1° 307. MIDDEL BUSIGSCUE laandag 1874. C O IRAN T. 28 December. Dit Wad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en l'aasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. JJe prijs per 3/m., franco is f 3.£>0. Middelburg 26 December. Toen wij in ons nommer van 30 September jl. bet „nieuwe Vlissingen" bespraken, dat de maatschappij tot exploitatie van gronden te Vlissingen zich voorstelde in het leven te roepen, deden wij dit voornamelijk met het doel anderen, belanghebbenden en belangstel lenden, uit te lokken hunne zienswijze over de ont werpen der maatschappij uit te spreken en op die wijze eene oordeelkundige behandeling der zaak in den Vlissingschen gemeenteraad, op voorlichting- der pu blieke opinie gegrond, voor te bereiden. Wij hebben ons in die verwachting teleurgesteld gezien. Geen enkele stem heeft zich, zoo min in ons blad als elders zoo ver wij weten, over het verzoek der exploitatie-maatschappij doen hoorenen moest men uit dat stilzwijgen tot onverschilligheid besluiten, dan ware het zeker wenschelijk, alle publieke bespreking verder achterwege te laten en het bestaand gebrek aan deelneming omtrent een zoo gewichtig plaatselijk be lang zoo min mogelijk naar buiten aan de kaak te stellen. Wij zijn echter te zeer van het tegendeel overtuigd, om op grond dezer beweegreden te zwijgen. Men kan in Vlissingen niet onverschillig zijn om trent plannen die, zij mogen overigens voor verschillend inzicht vatbaar zijn en hun eigenaardige moeilijkheden met zich dragen, toch als de eerste kenteekenen be schouwd mogen worden dat de grootc werken, welke het rijk nabij de gemeente heeft doen aanleggeneene andere bestemming hebben dan aan reizigers een uit roep van bewondering af te dwingen, en werkelijk be loften van toekomstigen bloei voor het thans zoo ont moedigde Vlissingen in zich bevatten. Wij wenschen daarom nogmaals aan de voorstellen der exploitatie maatschappij, ditmaal in verband tot de discussiën welke daaraan in den Vlissingschen gemeenteraad zijn te beurt gevallen, eenige beschouwingen te wijden. Na een viertal maanden ter griffie van den raad berust te hebben werd het bouwplan der exploitatie maatschappij eindelijk in de openbare beraadslagingen op den 9 dezer ingeleid met een voorstel van burge meester en wethouders omover de deugdelijkheid van het plan geen oordeel uit te spreken Zij meen den dat de raad de uitvoering daarvan zelfs niet in overweging had te nemenzoolang er bouwgrond, grenzende aan de bebouwde kom der gemeente, voor handen was. Bovendien wensehte het dagelijksch bestuur toch nog aan de maatschappij te kennen te geven dat hare gestelde voorwaarden als onaanneme lijk werden beschouwd. Het eerste gedeelte van het voorstel werd gelukkig door de meerderheid in den gemeenteraad dadelijk als onaannemelijk beschouwd. Men begreep dat zulk een doorslaand bewijs van gebrek aan belangstelling aan de vijanden van Vlissingen een te krachtig wapen geven, zijne vrienden te zeer ontmoedigen zou. Met 9 tegen 3 stemmen werd, op voorstel van de heeren Verluiyl Quakkelaar en Engelsman Kleijnliens besloten aan de maatschappij te antwoorden, „dat de raad tegen den op de teekening aangewezen vorm (van het bouwplan) geen bezwaar had." Verder dan deze platonische verklaring gelukte het echter den heer Kleijnliens niet, zijne medeleden over te halen. Het tweede gedeelte van zijn voorstel luidde om aan de maatschappij te kennen te geven „dat de gemeente, bij den geregelden en aaneengesloten bouw van straten, beginnende op een in overleg met bnrge- meester en wethouders te bepalen puntop zich nemen zounaar gelang der behoeftede zorg voor de bestra ting, rioleering en verlichting der voor de circulatie om niet afgestane gronden." Hierover staakten de stemmen, zoodat de beslissing tot eene volgende zitting moest worden uitgesteld. Het is met het oog op deze nog te nemen beslissing dat wij ons een paar opmer kingen over deze discussie veroorloven. Wij zijn de laatsten om er de Vlissingsche raadsleden over hard te vallen dat zij in den tegenwoordigen be narden toestand der gemcente-financiënnu de inkomsten met ieder jaar verminderen en de laatste begrootings- discussie een tafereel van gedwongen bekmj^^jng op de noodzakelijkste posten heeft opgeleverd, waardoor, indien het niet zoo treurig was, de lachlust bijna opge wekt zou worden, dat zij nu huiverig zijn om een enkel woord te spreken, waaruit de mogelijkheid van nieuwe uitgaven geboren kjjn worden. Hunne angst valligheid laat zich verklaren; maar moet, meen en wij, wijken, wanneer aangetoond kan worden dat zij: 1° zich een gevaar erger voorstellen dan het werkelijk is2° door hunne vreesachtigheid aan de gemeente een grooter nadeel dreigen te berokkenen dan dat hetwelk door hen geducht wordt. Wat het eerste punt betreft moet opgemerkt worden dat, nu het oorspronkelijke, minder nauwkeurig om schreven verzoek der maatschappij gebracht is tot de termen van het voorstel-Kleij nhensde gemeente met vrij groote juistheid te voren berekenen kan waartoe zij zich verbindt. Veronderstel (hetgeen eene zóo sangui nische veronderstelling is dat menigeen ze wellicht als hoogst onwaarschijnlijk zal beschouwen) dat de maat schappij in den loop van het volgende jaar met zooveel kracht aan hare nieuwe schepping beginnen zal dat zij in i876 kan overgaan tot het bouwen van huizen. Veronderstel verder dat op het einde ven dat jaar eenige gebouwen zullen zijn verrezen. Dan zal dus omstreeks de tweede helft van 1876 de gemeente ver plicht zijn tot de bestrating, rioleering en verlichting van dat gedeelte straat over te gaan, hetgeen, als men rekent op een vijftiental huizenmet eene bestrating van ongeveer 80 strekkende ellen een post van onge veer f 3000 op de begrooting noodzakelijk zal maken. Daarentegen zal men dan aanvankelijk reeds voordeel getrokken hebben van de' bedrijvigheid" uit de zeer belangrijke voorbereidingswerken voortspruitende, en zal de exploitatie-maatschappij zelve een paar ton heb ben verwerkt. Moet men dan werkelijk den post van f 3000, ook indien het vooruitzicht bestaat dat die meer terug zal komen, voor de benarde financiën der ge meente een onoverkomelijk bezwaar achten'? Het is volkomen waar dat een betrekkelijk kleine last voor een reeds zwaar gedrukte begrooting zeer groot kan wezenmaar de vraag is in de tweede plaats of men, door te weigeren met de maatschappij in eenig overleg te tredenniet een veel grooter kwaad doet. Wij behoeven het gewicht van het oogenblik voor Vlissingen niet uiteen te zetten. Alles wat strekken kan om in de toekomst eenige bedrijvigheid, eenig voordeel naai de gemeente te trekken moet met beide handen aange grepen worden. Alles wat ook maar in de verte den schijn kan hebben alsof men ondernemingendie zich vestigen willenhet minste bezwaar in den weg wil leggen, of ook lien met onverschilligheid ziet komen, moet vermeden worden. Men moet bij eene maat schappij een ondernemer die komt opdagen, niet angst vallig vragenzijn er ook andere plannen andere voorslagen denkbaar die wellicht voordeeliger of aan genamer konden wezen Dat heeft de Middelburgsche gemeenteraad in de quaestie van het droge dok ook niet gedaan. Men moet zeggen en het desnoods op de daken verkondigen: wat hier komt is ons welkom; wij zijn bereid te doen wat door inspanning onzer uiterste krachten mogelijk isom aan ieder die zich bij ons vestigen wil het werk gemakkelijk en voor- deelig te maken. Nu wordt tegen de bouwplannen der maatschappij aangevoerd dat het rijk voornemens is de aan de be bouwde kom der gemeente liggende onteigende gronden tot bouwgrond te verkoopenen men meent dat het plaatsen van huizen op die terreinen voordeeliger zal zijn dan het bouwen op de verder afgelegen gronden der exploitatie-maatschappij. Maar men ziet over het hoofd dat het rijk wel zegt te willen verkoopen, doch dat tot dusverre van koopers nog geen sprake is. Met de exploitatie-maatschappij is het anders gesteld. Deze hepft kolossale sommen besteed om in het bezit van gronden te komen in de onmiddellijke nabijheid der- werken. Zij is bereid groote kapitalen aan te wenden tot het oplioogen en bebouwbaar maken van haar terrein en vervolgens tot het houwen van huizen. Haar dringendst i belang is dus, te zorgen dat die kapitalen rente ople- I veren, m. a. w. dat die gebouwen bewoond worden, dat is: voordeel en bedrijvigheid opleveren voor de gemeente. Hier bestaat dus zekerheid, voor zoo ver die in dergelijke zaken immer te verkrijgen ia. Kan liet dan nu zaak zijndieom zoo te zeggen zekere kans van de hand te wijzen en daarentegen te blijven wachten op de mogelijkheid, dat als bet rijk zijn ter reinen verkoopen gaat, er zich koopers en bouwers zullen opdoen, voor wier gehouwen men dan toch ook verplicht zal wezen het nu nog open terrein te bestra ten, terioleeren eu te verlichten? Wij gelooven het niet. De hoogste voorzichtigheid kan in sommige gevallen de grootste roekeloosheid zijn. Wij gelooven dat de Vlissingsche gemeenteraad de belangen der in dit gewichtig tijdsbestek aan zijne zorgen toevertrouwde gemeente slecht behartigen zou indien hij het voorstel-Kleijnhens verwierp, en wij hopen in het belang van Vlissingen dat de exploitatie-maat- schappij zich met het overeenkomstig dat voorstel opgemaakt antwoord zal kunnen vereenigen. De heer van Lansbergebenoemd gouverneur-ge neraal van Nederlandseh-Indië, is Donderdag uit Brus sel te 's Hage aangekomen. Hij zal balf Februari a. met het stoomschip „Voorwaarts" der maatschappij Nederland naar Indië vertrekken en zich te Napels aan boord van dien bodem inschepen. Zietukzee 25 December. In 't begin van 't volgende jaar zal er eene verkiezing plaats hebben voor twee leden in den raad onzer gemeente, door het vertrek van den heer Schorer "en het bedanken van den heer van der Vliet. Als er vóór dien tijd geen kiesvereeni- ging iszal er weer heel wat geknoeid en geknutseld wor den. „Eenige kiezers" en „vele kiezers", dat in het tegenwoordig Nederlandscb wil zeggen éen kiezer, staan reeds gereed om de eeuwige candidaten uit hun schuil hoeken te halen, opgesmukt met nieuwe, uitstekende hoedanigheden, welke zij-zelve vroeger nooit bij zich hadden gezocht. Het Haagsche Dagblad deelt den woordelijken inhoud mede van den brief, door den minister van binnenland- sche zaken, ten aanzien der quaestie van de plaatsing van Thorbecke's standbeeldaan den gemeenteraad gericht. De missive luidt als volgt: „In antwoord op uwen brief van 9 October jl., no. 4212/8/2891, houdende aanvrage, volgens machtiging- van den gemeenteraad, om de vergunning tot oprich ting van een standbeeld op de Plaats, heb ik de eer u te melden, dat ik, uit overweging: „dat volgens het door u aangehaalde besluit van den souvereinen vorst van 20 September 1813, n°. 52, de regeeringen van stedenwaardoor of waarlangs gedeel ten van groote wegen loopendie uit 's lands kas wor den gemaakt en onderhouden, moeten zorgen, dat die gedeelten van wegen steeds in een behoorlijken staat van passage zijn en blijven en dat de algemeene direc tie van den waterstaat daarover de superintendentie zal blijven uitoefenen; dat bij koninklijk besluit van 14 September 1829, n°. 14, is bepaald, dat ten gevolge van de bestrating van liet Haagsche bosch, de richting van het gedeelte van den grooten weg der le klasse n°. 4 door do stad 's Gravenhageloopende van af de Koningsbrug aan bet bosch tot aan den Rijswijkschen weg, voortaan zal wezen als volgt: door het Korte Voorhout, langs het Tournooiveldover de Lange Vijverberg en Plaats, voorts door de Hoogstraat, over de Markt, door de VeenestraatWagenstraat en langs de Bocht van Guinée; Dat volgens uwen brief van 30 Oct. 11. n°. 4412/1/2588, de onderste trede of buitenkant van het ijzeren hek van het op de Plaats op te richten standbeeld aan de zijde van den Vijverberg eene lengte zou hebben van 6.36 meter en aan de Plaatszijde eene lengte van 6.28 meter, zoodat de oppervlaktedoor het monument in te nemen, zou zijn van omstreeks 40 centiaren;

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 1