BUITENLAND. Het proces-Arnim. verschillende sprekers aanbevolen, hem zeer ter harte gaat. Na goedkeuring van de overige artikelen, werd het hoofdstuk, op een eindcijfer van f 21,052,589,735 (na in den loop der discussie een verhooging van f 136 200 te hebben ondergaan) met algemeene stemmen aange nomen. Daarna werden de beraadslagingen geopend over hoofdstuk VII (marine). De heer Fabius betuigde zijn vertrouwen in den mi nister. Hij bracht hem hulde voor zijne aanvankelijk goed geslaagde pogingen om het aanwerven, opleiden en oefenen van het personeel te verbeteren en voor de poging om langs wettelijken weg de pensioenenvooral ook der minderen, te herzien. Met genoegen had spre ker voorts geziendat de minister voornemens is Neder- landsche industrie bij het bouwen van schepen niet achter te stellen. Eene wijziging in de inrichting van het onderwijs voor adelborsten achtte hijin ver band met de wijzigingen in het wapen der artillerie, onmisbaar. Spreker verdedigde voortsop grond van persoon lijke ervaring gedurende eene halve eeuwhet behoud der lijfstraffen aan boord, mits met de meeste gestreng heid zich aan de wet houdende en onder strenge waak zaamheid tegen willekeur en mishandeling. Hij drong bij den minister op de meeste omzichtigheid in deze aan als hij er toe mocht overgaan gevolg te geven aan verkeerde en onpractische philantropische inblazingen. Zitting van Vrijdag 11 December. Per telegraaf De algemeene beschouwingen over het hoofdstuk marine en over de artikelen zijn afgeloopen. Op enkele daarvan zijn amendementen voorgesteld. Gemeenteraad van Vlissingen. Zitting van Woensdag 9 December. {Vervolg.) De beraadslaging geopend zijndezegt de heer Verkuijl Quakkelaar dat hij liever gezien had, dat het rapport niet begonnen ware met de uiting van het denkbeeld „om geen oordeel uit te spreken." Zijns inziens kan men dit nu even goed als later doen. Uit een hygiënisch oogpunt bestaat naar zijne meening tegen de zaak ook geen bezwaar. Overigens treedt hij in eenige technische beschouwingen en stelt ten slotte voor, om te antwoorden, „dat de raad geen bezwaar heeft tegen den vorm zooals die op de teekening is aangewezen." De heer Kleijnhens heeft het adres met ingenomenheid begroet omdat het als een teeken van opgewekten levensgeest te Vlissingen kan worden beschouwd. Dezer dagen heeft een gevierd redenaar [de heer Cohen Stuart] ook op het noodzakelijke gewezen van het aanwenden van eigen krachten en eigen middelen teneinde een betere toekomst te verkrijgen, en hij vergeleek Vlis singen en Middelburg bij Zeeuwsche paarden die wel soliede, maar niet zeer vlug zijn. Wat de zaak zelve betreft is spreker het grootendeels eens met het rapport, doch zijns inziens moet de gemeente niet alleen het onderhoud, maar ook de rioleering, ver lichting en bestrating voor hare rekening nemen. Hij zou op het adres wel antwoord willen geven, mits men wete op welke grondenwant nu heeft men niets anders dan eene teekening. Men zou kunnen antwoor den dat de raad geen bezwaar heeft tegen den vorm zooals die op de teekening is aangegeven; doch zich overigens van het uitspreken van een oordeel ont houdt. Het in de laatste plaats door burgemeester en wethouders voorgestelde antwoord zou hij echter niet willen geven, als zijnde te ontmoedigend voor adres santen. Hij stelt voor ten aanzien van de tweede en derde vraag aan adressanten te kennen te gegeven„dat de gemeente bij den geregelden en aaneengesloten bouw van straten op zich neemt, naar gelang der behoefte, de bestrating, rioleering en verlichting der voor circulatie om niet afgestane grondenen voorts „dat aan het sub 3 verlangde op dit oogenblik niet voldaan kan worden." De voorzitter geeft eenige toelichting omtrent den loop dien de zaak genomen heeftvooral in verband met den brief van het bestuur der domeinen betreffende den verkoop van terreinen, naar aanleiding waarvan burgemeester en wethouders het wenschelijk achten dat de raad zich niet binde en dat hij de meeste protectie verleene aan de bebouwing der terreinen die onmid dellijk grenzen aan de bebouwde kom der gemeente. De heer J. I. P. Hector acht het eerste gedeelte van het voorstel van den heer Kleijnhens voor de gemeente te bezwarenddoch vereenigt zich met het voorstel van den heer Verkuyl Quakkelaar, om te antwoorden dat de raad geen bezwaar heeft tegen den vorm zooals die op de teekening is aangewezen. De heer van Uije Pieterse verklaart zich tegen het voorstel van den heer Kleijnhens. Zoolang geen besluit genomen is tot uitbreiding der gemeente is de raad niet geroepen om een oordeel uit te spreken over het bouwen buiten de bebouwde kom der gemeente. Er bestaat nu gegrond uitzicht tot uitbreiding der be bouwde kom bij het huis van den heer Bleijenberg en achter de huizen op het dok. Komen die gronden in veilingdan zal men voor de eerste jaren genoeg ter rein tot bebouwing hebben. De aanneming van het voorstel van den heer Kleijnhens zou enorme lasten aan de gemeente opleggenrioleering, bestrating, verlichtingpolitie enz. De uitbreiding der ge meente moet uitgaan van de oude stad Vlis singen, en is men daarmede dan eenmaal zoo ver gevorderd dat men gekomen is aan de terreinen der bouwmaatschappijdan is het eerst tijd om over de voorstellen dier maatschappij te beslissen. De heer Kleijnhens heeft daar straks een gezegde van een ge vierd redenaar aangehaald, die de Vlissingers en Mid delburgers Dij paarden vergeleek, die wel soliede maar niet vlug zijn, doch spreker wijst er op dat te vlugge paarden wel eens op den loop gaan, waardoor onge lukken kunnen ontstaanen ongelukken door te grooten spoed wenscht hij voor de gemeente te voorkomen. De heer Kleijnhens neemtvoor wat betreft het eerste gedeelte van zijn voorstel, het voorstel van deu heer Verkuyl Quakkelaar over, om te antwoorden: „dat de raad geen bezwaar heeft tegen den vorm zooals die op de teekening is aangewezen." De heer van der Hij den is voor het voorstel van burgemeester en wethouders en vreest dat men door daarvan at te wijken zich op een gevaarlijk terrein zou begeven. Het zoo even genoemde voorstel van den heer Ver kuyl Quakkelaar, door deu heer Kleijnhens overgeno men wordt daarop in stemming gebracht en met 9 te gen 3 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren van der HijdenLaernoes en van Uije Pieterse. Daarna komt in behandeling het tweede gedeelte van het hiervoren genoemde voorstel van den heer Kleijnhens. De heer de Kruyff stelde voor, dat de raad, zoolang geen behoefte bestaat aan uitbreiding der gemeente ter plaatse in het adres bedoeld, geen toezegging doe omtrent rioleering enz., doch bepale dat, als er na de uitbreiding van de bebouwde kom der gemeente nog behoefte bestaat, liij bereid zal zijn daartoe mede te werken. De heer J. I. P. Hector acht het voorstel van den heer Kleijnhens gevaarlijk, daar „aaneengeschakeld" bouwen de mogelijkheid niet uitsluit dat men op ver schillende punten rond de geheele rotonde begint, het geen voor de gemeente zeer kostbaar zou zijn. Hij zou liever antwoorden, dat de gemeente bereid is om de straten wanneer die eenmaal zullen gelegd zijn over te nemen. Nadat de heer J. G-. Hector zich voor het voorstel van burgemeester en wethouders heeft verklaard, zegt de heer Kleijnhens dat hij bereid is zijn voorstel zoo danig te wijzigen, dat ook bepaald worde van welk punt met den bouw begonnen zal worden. Do heer Pot ging met het voorstel van den heer Kleijnhens mede. Hij wees er op dat handelsonderne mingen zich niet laten binden en haalde als voorbeeld aan een dezer dagen in de dagbladen genoemde plaats in Engeland waar de bevolking in weinige jaren met 100 pet. is toegenomen. Wie zegt ons, vroeg spreker, dat dit ook hier niet het geval zal wezen? De heer Verkuyl Quakkelaar wilde antwoorden „dat eene beslissing op het oogenblik ontijdig zou zijn." De heer van Uije Pieterse verlangde dat geantwoord zal worden „dat de raad de gewenschte bestrating voor alsnog niet in overweging kan nemen". De heer de Kruijff lichtte zijn bovengenoemd voorstel nogmaals toe, en meende dat het nog wel twintig jaar duren kan eer er werkelijk behoefte aan de bedoelde terreinen bestaat, hetgeen den heer van Uije Pieterse aanleiding gaf om op te merken dat men de zaak te ver vooruit zou loo- pen als men nu besloot over iets dat misschien eerst over 20 jaren gebeuren "zal. Die beslissing behoort bij den raad die dan zitting zal hébben, maar niet bij dezen raad. De voorzitter stelde namens burgemeester en wethou ders voor, om te besluiten „dat de raad de door adres santen verlangde bestrating enz vooralsnog niet in over weging kan nemen." De heer Schraver verklaarde zich hier tegen en meende dat de raad behoort te beslissen. De heer Kleijnhens was van hetzelfde gevoelenen wees er op dat er te Vlissingen groot gebrek aan ge schikte woningen bestaatzoodat als daarin niet wordt voorzien en er ambtenaren of anderen naar Vlissingen komen, zij wel genoodzaakt zullen zijn te Middelburg te gaan wonen. Ook deelt hij niet de vrees van som migen dat men aan twee kanten te gelijk zal gaan bouwen, integendeel, hij wilde dat hij het zag, maar gelooft niet dat dat gebeuren zal. De heer Callenfels meende dat bij het te geven ant- woordt er ook op gelet behoort te worden dat in het adres eigenlijk een aanbod is gedaan van gekochten grond, hoezeer de waarde van dat aanbod niet zoo groot is wegens de daaruit voor de gemeente voort vloeiende bezwaren en lasten. De beraadslaging gesloten zijnde, wordt het eerste gedeelte van het voorstel van den heer Kleijnhensthans aangevuld luidende: „dat de gemeente bij den geregel den en aaneengesloten bouw van stratenbeginnende op een in overleg met burgemeester en wethouders te be palen puntop zich neemtnaar gelang der behoefte de zorg voor de bestrating, rioleering en verlichting der voor de circulatie om niet afgestane gronden." De uitslag was, dat de stemmen staakten. Tegen stemden de heeren van Uije PieterseOckersvan der Hijden, Laernoes, Schraver en J. G. Hector. Voor stemden de heeren Pot, de Kruijff", Verkuijl Quakkelaar, J. I. P. Hector, Kleijnhens en Callenfels. De beslissing is alzoo tot een volgende zitting aan gehouden. De voortzetting dertigenwoordige zitting wordt bepaald op a. Vrijdag des namiddags te 1 uur. Algemeen Overzicht. De verkiezing van den Bonapartist de Bourgoing tot lid van de nationale vergadering voor het departement Nièvre zou den minister van binnenlandsche zaken wel eens zijne portefeuille kunnen kosten. Er is nl. tus- schen hem en de commissie, belast met het onderzoek der geloofsbrieven van den heer de Bourgoing, een con flict uitgebrokendat een ernstig karakter heeft aan genomen. De commissie verlangt nl. overlegging van het dossier der stukken betreffende de vervolging tegen het Comité voor het beroep op de natie ingesteld tengevolge van zijne handelingen met betrekking tot de verkiezing van den heer de Bourgoing. De minis ter heeft geweigerd aan dit verlangen te voldoen. Gisteren werd hij door de commissie hieromtrent ge hoord en verklaarde toen, dat tegelijkertijd te Parijs en te Nièvre een onderzoek was ingesteld. De stukken betreffende de verkiezing van den heer de Bourgoing zelve waren aan de commissie overgelegd, maar het onderzoek te Parijs ingesteld had alleen ten doel om te weten te komen of het Comité een wettig bestaan heeften, daar de hierop betrekking hebbende stukken niets met de verkiezing zelve te maken hebben, achtte hij de mededeeling daarvan nutteloos. De minister verzekerde voorts, dat het onderzoek zoo spoedig mo gelijk zal worden ten einde gebracht en dat hij de stukken aan de commissie zal overleggen indien dat onderzoek tot een uitspraak van niet ontvankelijkheid mocht leiden. Mocht daarentegen eene vervolging worden ingesteld dan zullen de stukken aan de justitie worden overgegeven en nadat deze uitspraak heeft ge daan aan de commissieen in ieder geval zoo spoedig mogelijk. De commissie heeft evenwel niet willen toegeven, maar heeft in haar eisch volhard en, na eenige inlich tingen van der. heer de Bourgoing besloten, om eerst na de mededeeling der stukken eene beslissing over diens verkiezing te nemen. Daar het hier geldt eene quaestie van parlementair prerogatief wil de commissie niet toegeven. Maar er schuilt meer achter. Sedert van de tribune der nationale vergadering door den heer Girard de geruchtmakende circulaire van het Comité voor het beroep op de natiein zake de verkiezing van den heer de Bourgoing, werd voorgelezen zijn zes maanden verloopen, waarin eenige verandering in den stand van zaken is gekomen. Toen ging men met grooten ijver aan het werk om een onderzoek jegens de Bonapartistische woelingen in te stellen, maar sedert is de ijver verflauwd, omdat de Bonapartistenin kracht en invloed hebben gewonnen en de regeering hen te vriend wil houden. De nieuwe gedragslijn door de legitimisten aangenomen maakt het voor Mac-Mahon zeer wenschelijk om allen, die het septennaat zouden willen steunen, niet tegen zich in te nemen. Nu zijn do Bonapartisten natuurlijk zeer tegen de overlegging der bedoelde stukkendie de commissie eischten zoo staan regeering en commissie tegenover elkander. Men verwacht wel, dat een uitspraak van niet ontvankelijk heid voor rechtsvervolging het einde van het onderzoek zal zijn, omdat zulk een uitspraak in het belang der Bonapartisten ismaar tevens is het niet onwaarschijn lijk, dat over deze zaak door een der groepen van de linkerzijde eene interpellatie tot de regeering wordt gericht, die de kamer, welke zoo naijverig is op haar parlementaire prerogatieven, wel eens tot een onguns tig votum aanleiding kan geven. Natuurlijk zou in dat geval dc minister van binnenlandsche zaken niet anders kunnen doen dan zijn ontslag aanbieden. Tusschen den minister van oorlog en do commissie voor het leger is ook de gewenschte overeenstemming nog niet tot stand gekomen ten aanzien van het wets ontwerp op de organisatie der kaders. Gisteren heeft eene conferentie plaats gehad, die heden zou worden voortgezet. De lange duur der onderhandelingen is wellicht een gunstig teeken. In tweede lezing heeft de nationale vergadering gisteren een ander militair wets ontwerp aangenomenn. 1. dat waarbij wordt bepaald, dat personen die van geboorte vreemdelingen zijn, maar in Frankrijk gevestigd en niet aan den militairen dienst plicht in hun geboorteland hebben voldaan als Fran sehen en als dieustplichtig zullen worden beschouwd. Vervolgens wérden de discussiën over het wetsontwerp op de bodemerij voortgezet en aangenomen. Met groote meerderheid van stemmen heeft de Duit- sche rijksdag een voorstel van den heer van Baurn- garten aangenomen, betreffende de adressen uit Meck- lemburg om aldaar eene eigen vertegenwoordiging in te stellen. Het voorstel drukt den wenscli u t om aan de rijksconstitutie een additioneel artikel toe te voegen waarbij wordt bepaald, dat zonder onderscheid in ieder land van het rijk een eigen vertegenwoordiging kan worden ingericht. Een Hongaarsche minister-crisis is thans voorloopig geheel afgewend, daar de kamer van afgevaardigden met 230 tegen 128 stemmen het voorstel van den minis ter Ghyczy heeft aangenomen om voor de eerste drie maanden van 1875 dc begrooting vast te stellen op den grondslag als voor 1874. Maarschalk Serrano is gisteren van Madrid vertrok ken om het bevel over het noorderleger op zich te gaan nemen. De behandeling van dit rechtsgeding werd gisteren morgen te 10 uren voortgezet met de voorlezing van verschillende rapporten van den tegenwoordigen Duit- sclien gezant te Parijsprins Hohenlohebetreffende de documenten die aan het archief der ambassade te Parijs ontbreken en over de correspondentie, die ten aanzien van dat onderwerp is gevoerd en reeds gedeel telijk is bekend gemaakt. In antwoord op een hieromtrent tot hem gerichte vraag erkende de beschuldigde, dat de stukken waar van hij inzage had gegeven en die eerst den 3tn Decem ber door hem werden teruggegeven, authentiek zijn, terwijl hij ten aanzien van andere bleef gelooven, uat zijmet het oog op den toon waarin zij waren geschre ven, niet aan derden kunnen worden medegedeeld. Hij had hen daarom als zijn eigendom beschouwd en hen in Juni 1874 buiten het rijk in veiligheid gebracht;

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 2