M1DDELBU RGSCHE C O U R A N T. N° 282. Vrijdag 1874 27 November. w Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paascli- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m., franco is f 3.50. Middelburg 26 November. Onder de laatst ontvangene Indische mailberichten behoort ook dat de gouverneur-generaal gunstig gead viseerd heeft op een adres van mr. C. P. Winckel, vroeger redacteur der Samarangsche courant, aan den koning, strekkende om weder in Indië te worden toe gelaten. De termen van zijn verzoekschrift moeten luiden als volgt: „dat de requestrant op de meest ne derige en eerbiedige wijze verschooning verzoekt, er kennende ten volle zijne schuld eu deze ten diepste betreurende, met de heilige belofte zich nooit meer aan eenige journalistiek in Nederlandsch-Indië te zullen bezondigen." Wij hebben eerst geaarzeld dit bericht, dat aan het Algemeen Dagblad van N.-I. ontleend is, over te ne men; nu wij liet echter ook in andere bladen vermeld vinden, meenen wij in ons stilzwijgen niet te moeten volharden. Zijn de termen van het adres juist weder gegeven, dan rijst onwillekeurig de vraag: Heeft de heer Winckel wellicht met opzet zijne verootmoediging overdrevenmet de bedoeling om zoo hij zulks wen- schelijk achtte, aan ironie te kunnen doen gelooven? Is dit zijn doel geweest, dan achten wij de poging al zeer ongelukkig. Niemand toch is verplicht den adressant op zijn woord te gelooven als hij beweren mocht slechts in spot zijne ootmoedige schuldbekentenis en belofte van beterschap te hebben afgelegd. Zijn verzoek is in ieder geval geen ironie: hij verlangt zeer bepaald weder in Indië te worden toegelaten en niet het minste recht kan hem worden toegekend om het eene woord in zijn adres als ernstig ge meend het andere daarentegen als enkel spot te doen voorkomen. Beschouwt de gouverneur-generaal alzoovolgens zijn recht, de verzekeringen van het verzoekschrift als ernstig gemeend dan moet erkend worden dat de heer Loudon door zijne kennismaking met de vertegen woordigers der Indische dagbladpers niet in zijne ach ting voor de menscben in het algemeen en voor de ge noemde pers in het bijzonder gesterkt zal worden. Een journalist, de heer van Daalen, wordt na een razen en schelden, dat zelfs in Indië verontwaardiging opwekte, veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf en verklaart, tot zijne verdediging, voor den rechter dat het zijn bedoeling niet geweest is den opperlandvoogd te honen of te smaden. Een andermr. Winckelzet de ingezetenen van Indië aan tot het indienen van een „adres van verontwaardiging" aan den koning, over het gedrag van diens vertegenwoordigerwien hij „een beminnelijk manneke, een vertegenwoordiger van Vart de plairenoemt, maar kruipt later voor dat „man neke" in het stof en betuigt zijn berouw over zijne „zonde" Waarlijk, de heer Loudon, die bij zijne komst in Indië verklaarde zijn eigen weg te zullen gaanzonder zich aan de afkeuring zijner tegenstanders te storen, zal door de Indische pers niet van die hooghartige houding teruggebracht worden. Ook voor Nederland zijn dergelijke staaltjes van de waarde der koloniale journalistiek echter niet zonder belang. Men kan er uit leeren dat, wanneer men kennis maken wil met de Indische publieke opinie (voor zoover die in de kolonie geacht kan worden te bestaan), men slechts een mini mum van vertrouwen behoort te schenken aan de lie den, die daar ginds in dagbladen dc pen voeren. Heden is te 's Gravenhageten behoeve der staats spoorwegen, herbesteed het maken van een gebouw voor ambtenaren der belastingen op het haventerrein te Vlissingen. Minste inschrijver was de heer Rottier van den Brink, te Kats voor f35,300. Bij de eerste besteding van dit werk op 8 October jl. was de minste inschrijving van den heer B. den Ex ter van den Brink, te Kattendijke, voor f 31,400, welke besteding echter niet goedgekeurd schijnt te zijn. De begrooting bedroeg f 32,650. Bij de gisteren te Zierikzee gehoudene verkiezing van een lid der kamer van koophandel aldaar, werd de heer J. A. van der Halen, aftredend lid, met 39 van de 44 uitgebrachte stemmen verkozen. Op den heer A. P. Paulussen, die verzocht had niet in aanmerking te komen, werden 2 stemmen uitgebracht, terwijl 3 stembriefjes van onwaarde werden ingeleverd. Volgens het Memorial diplomatique zullen de nieuwe internationale rechtbanken in Fgyptevoor welke ook drie leden der Nederlandsche rechterlijke macht zijn voorgedragen, den 15un Januari van het volgende jaai geoprnd worden. De leden der rechtbank moeten zich voor vijf jaar verbinden, tegen een salaris van 30,000 fran cs per jaar, en de toezegging van een jaar salaris ingeval van overlijden en ingeval de rechters na ver loop der vijf jaren hunne verbintenis niet kunnen of willen hernieuwen. Er worden drie internationale rechtbanken van eerste instantie opgerichteen te Caïroeen te Zagazi en een te Alexandrië. Het getal vechters aan iedere rechtbank bedraagt zeven, waarvan drie uit Egypte en vier vreemdelingen. Deze laatsten verkiezen uit hun mid den den voorzitter der rechtbank. Bovendien bestaat er een hof van appèldat uit zeven vreemde en vier Egyptische rechters is samen gesteld. Deze rechterlijke lichamen zullen in het Fransch of Italiaansch rechtspreken. De bovenbouw van den viaduct over de Wijnstraat te Rotterdam is heden te 's Gravenhage aanbesteed. Laagste inschrijvers waren de heèren Coqueril c'\, te 8eraingvoor f 473,460. Onze Haagsche correspondent schrijft ons het volgende: „Ik begin nieuwsgierig te worden naar het lot dat over het voorstel der heeren Bredius en van Eek over de weuschelijkheid der internationale arbitrage bescho ren is. In de liberale kringen heb ik daarover aange troffen een onverklaarbaar optimisme aan de eene onverschilligheid en onverstandigen tegenstand aan de andere zijde; hier gaf men de verwachting te kennen dat de voorgestelde motie met algemeene stemmen zou worden aangenomenginds spande men samen om een hulpmiddel te vinden waardoor de zaak zonder stem ming van de baan kon worden geschoven. Over het optimisme beklaag ik mij nietde zaken zien er in ons land niet zóo gunstig uit, dat wij de lieden die nog aan 't goede en aan de toekomst gelooven zouden moe ten ontnuchteren en alleen op den arbeid van het tegen woordige wijzen. Maar de onverschilligheid waarmede men een zoo gewichtig onderwerp beschouwt en zelfs bespottelijk maakt is in de hoogste mate ergerlijk, vooral in een klein land, vooral in den man die zich liberaal noemt. Eilieve welk bezwaar kan er dan toch in waarheid bestaan dat de Nederlandsche vertegen woordiging de wenschelijkheid uitspreekt dat Neder land zich, waar het pas geeft, verklaart voor het be slissen van internationale geschillen langs den weg van arbitrage en niet langs den weg van oorlogenzelf traktaten sluitende, daarin de bepaling opneemt dat geschillen over de toepassing langs denzelfden vreed- zamen weg zullen worden opgelost? Nederland, een kleine staat, kan geen initiatief nemen, zegt de minis ter van buitenlandsche zaken in de memorie van ant woord op hoofdstuk III der begrooting. Van initiatief nemen is hier echter geen spraakwanneer er initiatief genomen moest worden, wanneer er bijvoorbeeld een congres moest gehouden worden om het beginsel der arbitrage formeel en niet terloopsgelijk bij het trac- taat van Parijs is gescüied, in het Europeesch volken recht op te nemendan zou Nederland, ware de voor gestelde motie aangenomenzich inderdaad daarbij aan sluiten maar het zou dit doen met EngelandItalië en andere staten, welker parlementen hetzelfde beginsel aangenomen hebben. Door die gemeenschappelijke han deling vervaltdunkt mijhet bezwaar van den minis ter geheel. Ik weet zeer goed dat een votum van het Nederlandsche parlement een Europeeschen oorlog geen enkelen dag tegenhouden kan, maar dat onze diplo matie waar het pas geeftgeen invloed ten goede zou kunnen uitoefenen is weer zoo'n denigrementsbegrip, waarvan de volmaakte onwaarheid door de protocol len van de Brusselsche conferentie aan het licht is ge bracht. Onze gedelegeerde, de heer van Lausberge, is daar met zooveel talent en zoo uitstekend gevolg voor de zaak der menschelijkkeid en de belangen der kleine staten tegen liet militarisme en de redelooze overmacht der groote mogendheden opgekomen, dat ik het schande noem dat men aan dien man het grootkruis van den Nederlandsehen Leeuw niet heeft geschonken, of hem op geen andere wijze eene uiterlijk blijk van de goed keuring en waardcering van regeering en natie geschon ken lieeft. Houd 't mij ten goede dat ik bierbij mijne verwondering en spijt te kennen geef, dat ook de Nederlandsche journalistiek de verdiensten van den heer van Lansberge bijna onopgemerkt heeft gelaten. „Maar al kon Nederland op zichzelf werkelijk weinig doen, het kan, met anderen vereenigd, eene krachtige publieke opinie ten gunste van den vrede vormen. In de, zij 't al onder constitutioneele vormen toch altoos persoonlijk geregeerde Noordelijke landen, gelijk men Duitschland, Rusland en (niet zeer logisch) ook Oos tenrijkHongarye noemt, hebben de potentaten een soort van vredeverbond gesloten; in de waarlijk con stitutioneele landen behooren de parlementen dienzelf- den weg in te slaan. Engeland, Italië, de Yereenigde Staten hebben het reeds gedaanligt nu Nederland niet aan de beurt? of moeten we weer achteraan komen en België en Zwitserland volgen, de bij tractaat neu traal verklaarde en gegarandeerde stated, die Neder- land's volle souvereiniteit missen? Wanneer deze brief wordt afgedrukt is misschien de beslissing over de motie reeds gevallen; dit doet weinig ter zake. Ik schrijf niet met het hopeloos voornemen om de tweede kamer te overtuigen, maar om het publiek te doe» gevoelen hoe gewichtig de aan de kamer onderworpen quaestie is. „In elk geval zal in het volgende jaarNeder landsche natie de gelegenheid hebben zich'rechtstreeks ten gunste van de goede zaak uit, te laten. In Augus tus 1875, meen ik, zal hier ter stede het congres worden gehouden der vereeniging voor de herziening en codificatie van het internationaal recht, die wel is waar met „het" Vredebond niets te maken heeft, maar toch een bij uitstek vredelievend doel heeftomdat zij de internationale betrekkingen der natiën zóo innig en duurzaam maken wildat daaruit vroeg of laat een officieel internationaal congres tot beslechting van ge schillen kan voortvloeien. En nu hale men weder desc ou ders niet op en zegge nietwat kan een congres doen om den oorlog onmogelijk te maken? De nauwere aaneen sluiting der natiën, ik denk nu niet aan de regee ringen maar aan die hoogere kracht die de regeeringen regeert, aan de publieke opinie, zal de aanleidingen tot den oorlog verminderen; kan ze niet alles, ze kan ietsen dat iets is reeds veelis reeds alles wat wij in ons geslacht zullen kunnen verkrijgen. Het bekend parlementslid Henry Richard, de Italiaansche professor Pierantoni en de New-Yorksche advocaat Dudley Field zijn de voornaamste leiders der bedoelde vereeniging, die in den afgeloopen zomer te Genève haar congres hield. „Nu ik toch zoo in de internationale zaken verzeild ben geraakt nog ietsde benoeming van den heer Zilcken tot secretaris-generaal aan bet departement van buiten landsche zaken. Men hoort daar nogal afkeurend over spreken, en beweren dat die benoeming alleen een ge volg is van kerkgenootschappelijke sympathie van den ministeren niet geschied is met het oog op de in het departement, gevonden geschiktheid en bekwaamheid. Hieromtrent meen ik echter voorzichtigheid te moeten aanradenwaar is het dat de nieuw benoemde secretaris generaal bij het publiek alleen beke..d is op muzikaal ge bied als een verdieustelijk violist, en dat cr grooter roep van bekwaamheid uitgaat van andere hoofdambtenaren aan het departement van buitenlandsche zaken dan

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 1