engeland
neder, dat nog maar van geen algemeenen dienstplicht
hooren wil, en zijn heil zoekt in een leger van
vrijwilligers, die bij duizenden in een jaar uit de
gelederen deserteeren. De verandering van het
Engelsche ministerie in het begin des jaars, eene
gebeurtenis, vroeger voor Engeland een feit van
overwegend gewicht, is thans bijna onopgemerkt
voorbij gegaan. Wat bekommert de wereld er zich
om of tories dan wel whigs het roer van den staat
in handen hebben? Wordt niet door Disraeli zoo
wel als door Gladstone met gelijken ijver het rest
and be thankful in toepassing gebracht?
Het zwaartepunt onzer belangstelling voor hetgeen
in Engeland voorvalt ligt dan ook elders dan in
zijne buitenlandsche politiek. Het ligt in het maat
schappelijk vraagstuk, dat, overal aan de orde,
hier dringender en dreigender dan ergens eene op
lossing vraagt, hier krachtiger wederstand vindt,
sterker bondgenooten ontmoet dan in eenig ander
land en welks bewegingenvooral onder de eeuwen
heugende parlementaire instellingen van oud-Enge-
land, met aandacht verdienen gevolgd te worden.
Het ligt in de samengepakte menigte menschen,
die in de straten en stegen van St. Pancras en
St. Giles te Londente Birminghamte Manchester,
te Liverpool een meer dierlijk dan menschelijk be
staan leiden. Het ligt in de duizende veldarbei-
ders, die met hun kinderen van beiderlei kunne
als het vee in krotten en schuren wonen, zonder
mogelijkheid om een kluit van den grond, dien zij
bebouwen, eenmaal hun eigendom te noemen. Het
ligt in het meer dan een millioen hulpbehoeven
den die in Engeland zelf op de openbare armenkas
teren, in de 171/2 millioen gulden, die te Londen
alleen aan het armen-budget besteed worden, zon
der merkbare verbetering te brengen in toestanden
van ellende, welke in de wereld zonder voorbeeld
zijn en te vreesselijker schijnen naast den fabel-
achtigen rijkdomdie ook weder alleen in Enge
land daarnevens aangetroffen wordt.
Toch bestaan ook daar, waar de moeilijkheid
het grootst schijnt, ook de meeste kansen om haar
te overwinnen. Engeland heeft meer schijnbaar
onverwrikbare rotsen, door langzame ondermijning
en afslijtingvan den weg zijner ontwikkeling afge
wenteld. Met aandacht blijft daarom ons oog ge
vestigd op den loopdien het maatschappelijk
vraagstuk neemt, op de Engelsche arbeiders-be
weging, dóar met buitengewone stoutheid door
eene kapitalisten-beweging ontmoet. Dit gezichts
punt, voor ieder land op dit oogenblik van gelijk
belangvoert ons echter tot Nederland terug. Over
den toestand van ons eigen land spreken wij bij
eene volgende gelegenheid.
Aan het verlangen van vele ingezetenen, dat ook
's winters alhier een café-ehantant zich mocht doen
hooren, gelijk gedurende de kermis het gezelschap van
den heer Pflaging, zal, naar wij vernemen, binnenkort
voldaan worden.
Het café-concert de la Sodalité, Casino Rubens, uit
Antwerpen, onder directie van den heer FernandBurier,
schijnt voornemens hier Dinsdag 12 Januari a. in de
zaal van het Schuttershof zoodanige voorstelling te
geven, bestaande uit chansonnettes, eene Fransche opé-
rette enz.
Het voornemen bestaat om, indien genoegzaam van
de belangstelling van het publiek blijktdergelijke
voorstellingen nu en dan te herhalen.
Ter vervanging van den heer J. M. Sterzenbach,
wien eervol ontslag is verleend, is als commissaris der
Hollandsche beurtveren te Vlissingen benoemd de
heer C. M. Abee.
Hoofdingelanden van het waterschap Schouwen
hebben besloten een kapitaal van plus minus f 18,000,
verkregen door vervreemding van polder-eigendommen,
te bezigen tot oprichting van een fonds ter gedeelte
lijke bestrijding der kosten van een in de toekomst
in werking te brengen stoomgemaal in het waterschap
Schouwen; met bepaling dat, zoolang niet is beslist
dat in genoemd waterschap een stoomgemaal zal ge
maakt worden, tot de opheffing van dit fonds zal
kunnen besloten worden, teneinde dit tot andere doel
einden te kunnen aanwenden.
Ook is besloten eene geldleening van 30,000 tegen
eene rente van pet. 's jaars te sluitenmet het doel
om gedurende dit jaar eene oppervlakte van 16175 M2
oud rijsbeslag aan de zeeweringen van het waterschap
door steenglooiing te vervangen.
In de gisteren te Amsterdam gehoudene algemeene
vergadering van aandeelhouders in de Maatschappij tot
exploitatie van staats-spoorwegenwaarop ver-