P. D. van Citters, de Jonge, Vader en Snouck Hur- grotije. Het aldu3 geamendeerde art. 6 werd mede aange nomen, en wel met algemeene etemmen op 1 na, zijnde van den heer de Jonge. De heeren Hammacher, de Casembroot, Bybau en Fransen van de Putte waren bij deze stemming af wezig. De overige artikelen 7 tot en met 17 met de daarin door gedeputeerde staten nader voorgestelde wijzigin gen worden alle zonder beraadslaging en zonder hoof delijke stemming, en daarna het geheele reglement met algemeene stemmen aangenomen. De zoo even genoemde vier aiwezige leden waren ook thans niet tegenwoordig. De zitting wordt voor een kwartier uurs geschorst. De werkzaamheden worden hervat en op voorstel van den voorzitter aan de orde gerateld: E. Het ontwerp-reglement op het beheer der uit watering van de polder te Biervliet.(Zie bladz. 11 hier- voren). Daar niemand verlangt bij de algemeene beraadsla gingen het woord te voeren, wordt tot de behande ling der artikelen overgegaan. Zonder discussie of hoofdelijke stemming worden achtereenvolgens de artt. 1 tot en met 4 goedgekeurd. Art. 5 luidt aldns „De leden der algemeene vergadering en van het dagelijksch bestuur moeten voldoen aan de eischen, gesteld voor leden van polderbesturen in art. 46 van het algemeen reglement voor de polders of waterschap pen in Zeeland. „Op hen is art. 52 van dat reglement van toepas sing. „Voor de leden van het dagelijksch bestuur gelden tevens de voorschriften der artt. 47, 49 en 53 van genoemd reglementten opzichte van gezworenen vastgesteld. „Voor de toepassing van de genoemde artt. 52 en 53 wordt, door de vergadering van ingelanden, ver staan de algemeene vergadering." De heer llenneqnin geeft in overweging om, zoo daartegen geen overwegende bezwaren bestaan, dezelfde bepaling als door het amendement van den heer Kakebeeke in artikel 6 van het reglement voor de Piet is opgenomen, ook in dit artikel in te lasschen. De heer van Eek verklaart opgestaan te zijn met dezelfde bedoeling en geeft zijne instemming met het voorstel van den heer Hennequin te kennen. Het amendement van deu heer Hennequin wordt voldoende ondersteund en komt dus mede ia behan deling. De heer van Differs verklaart dat, na het ge vallen besluit over het amendement van den heer Kakebeeke, bij gedeputeerde staten geen bezwaar be staat om het amendement van den beer Hennequin over te nemen. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt bet amendement van den beer Hennequin benevens het aldus geamendeerde art. 5 goedgekeurd. Eveneens worden zonder discussie of hoofdelijke stemming de artikelen 6, 7, 8, 9 en 10 goedgekeurd. Art. 11 luidt aldus: „De uitgaven en kosten aan het geheele waterschap, in het vorige artikel opgelegd, worden omgeslagen over tie polders, genoemd in art. 1, de gemeente Bier vliet en de gronden gelegen in den Kompolder. „De omstelling geschiedt in evenredigheid der grootte van de gronden gelegen in den zoogenaamden Oude Stadspolder en in den Kompolder, eawat de polders aaDgaat, der grootte waarover het gewoon dijkgeschot wordt omgeslageneningeval die omslag niet plaats heeft, in evenredigheid der kadastrale grootte hunner landen. „Wat den Oranjepolder betreft, komt in dit opzicht alleen in aanmerking de grootte van het gedeelte in art. 1 genoemd. „Op liet, ter voldoening der kosten en uitgaven, te heffen geschot van de landen gelegen in den Kompol der, en de omstelling daarvan, zijn van toepassing de regelen vastgesteld in.de artt. 101, 102, 103,104 le zinsnede eu 105 van het algemeen reglement voor de polders of waterschappen in Zeeland, met dien verstande, dat voor de vergadering van ingelan den, worde gelezen de algemeene vergadering." De heer Fokker verzoekt dat dit artikel in stem ming worde gebracht en deelt de reden voor dat verzoek mede. Het is aan de staten van Zeeland be kend welke bedenkingen bij hem bestaan tegen het eerste lid van art. 104 van bet algemeen polderregle ment betreffende den omslag van het dij kgeschot. Hij heeft daarvan een historisch-juridiesch onderzoek inge steld, en hoewel hij het niet wenschelijk achtte het publiek met deze „misvatting" bezig te houden beeft hij zijne studie als handschrift laten druk ken en daarvan aan ieder der leden van de staten een exemplaar gezonden. Hij had gehoopt dat deze arbeid in zoover eenige waardeering van wege de staten zou hebben ondervondendat zij hem althans de eer van eene discussie over dat onderwerp zouden hebben aangedaan, en hij ontveinst niet in dat opzicht te zijn teleurgesteld; hij deelt daarmede in het lot van ieder ander schrijver wiens werken worden dood ge zwegen. ZoolaDg hem echter niet de eer van eene discussie over de beweerde misvatting van art. 104 zal zijn aangedaan, zoolang niet wordt aangetoond dat de resultaten van zijne studie op verkeerde gegevens en verkeerde gevolgtrekkingen berusten, zoolang niet wordt bewezen, dat hij onjuiste beginselen omtrent het Nederlandsch dijkrecht is toegedaan, zoolang hij niet van misvatting zijnerzijds zal overtuigd zijn, zal hij zich verzetten tegen iedere bepaling, tegen ieder reglement, waarin art. 104 van het algemeen polder- reglement wordt bekrachtigd. Wordt art. 11 van het aan de orde zijnde reglement behouden zooals het nu luidt, dan zal hijten gevalle van hetgeen hij voor waar houdt, tegen het reglement stemmen en wel zeer tot zijn leedwezen, omdat dit van alle bijzon dere reglementen, in den laatsten tijd vastgesteld, het eerste is, dat zóo is ingericht als hij zou gewenscht hebben dat voor allen geschied ware. Art. 11 in stemming gebracht zijnde wordt aange nomen met algemeene stemmen tegen 2, die van de heeren Fokker en Pompe van Meerdervoort. Afwezig waren de heeren: Hammacher, de CasembrootVader, Bybau, en Fransen van de Putte. De artt. 12 tot en met 16 worden vervolgens zonder discussie of hoofdelijke stemming aangenomen. Het geheele reglement in stemming gebracht zijnde wordt aangenomen met algemeene etemmen op een na, die van deu heer Fokker. F. Voorstel tot wijziging der provinciale begrooting van 1875. (Zie bladz. 12 hiervoren.) Nadat de afzonderlijke artikelen zonder discussie of hoofdelijke stemming waren aangenomenwerd het voorstel in zijn geheel in stemming gobracht en aan genomen met algemeene stemmen. De zooeven ge-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 6