MIDDELBÜRGSCHE r 286. Woensdag 1874 COURANT. 2 December. Dit blad verschijnt dagelijks niet uitzondering van den Zondag, den 2en Paascli- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m., franco is f 3.£>0. Middelburg 1 December. De eerste kamer heeft in hare zitting van heden alle hoofdstukken der Indische begrooting achtereen volgens aangenomen en is daarna op reces uiteengegaan. In ons nommer van 6 Juli jl. meldden wij dat de heer Croizette Desnoyershoofdingenieur der brug gen en wegen in Frankrijk eene „Notice sur les tra- vaux publics en Ilollande" in het licht had gegeven, waartoe hij de bouwstoffen op eene reis door Nederland verzameld had. Door tusschenkomst van dezelfde welwillende hand, die ons deze mededecling verschafte, ontvangen wij thans eenige vertaalde uittreksels uit bedoeld geschrift, op Zeeuwsehe werken betrekking hebbende. Ofschoon die beschrijvingen niet bepaald eenig nieuws bevatten, achten wij ze toch, van de hand eens vreemdelings afkomstig, belangrijk genoeg om er eenige fragmenten van onder onze rubriek „Mengelwerk" mede te deelen. Den geachten deskundigen vertaler zij voor zijn arbeid bij deze onze dank toegebracht. Eene solo-voordrachtde opvoering van een blij- en een kluchtspel, afgewisseld door een lied en muziek, waren de bestanddeelen van het programmawaarmede gisteren avond een nieuwe loot van den omvangrijken stam der rederijkers-voreenigingen in deze gemeente debuteerde, 't Was de vóór weinige weken opgerichte vereeniging Auroradie aan haar debut het streven verbond om een nuttig werkende instelling, het onzen lezers bekende „Loon voor werk", door de opbrengst harer openbare voorstelling zoo mogelijk ook harerzijds eenigermate tc steunen. Erkentelijkheid daarvoor klonk den medewerkers uit de verworven toejuichingen tegen. Men schrijft ons uit Vlissingen: „Ik liebu ditmaal een belangrijk bericht mede te deelen. Zoo even toch verneem ik dat de kans op het verkrijgen van een vaste brug, over het dok, reeds vóór 50 jaren beloofd, en in het belang van het verkeer zóo zeer gewenscht, thans gunstiger staat dan ooit. Er zijn namelijk bereids bevelen gegeven tot het maken van een ontwerp en begrooting van kosten voor eene bruggeheel voldoende aan de eischen van den tegen- woordigen tijd. „Aan het initiatief van den tegenwoordigen minister van binnenlandsche zaken zullen wij het te danken hebbendat aan de herhaaldelijk uitgesproken wenscbcn van het gemeentebestuur, zoo ik meen krachtig ondersteund door den commissaris des konings in dit gewestvoldaan zal worden. Te meer mogen wij ons in deze uitkomst verheugen, daar het toch schijnt dat de gemeente haar recht op het verkrijgen van zoodanige brug niet met onbetwistbare bewijzen staven kan." Naar aanleiding van liet bericht uit Neuzen, in ons nommer van gisteren opgenomen, verzoekt men ons te melden dat de heer P. W. Steenkamp, door den geneeskundigen raad in Zeeland benoemd tot corres- pondeerend lid, thans woonachtig isniet te Oostvoorne, maar tc Bruinisse. De onthulling van het monument voor de gesneuvelde verdedigers van de citadel te Antwerpen, op het. kerkplein der hervormde gemeente te Ginneken, heeft gisteren in tegenwoordigheid van Z. M. den koning en van de prinsen Alexander.en Hendrik plaats gehad. De nog in leven zijnde verdedigers der citadeldepu- tatiën van alle wapenen en korpsen van het leger en de vloot en een aantal militaire autoriteiten waren bij de plechtigheid tegenwoordig. De oude oranjevaan en de citadelvlag van Üliasséin flarden geschoten en door den tijd verkleurd, waren op het terrein geplaatst. De generaal van Limburg Stirum betuigde in een uitvoerige rede zijn dank aan den koningdie den stoot gegeven heeft tot de oprichting van dit monument. Het gedenkteeken heeft de gedaante van een vijfhoek, waarvan iedere hoek een der bolwerken van de citadel voorstelt. In vijf verschillende opschriften worden de beteekenis van liet monument, alsmede de namen der gesneuvelden in herinnering gebracht. Aan de hoeken van de stoep ziet men vijf verweerde blokken steen, zijnde de echte naamstccnen der bastions. De redenaar bracht ook hulde aan den koning der Belgen voor de medewerking, welke hij bij de over brenging van het gebeente der gevallen strijders getoond heeft. Ook de Belgische vlag wapperde op het feestter rein, „als het teeken eeuer vriendschap, welke voor beide volken nuttig en noodigallengs inniger wordt." De andere strijders uit het beleg, alsmede koning Wil lem I en de prinsenzijne zonenwerden door den generaal herdacht. De koning nam hierop zelf liet woord. „Ik zeg u clankzoo sprak hijvoor de goede woor den door u gesproken. Ik gevoel mij recht gelukkig mij dezen dag in uw midden te bevindenin uwe gemeente en in de provincie Noord-Brabant. Is het mij aangenaam aan allen de verzekering te geven mijner genegenheid, dan is het mij tevens een behoefte te verklaren dat vooral twee banden mij nauwer aan de bevolking van Noord-Brabant hebben verbonden. Ik bedoel de her innering aan de gelatenheid, waarmede zij gedurende negen jaren de drukkendste oorlogslasten heeft gedragen uit liefde voor het vaderland. En dan vei-der herinner ik mij menigen dag van het jaarhoe zij de noodlij denden van andere provinciën na den groóten waters nood met open broederannen heeft ontvangen. Voordat alles breng ik bij deze gelegenheid openlijk mijnen dank." Na het uitspreken dezer woorden hechtte de koning een lauwerkrans aan een der ornamenten van het voet stuk waarna door de vorstelijke personen nog een be zoek gebracht werd aan het graf van generaal Ghassé, dat zich aan de achterzijde der kerkvlak bij den muur, bevindt. De plechtigheid was hiermede afge- loopen. Omstreeks half vijf begaf de koning zich weder naar het Loo. De datum van 30 November was voor de onthulling gekozen omdat op dien dag het eerste kanonschot uit de citadel gevallen is. Onderwijs. Het tra ktement van den hoofdonderwijzer to ïTapollo, dat tot dusverre f 600 bedroeg, en dat van den hoofd onderwijzer te Biezelinge, ten bedrage van /550, zijn door den gemeenteraad van Kapelle c. a. verhoogd tot f 800ieder. Kerknieuws. De heer C. Rogge, predikant te Retranchement, heeft voor het beroep naar Nieuwvliet bedankt. Marine en leger. Bij beschikking van den minister van marinevan den 28en November jl.is de heer F. C. Stewart Sehiiltz, geneesheer te Vlissingen, met den laatsten dezer eervol ontheven van de tijdelijke waarneming der be trekking van visiteur der quarantaine aldaar, en is die met den len Januari daaraanvolgende opgedragen aan den officier van gezondheid le klasse bij de zeemacht H. L. Koning. De luitenants ter zee 2e klasse A. G. J. Kroef, A. Voormolen, C. J. Francois, A. G. D. Nolthenius en L. R. Koolemans Beynen, allen behoord hebbende tot het eskader in Oost Jndie, de beide eerstgenoemclen den 17cn en de drie laatsten den 21en November jl. van daar in Nederland teruggekeerdworden met die tijd stippen op non-activiteit gesteld. Landbouw. Gisteren had alhier de aangekondigde voordracht van den heer Corten in de afdeeling Walcheren van de Zeeuwsehe maatschappij tot bevordering van landbouw en veeteelt plaats. De heer rar. W. Ph. Vis opende als voorzitter der afdeeling deze bijeenkomst met een hartelijken wel komstgroet aan de talrijk opgekomen leden e'n belang stellenden, in het vertrouwen dat, was het daarbuiten ook al geen sckoone dag, in deze vergadering toch een ander licht dan dat der zon van Austerlitz zou opgaan. Verleden jaar reeds had het bestuur den heer Corten hier gaarne zien optreden, doch zijne vele werkzaam heden en zijne betrekking als leeraar in Limburg maak ten hem dit toen onmogelijk. Het noemen van den naam van die* heer achtte hij reeds aanbeveling ge noeg. Zijn doel is de lessen der landbouwwetenschap, die buiten ons vaderland zoo gevierd wordt, ook hier te brengen onder hen die daaraan zoo groote behoefte hebben. De heer Corten is als de pioniers uit het verre Westen, die trachten verlichting en beschaving algemeen te verspreiden. Al moge onze landbouw door hoogen leeftijd eerbiedwaardig zijn, daarom hebben onze landbouwers, tuigc hun kleiner geworden product, niettemin behoefte aan de landbouwwetenschap. Bovenal deed liet den voorzitter genoegen te ontwa ren dat ook zoovele onderwijzers herwaarts waren ge komen. Hij bracht daarvoor hulde aan die gemeente besturen die hen daartoe, door het geven van verlof, in de gelegenheid hadden gesteld, en uitte tevens den wensch, dat tusscken onderwijzers en landbouwers meer en meer overeenstemming moge ontstaanook als mid del tot bevordering der wetenschap op landbouwkundig gebied. Ten slotte stelde hij den heer Corten aan de aanwe zigen voor, die hem met een welwillend applaus be groetten. De heer Corten begon met er op te wijzen, dat de vereerende inleiding van den voorzitter zijne taak niet vergemakkelijkte. De uiteenloopendc neigingen toch op het gebied van den landbouw maken hetvooral in eene stad, moeilijk allen te voldoen. Hij zou daarom bij zijne voordracht meer bijzonder letten op het groo- ter deel van zijn auditorium en zich bepalen tot het geven van eenige praktische wenken, in plaats van zich op zuiver wetenschappelijk gebied te bewegen. En nu volgde een leerzame, met warmte en overtui ging uitgesprokene improvisatiewaarvan wij hier uit den aard der zaak slechts enkele punten vluchtig kun nen aanstippen. Na herinnerd te hebbendat de „beredeneerde" land bouw wel eens gesteld wordt tegenover de „ouderwet- sche" uitoefening van het landbouwbedrijf, deed hij zich kennen als iemand die het niet eens is met de mee ning van hen, die onder landbouw toegepaste scheikunde verstaan, aangezien de landbouw reeds lang bestond voor de scheikunde bekend was. Evenmin is ook de landbouwer gelijk tc stellen met den gewonen indus trieel, die in kapitaal en arbeid alles vindt wat hij noodig heeftneende landbouwer is een natuurmanwiens werk volkomen stroo ken moet met de wetten der na tuur. En juist in het voldoen aan of het verzuimen van die voorwaarde ligt het verschil tusschen berede neerden en ouderwetschen landbouw. Het vooroordeel dat nog maar al te veel bestaat tegen -de theorie die eene verklaring van landbouwzaken geeft, behoort hoe langer hoe meer bestreden te worden, en spreker hoopte voor zoover hem dit bij een enkele voordracht van be perkten duur mogelijk was, ook de Walchersche land bouwers met die theorie te verzoenen. De grondslag van den landbouw is, naar hij op duidelijke wijze aantoonde, gelegen in een ruime pro ductie van stalmesten waar die niet in voldoende mate aanwezig ismoet gebruik gemaakt worden van bijmeststoffen of kunstmest. In de allereerste plaats echter behoort de landbouwer de bestanddeelen van den stalmest te kennen. Velen achten een overvloed van stroo bij groot gebrek aan voeder voldoende om veel stalmest te verkrijgenen zij krijgen ook veel, maar dit baat lnm weinig, daar alles athangt van het gehalte van den stalmesten dit loopt zeer uiteen, gelijk hij nader uiteenzette. Zoo zal bijvoorbeeld een kubiek meter stalmest bij een vetweider of een brouwer, die veel vee op stal beeft, evenveel waard zijn als drie karren stalmest bij gebrek aan voeder. Krachtige bestand deelen zijn een vcreischte. De plant is een bewerktuigd lichaam dat voedsel noodig heeft,'en velen planten krijgen dit, zooals door de scheikundigen is aangetoond, grooten- cleels van den dampkring. Iedere plant heeft 12 grond stoffen noodig; 8 dier 12 zijn in do natuur aanwezig, zoodat de landbouwer slechts voor de 4- overige als mestende stoffen te zorgen heeft, en die zijn: kalk, potasch, phosphor en stikstof. Bij die vier mestende stoffen stond de spreker achtereenvolgens stil en deed hij opmerken de mate van behoeftedie de verschillende ge wassen naar gelang hunner geaardheid aan die stoffen hebben. Zoo hebben onze graangewassen weinig, uian- gehvortcls of suikerbieten meer, klavers en lucerne veel kalle noodig. De weilanden daarentegen hebben veel potascli noodig, evenals ook de suikerbieten veel potasch uit den grond halen. Phosphor is een hoogst gewichtig bestanddeel; onze graangewassen vooral heb ben aan phosphorzuur de grootste behoefte. Die phos phor krijgt men uit de beenderen der dieren, waar hij wordt ingebracht door het voedsel dat de dieren ontvan gen. Met nadruk wees spreker er echter op, dat men niet door het geven van stroo phosphor in den stalmest krijgt. Men moet den dieren meer „kraclitvoedsel" ge ven, waarvan men een mindere hoeveelheid noodig heeft, maar waardoor de verzadiging langer duurt Na nog meer in het breede te hebben stilgestaan bij de verschillende wijzen waarop phorphormest verkregen wordt en een en ander te hebben medegedeeld omtrent den „phosphorietrots," het „super phosphaat" enz., waarbij bij in bet voorbijgaan nog opmerkte dat mest stof geen vet is, zooals de door onze zuidelijke broe ders daarvan gegeven, van de Franschen afgeleide, naam ten onrechte aanduidt, zoodat vet in het been niet helpt, maar het te doen is om de daarin aanwe zige lijmstof besprak bij eindelijk het vierde bestand-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 1