r 298.
MIDDELBÜRGSGHE
Woensdag
1874.
COURANT.
16 December.
Dit Wad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag
De prijs per 3/m.., franco is f 3.50.
en een der Kerstdagen.
Middelburg 15 December.
Slechte Speculatiën.
ii.
Men kan op zeer verschillende manieren verkeerd
speculeeren. Nederland heeft, gelijk wij in ons
vorig opstel aantoonden, twee slechte speculatiën
gedaan door met ontzaglijke kosten voor Amster
dam en Rotterdam twee nieuwe toegangen tot de
zee aan te leggen, aan wier welslagen men thans
nog nauwelijks durft te hopen, terwijl de natuur
te Vlissingen dien toegang om niet geschonken had.
Een industrieel of koopman echter, die eene onder
neming aanvangt zonder juist besef van haren
omvang en hare strekking', die halfweg gekomen,
voor de achtereenvolgens opdagende eischen van
zijn werk terugdeinst, de verdere voltooiing er
van achterwege laat en niettemin er vruchten van
verwacht, doet eene niet minder slechte speculatie.
Ook dat heeft de Nederlandsehe staat gedaan toen
hij ter elfder uur besloot, tegelijk met de kunst
matige nieuwe Hollandsche waterwegen ook den
natuurlijken Zeeuwschen te benuttigen; toen hij tot
dat einde kostbare werken liet aanleggen, doch
zich geen rekenschap gaf van de verplichtingen,
welke deze werken met zich zouden sleepen en van
de voorwaarden onder welke de bestede millioenen
alleen kans zouden hebben eenige rente af te werpen.
Men bouwde kolossale havens en groef een diep
kanaal door Walcheren, doch overwoog niet dat
zoowel de havens als de monding van het kanaal
zouden komen nabij eene kleine gemeentedie zelve
niets kon toebrengen om vertier in de nieuwe wer
ken te scheppenen aan welke men bovendien nog
de rijksinstellingendie haar eenigen bloei ver
schaften ontnam. En nu de werken gereed zijn
doch de schepen uitblijven, nu begint men pas te
begrijpen dat hier zoowel als aan het Hollandsche
zeestrand de tijd der wonderen voorhij is, en dat
de schepen niet komen zullen ten genoege van den
havenmeester alleen. Men jammert over de schat
ten die in den grond geworpen zijn, doch deinst te
rug voor de uitgaven welke nog te doen blij
ven, wil men niet de tot nu toe onvruchtbare spe
culatie eene positief slechte doen worden.
Deze zijde der quaestie is in het jongste kamer
debat zoo volkomen uitgeput dat wij aan een resumé
der gevoerde discussie slechts weinig hebben toe
te voegen. De heer Nierstrasz, voor het eerst
sedert zijne tusschendeks-aardigheid over het
„corpus" van den generaal van Swieten zich aan
eene poging wagende om grappig te zijn, vroeg
wat men toch met het drijven voor Vlissingen eigen
lijk bedoelde Of men verlangde dat de staat sche
pen zou bouwen om vertier in de nieuwe havens
te brengen? Of de andere Nederlandsehe havens
geblokkeerd moesten worden om den handel te dwin
gen van Vlissingen gebruik te maken? „Als alles
daarvroeg hijzoo uitmuntend iswaarom
komen de schepen er dan niet? Zij worden er
niet weggejaagd en alle gemakken worden hun
gegeven."
Zulke aardigheden, op de manier van den heer
Nierstraszmet de stem van een zeeofficier die
eene wending kommandeert, van de hoogste bank
ter rechterzijde der kamer in het debat geworpen,
maken op toehoordersdie niet van nabij met de
zaak bekend zijn, licht eenigen indruk. Wie den
toestand te Vlissingen kent, haalt de schouders op
en mompelt iets van „nobelen doorslag". De heer
Tak toonde het duidelijk genoeg aan. „Een stoom
schip dat daar aan de kade komt, vindt er niet
slechts eene heffing van kanaal-, kade- en haven
rechten, maar ook, wanneer het zijne lading verder
moet verzendeneen spoorwegtariefdat uitbreiding
van het verkeer onmogelijk maakt. Bovendien mist
het er zoet water en gelegenheid om te dokken
en te repareeren De heer Tak had er nog kun
nen bijvoegen dat zoolang de Zeeuwsche spoorweg-
lijn slechts een enkel spoor bezithet maar te hopen
is dat niet veel stoomschepen te gelijk hun lading
verder zullen willen verzenden. Het oponthoud
en de schade die dan licht te verwachten zouden
zijn, konden den naam der nieuwe haven misschien
weder voor een geruimen tijd bederven. Kortom,
wie eenige kennis van zaken bezit, weet dat te
Vlissingen lang niet alles zoo uitmuntend is, dat
de schepen er wel niet weggejaagd, doch ook in
'tgeheel niet heengelokt worden; hij beschouwt
juist dien toestand als de grootste grief en beschul
digt op grond daarvan den Nedeiiandsclien staat
een slecht speculant te zijn.
De minister van binnenlandsche zaken had vol
komen gelijk toen hij zeide dat de staat niet bij
machte is kapitaal en nijverheid te Vlissingen te
brengen. Maar wat de staat wel kanwat de staat,
die begonnen is zijne schatten aan de werken ten
koste te leggen, verplicht is te doen, is den toe
stand te Vlissingen zoodanig te maken dat het
voor kapitaal en nijverheid wenschelijk wordt
zich daar te vestigen. Men heeft nutot zijne schade,
gezien dat zonder andere gegevens dan die op het
oogenblik te Vlissingen te vinden zijngeen koopman
en geen industrieel voor alsnog genegen is zich daar
te vestigen. Wilde men de oeconomische waarheid
bewijzen dat handel en nijverheid zich niet ge
makkelijk verplaatsen, dan heeft men dat doel
volkomen bereikt. De schatkist trekt geen cent
rente van de gedane uitgaven. Maar handel en
nijverheid hebben die eigenaardigheid dat zij wel
daarheen trekken, waar het meest voor hen te ver
dienen valt. Gelijk de Russische keizer den nieu
wen weg over Vlissingen koos, omdat een blik op
de kaart hem overtuigd had dat niet éen haven
van Wcs!elijic /.uropa hem een zoo gemakkelijke
en zekere gelegenheid aanbood om naar Engeland
over te steken (indien zijn eigen stuurlieden name
lijk niet goedvonden om zijn schip op den wal te
zetten), zoo zullen de stoomschepen te Vlissingen
komen, wanneer zij weten dat zij, ten alle tijde
daar binnenkomende, ook op de kortste manier hun
lading kunnen lossen en weder nieuwe van elders
kunnen ontvangen, en dat zij gelegenheid vinden
om er binnen weinige uren, gelijk de tegenwoor
dige mailstoomschepen dat noodig hebben, in een
droog dok opgenomen te kunnen worden.
De eerste kamer die misschientoen zij het vroe
ger voorgestelde droge dok afstemdevan gevoelen
was dat het bewijs der oeconomische waarheid, op
welke wij boven doelden, door denNederlandschen
staat wel met eenig renteverlies betaald mocht wor
den, zal wellicht begrijpen dat daarvoor thans ge
noeg offers zijn gebracht. Ook over dit dok is in
de tweede kamer zonder kennis van zaken gespro
ken. Men heeft gezegd dat de schepen te Middel
burg konden dokkenwaar een droog dok gebouwd
wordt Wat is echter het geval De gemeente
Middelburg heeft aan eene firma, die verscheidene
zeilschepen in de groote vaart heeft en zich hier
wilde vestigen, onder zekere voorwaarden vergun
ning verleend om in een der havens van de stad
een droog dok te bouwen en daartoe eene subsidie
toegezegd. Natuurlijk zal de firma van Zeijlen en
Decker niet voornemens wezen gelijk zij ook het
recht er niet toe zou hebbenom dat dok alleen
voor haar eigen schepen te bestemmen en in te
richten. Begrijpt men echter niet dat een droog
dok, onder zulke speciale voorwaarden gebouwd
(zoo het tot stand komtwat niemand nog met ze
kerheid kan zeggen) niet beantwoordt aan de be
hoeften van Vlissingen? Vlissingen heeft noodig,
of om juister te spreker de staat heeft te Vlissin
gen noodig een droog dokzoo volkomen beant
woordende aan de eischen der liedendaagsche scheep
vaart, dat de groote stoomschepen er heen gelokt
worden. Eerst wanneer dat dok er iszal de staat
kunnen zeggen: het is mijne schuld niet dat de
schepen te Vlissingen niet komen. Eveuzoo moet
te Vlissingen drinkwater te vinden zijn, niet voor
de inwoners, die zich tot dusverre met regen- en
welwater „gedrenkt" hebben, zooals de heer Nier
strasz zeide, en zich ook verder wel zullen behel
pen maar om te maken dat de schepen bij de kost
bare werkendie de staat alleen om hunnentwil
heeft doen aanleggen, niet een der eerste levens
behoeften voor een schip zullen missen. Gunt
de heer Nierstrasz den Vlissingers niet dat zij zich
aan dat water mede zullen „drenken"laat hij dan
op het wetsontwerp dat, wij hopen spoedig, in de
tweede kamer zal ingediend worden, een amende
ment voorstellen van dezen inhoud„Geen mensch,
in Zeeland woonachtig, zal ooit ofte immer met
het waterdoor deze waterleiding aangevoerdzijn
dorst mogen laven." De Zeeuwen zullen er dan,
vertrouwen wijtoch wel komen. Maar als hij zich
vertegenwoordiger noemt van een deel der Neder
landsehe natie, laat hij dan niet langer zich ver
zetten tegen het doen van uitgaven, welke alleen
in staat zijn om werken, uit de kas der natie
betaald, aan de natie eenig voordeel te brengen.
Ook de heer Blussé had, over het droge dok
sprekendeeene merkwaardige vergelijking. „Mijn
schepen, zeide hij, moeten wel van Batavia naar
Singapore om te dokken. Kunnen dan de schepen
van Vlissingen niet een half uur verder stoomen,
naar Middelburg, waar zij een dok zullen vinden."
Wij zouden den beer Blnssé wel eens willen vra
gen of juist de moeilijkheid, die zijne schepen te
Batavia ondervinden om te dokken, hem niet voor
altijd genezen zou van den lust om ze er heen te
zenden, indien niet andere overwegende belangen
hem er toe drongen. „Bovendien, zeide dezelfde
spreker, als het dok te Middelburg niet komt of
niet bruikbaar is, dan kunnen de schepen immers naar
Antwerpen stoomen." Wakker gesproken, Neder-
landscb volksvertegenwoordigerDan zullen de sche
pen zeker eerst te Vlissingen komen lossenhun la
ding langs Nederlandsehe spoorweglijnen of waterwe
gen verder zendenvervolgens naar Antwerpen gaan
om te dokken en daarna weder te Vlissingen terag
komen om nieuwe lading, over Nederland aangevoerd,
in te nemenOf, zoo ze dit niet doenzoo ze Vlis
singen met zijn fraaie havens maar zonder dok,
links laten liggen, zal dan België, bij de schatten
die het aan zijn eigen havens en dokwerken be
steedt, ook de renten betalen voor onze uitgaven?
Van al hetgeen bij deze gelegenheid gesproken
is, voldeden de woorden van den minister van
I binnenlandsche zaken ons nog het best. Bij hem
j vonden wij tenminste den ernst, die bij het onder-
werp past. En ofschoon de minister naar onze
i meening nog niet genoeg uitgaat van de waarheid