T „(lat dus, bij de oprichting van zoodanig gedenktee- ken, het gedeelte van den rijksweg over de Plaats niet in behoorlijken staat van passage zou zijn en blijven; „zwarigheid moet maken om de verlangde vergun ning te verleenen. ,,De minister van binnenlandsche zaken, „Heemskerk." De stijl van dit stuk is niet fraai. Ons dunkt ter wille van de toekomstige schrijvers onzer geschiedenis, die zich zeker met dezen brief zullen bezighouden en hemjaren nadat de tegenwoordige vijanden van Tlior- becke van de aarde zullen verdwenen zijnzullen aan halen als bewijs voor de kleingeestigheid en den lagen naijver die hen, tegenover hun grooten tegenstander bezielden, had de minister wel mogen zorgen dat zijn antwoord althans in. flink en duidelijk Nederlandsch geschreven was. Nu bestaat er gevaar dat zij na de mededeeling van den brief des heeren Heemskerk zul len laten volgenle styleeest Thomme. De Goessclie courant bevat een tweeden brief uit Atehrn van den 13en October jl. (de vorige was van 22 September) dien wij belangrijk genoeg achten om hem nagenoeg in zijn geheel over te nemen: In den laatsten brief schreef ik u dat we weldra zouden uitrukken en dat is den 28cn September gebeurd, 's Morgens om 4 uren rukten we uit met 6 compagnieën en de noodige artillerie om een paar bentings te nemen, die onophoudelijk op de bevriende kampongs vuurden we kwamen om 7 uren op onze plaats en kregen tot goeden morgen een hagelbui van geweer- en liilakogels, maar de meesten waren te hoog omdat we in een laagte stonden. Een sergeant van onze compagnie alleen kreeg een kogel door het hart en was onmiddellijk dood. Nu begon de artillerie met granaten te werpen en daarop moest onze compagnie en nog eene compagnie Euro peanen stormen. De eerste maal werden we flink terug geslagen, maar de tweede maal kwamen wij boven op de borstwering en toen er in; mijn geweer was stuk geschotenmaar de revolver deed des te beter dienst. De kerels, die niet weg wilden loopen werden afge maakt, ze vochten als duivels tot den laatsten man, en een jongetje van nauwelijks 14 jaren was met geen drie man te bindendat is ook de eenigedie gevan gen genomen is. Onze taak was dien dag afgeloopen en nog twee bentings werden door de overige compag nieën genomen. Ons verlies was betrekkelijk zeer gering. Den volgenden dag, den 29tn, is er weer uitgerukt, maar daar was ik niet bijalleen weet ik dat men niets heeft kunnen bemachtigen. Nog steeds duurt het houtkappen voort, maar van avond is het voor eenigen tijd afgelast; het is ook schandelijkdat er daarbij zooveel gekwetst zijn ge worden. Gisteren, den 12en, werden wij op zij aange vallen namelijk de koppersdie niets dan een kapmes bij zich hebben. De bedekking was veel verder voor uit en zat heel kalm op den uitkijk. Ik was met de 2e compagnie aan den rechtervleugel aan 't kappen en daar krijgen we opeens uit een boschje, 50 passen rechts van onseen hevig vuurin een oogenblik lagen 14 man van de compagnie zwaar gekwetst tegen den gronden tot mijn innig leedwezen ook mijn vriend en slaapkameraadwaarmede ik nu al een maand lief en leed gedeeld heb. Hij stond vlak naast mij en kreeg 7 schoten; 6 waren niet gevaarlijk, alle door zijn armen en beenen, maar éen kreeg hij onder het hart, verbrijzelde zijn ruggestreng en bleef daar zitten: dus dat was doodelijk. Zelf kreeg ik een kogel door mijn zakboekje, dat in een zakje op mijn linkerborst zat: de kogel was door het boekje heen en stuitte op een rijksdaalder, clie daar ook in zat en die ik 's morgens mede had genomen om het een en ander in den kraton te koopen na het inrukken; dus dat was een geluk kige bewaring, niet waar? De geheele vorm van den rijksdaalder staat op mijn borst ter hoogte van het hart met den kop van Willen III en het opschrift er bijhet is nu geheel zwart, maar doet heel weinig pijn. Maar om op mijn vriend terug te komen; nadat ik weêr opgestaan waszeide hij tot mij„O God't is met mij gedaanik ben doodelijk gekwetst en heb zoo'n pijn, en waar zijt gij gekwetst?" Ik verzekerde hem dat het maar een matte kogel geweest wasmeteen pak ik hem op en loop zoo hard mogelijk met hem weg; tegelijk kregen wij het tweede salvo en de arme jongen nog een schot in zijn nektien Amboineezen rolden weer in de sawah (het rijstveld). Nu kwamen Atchineezen van achter de boschjes met uitgetrokken klewang en zaten ons als bezetenen achternaik was de achterste van het troepje en kon niet zoo hard loopen als de anderendus ze hadden mij gauw ingehaald. De voorste was misschien nog een pas of zes achter mij en hij riep al: nanfi blundaoengoe mati kowê (wacht Hollan der, jij zult warachtig sterven.) Gij kunt begrijpen dat ik erg in de war zat; maar daar zegt mijn kameraad, die nog altijd bij zijn posi tieven was: ben jij je revolver dan kwijt". Daar had ik in de confusie niet eens meer aan gedachtmaar nu haalde ik hem van tussclien mijn koppel en schoot den voorsten in de borst. Hij tuimelde 2 maal over zijn kop en kwam vlak voor mijne voeten terecht daar beet de kerel nog door mijn schoen en al heen in mijn rechtervoet en nu schoot ik hem door zijn kop. N° 2 kwam met een lans aanzettenmaar op een pas of 10 schoot ik ook hem neer. Dat was mijn laatste patroon geweest, maar meteen kwamen, Goddank! de mariniers en die gaven eenige salvo's. Ik legde nu den gekwetste achter een boschje neer, en gaf hem wat te drinken. Hij gaf mij nog al zijn geld en vroeg of ik naar zijne oudersdie in den Haag wonenwilde schrij ven, dat hij een echte soldatendood gestorven was. Nadat ik hem daarop de hand gegeven hadgaf hij mij het adres op en gaf daarop dadelijk den geest. Zijn laatste woord was„Ik had zoo graag wat blij ven leven." Alles van 't begin tot het einde had hoog stens 5 a 6 minuten geduurd; 's middags werd hij door twee ketting joogens naar Kotta Tetsaid (het kerkhof) gebracht; zijn doodskleed en kist tegelijk was een oude sprei. Van daag is het aantal gesneuvelden en gekwetsten nog grooter geweest; nu was ik bij de bedekking. Van de 25 mandie ik te 5 uren van morgen kreegwaren er te 8 uren nog 8 over; toen had de geheele bedek king geen patronen meer, en een overhaaste vlucht alleen redde ons. Er waren duizenden Atchineezen op cle been en het regende onophoudelijk kogelsals wij nog patronen hadden gehad was het niets geweest, maar de meeste soldaten hadden er maar 50; ik had er 117 in mijn taschen alle verschoten; mijn geweer was zoo gloeiend, dat ik het niet meer kon hanteeren. Juist bij het laatste schot werd het gedemonteerd, de visierkorrel werd er afgeschoten en de geheele voorla der er af bij een volgend. Ja, we hebben vreeselijk slaag gehaden dat door een volkdat voor het grootste gedeelte met vuursteengeweren gewapend isMaar ze vechten voor de vrijheid van hun vaderland, en die drijfveer weegt tegen Bcaumontgeweren opieder vecht met den moed der wanhoopvrouwen zoo goed als kinderen. Laatst is een kapitein vreeselijk toegetakeld door eene vrouw; hij had 4 klewangliouwen. Nu, tot van daag heb ik u al het nieuws geschrevenals ik niet geraakt word, hoort gij spoedig meer. De eerste oöieieele berichten der Ncd^rlaudsche ex peditie voor den overgang van Venus luiden ongun stig. Een bewolkte hemel moet, op het oogenbtik dat de lang verwachte gebeurtenis plaats zou hebben, op het eiland Réunion de' waarnemingen gedeeltelijk ver hinderd hebben. Wij ontvangen het oerste uomuier van een Geïllus treerd '.Nederlandsch weekblad, uitgave van Nijgh en van Ditmar te Rotterdamonder redactie van den heer L. II. Beerstecher. Het doel dezer uitgave is eene illustratie te stichten van een zuiver Nederlandsch karakter, welke oorspronkelijke teekeningen," geen na druk, zal bevatten. Daar een zoodanig plaatwerk in eene bepaalde behoefte zal voorzien, willen wij gaarne, door daaraan publiciteit te gevende onderneming der uitgevers, die alleen door ruime deelneming slagen kan, ondersteunen. In de S taats-courant van gisteren zijn opgenomen de wetten vau 3 December jl.houdende vaststelling der begrootiug- van Nederlandsch Indië voor het dienstjaar 1875 (Hoofdstuk I. Uitgaven in Nederland)alsmede die tot kwijtschelding aan F. J. Brevet, Raden bey Merto KoesoemoC. W. F. NeijsG. H. BoelhouwerR. A. van Slooten J. II. Munter en C. Boers, van den lande toekomende vorderingen. Hetzellde nommer bevat het koninklijk besluit van 22 dezer, houdende nadere regeling van het maximum van het bedrag der postwissels in het internationaal verkeer tusschen Nederland en Zwitserland, alsmede van het daarop te heffen recht, met wijziging derartt. 2 en 3 van het koninklijk besluit van 14 December 1868 (Staatsblad n° 175). üSenoemiragen en besIuSten. eereteek en es. Vergunning verleend aan clen voor den dienst in Oost-Indië bestemden soldaat P. Ingegnati} van het koloniaal werfdepot, tot het dragen der Itali- aansche herinneringsmedaille voor het deelnemen aan den veldtocht tegen Oostenrijk in 1866. leger. Overgeplaatst in den rang van 2fn luitenant- kwartiermeester bij het personeel der militaire admini stratie van het leger in Nederlandsch-Indië, de 2e luitenant administrateur van kleeding en wapening A. L. Dijkman, van het 3e regiment vesting-artillerie. fiemengdc bcriellïêen. Te Vlissingen is een nieuw muziekgezelschap tot stand gekomen dat den naam „Eensgezindheid" draagt en welks leden blaasinstrumenten bespelen. Het ge zelschap bracht Dinsdag avond aan den president, den heer de Kruyff, eene serenade en voerde op dt^ Groote markt en het de Ruiter-plein eenige stukken uitwaarbij bleek dat de jonge vereeniging, ofschoon nog zwak, bij goede oefening geen onwaardige plaats naast andere gezelschappen van dien aard zal innemen. De giften aan het bureau der Nieuwe Rotterdam- sclie courant gestort ten behoeve der nagelaten betrek kingen van de onlangs op de Maas verdronken werk lieden, bedragen eene som van f 3921. Een telegram uit Londen van eergisteren bevat de mededeeling van een paar vreeselijke ongelukken. Op den Wester-spoorwcg is nabij Ship ton, twee uren van York, een trein gederailleerdwaardoor verscheidene waggons in een kanaal zijn gestort. Des avonds te half 10 uur had men reeds 30 dooden onder de wagens opgehaald en vreesde men er nog meer te zullen vinden. Een aantal andere personen zijn gewond. In de kolenmijn van Cronell-Hill in Staffordshire heeft eene ontploffing plaats gehad tengevolge waarvan reeds 20 dooden waren opgehaald. Een merkwaardig staaltje van wat de Amerikanen voor het onderwijs over hebben levert het rapport van den heer Catou, regeeringscommissaris voor het onder wijs in de Vereenigde staten. Volgens dat rapport werden alleen in 1873 door particulieren ten behoeve van onderwijs en bibliotheken 14 a 15 millioen dollars geschonken of vermaakt. Niet alle gevers behooren tot de millionairs. Zoo schonk b. v. de hotelhouder Parson Steven te New-York 50,000 dol lars voor een lioogere burgerschoolde makelaar Margnoud aldaar 30,000 dollars vcor een instituut te Princeton. Verscheidene schenkingen bedroegen meer dan 100,000, 200,000 en 300,000 dollars. Alle gevers maakten bij hetgeen zij deden geen de minste beweging, maar vermijdden zooveel mogelijk alle openbaarheid, liet Union-College te New-York kreeg in 1873 100,000 dollars van een onbekende die zijn naam volstrekt niet wil bekend maken. Gelijk men onder Napoleon III geregeld van tijd tot tijd vergast werd op eene serie verhalen van moord aanslagen waar of verdicht op het leven des keizerszoo vindt men nu ook in de Duitsche bladen de categorie „moordaanslageu op Bismarck" ruim ver tegenwoordigd. Wij willen niet beweren dat al (leze verhalen verzonnen worden, maar herinneren toch aan het oude spreekwoord: Blaffende honden bijten niet. Niet ieder die een dollen brief schrijft of zich een dreigend woord ontvallen laat, is in staat en op het punt zijne bedreiging ten uitvoer te leggen. De Norddeutsche Allgeineine Zeitung deelt dou vol genden brief mededie tijdens de behandeling van het proces-Kullmann uit Pesth aan den beklaagde gericht en door de justitie te Wurzburg geopend werd: „Broeder Kullmann! „Laat den moed niet zakken. Uwe poging heeft aan velen moed gegeven, zoo ook aan mij. Wat gij niet hebt kunnen volbrengen zal inij misschien gelukken. Uwe zaak en uwe plannen zijn geheel de mijne. Ik hoop dat gij het zult beleven. Het gerucht er van moet en zal tot de plaats waar gij u bevinden zult doordringen. Ik wacht alleen op een gunstig oogen blik; heb dus maar moed, vooral moed. Vaarwel. Spoedig zult gij meer van mij, uw navolger, hooren. Vernietig dit papier dadelijk." Deze brief was gecacheteerd aan den verdediger van Kullmann gezondenmet een begeleidend schrijven, dat onderleekend was Godefroi Zelchcr uit Rijn Pruisen. De politie heeft tot nogtoe echter niemand van dien naam kunnen opsporen. Overigens loopen te Berlijn tegenwoordig bijna dagelijks geruchten van nieuwe moordplannendie der politie de handen vol werk geven en er natuurlijk niet toe bijdragen om het slechte humeur, waarin Bismarck zich in den laatsten tijd bevindt, te doen betereu. De eerste Duitsche vrouwelijke student in de ge neeskunde aan de hoogeschool te Zurichmejuffrouw Logmus uit Furtb, heeft dezer dagen haar examen afgelegd en daarbij den graad „uitmuntend" {ausgezeiJi- net) bekomen. Deze graad was in tien jaren slechts aan zes examinandi van het mannelijk geslacht toege kend. - Carlotta Patti zou op een concert te Birmingham zingen. Bij wijze van aanbeveling had men haar op de aanplakbiljetten genoemd als de „zuster van Adeline Patti." De zangeres weigerde toen op te treden en verantwoordde zich over die weigering in een brief aan den redacteur der Birmingham Gazette. „Ofschoon ik slechts een kleine ster ben in vergelijking dier schit terende planeet, de markiezin de Caux, schreef zij ben ik toch te trotsch op mijn bescheiden naam om gevaar te willen loopen hem te verduisteren door hem te plaatsen nevens dien mijner dierbare zuster, met welke ik door de teederstc liefde verbonden ben." Van de 30,901 in 1873 opgeroc-pene Belgische mili ciens kouden 10,705 of 25,7 pet. lezen noch schrijven. In Pruisen bedroeg het cijfer der niet-onderwezenen slechts 4 pet.waarvan de meesten behoorden tot de

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 2