Bijvoegsel van de ïïiddelbnrgsche courant van Donderdag 19 November 1874.
king een begin kan worden gemaakt, in verband tot
de afgelegde vei klaring, dat het besluit definitief is
geweest gelooft bij, dat omtrent de bedoeling wel geen
twijfel kon bestaan, ook al leest hij in artikel 11 bet
woord voor 1 oopig. Hij zal daaiom met volle ver
trouwen tegen het voorstel van deD heer Schorer
stemmen.
De heer van Otters verzoekt nogmaals de woor
den der motie te mogen vernomen.
De voorzitter voldoet aan het verlangen van den
heer van Citters en leest de motie vau den heer Scho
rer voor.
De heer van Ciitcrs verklaart zich hierop tegen
het in omvraag brengen van die motie, op grond van
artt. 28, 29, 30 en 31 van bet algemeen polderregle
ment. Hij gelooft, dat met het oog op die artikelen,
do vergadering geen besluit kan nemen waardoor zou
worden uitgemaakt dat de gedeputeerde staten slechts
een voorloopige regeling hebben vastgesteld, daar
op grond van art. 31 voornoemd die regeling definitief
moet wezen. Hij acht daarom het voorstel van den
heer Schorer niet ontvankelijk.
De voorzitter merkt opdat het voorstel van
den heer Schorer overeenkomstig de bepalingen van
het reglement van orde aanbangig is gemaakt; dat
het voldoende steun heeft ondervonden en dus in be
raadslaging kon komenzoodat het volkomen in de
orde is behandeld.
De heer van Citters gelooftdat wanneer de
motie wordt aangenomen althans gedeeltelijk een voor
stel van gedeputeerde staten zal worden vernietigd.
In stemming gebracht wordt,het voorstel verworpen
met 25 tegen 6 stemmen. Voor stemden de heeren
Vis, Schorer, Kakebeeke, de Jonge, Fransen van de
Putte en Hisseeuw. Afwezig waren de heeren Ham
macher en de Casembroot.
Alsnu komen de afzonderlijke artikelen, met inbe
grip der biervoren genoemde, door gedeputeerde sta
ten nader voorgestelde wijzigingen in behandeling.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
worden achtereenvolgens de artt. 1 tot en met 5 goed
gekeurd.
Art. 6 luidt als volgt'
„De leden der algemeene vergadering en de voorzitter
en leden van het dagelijksch bestuur moeten voldoen
aan de eischen gesteld voor leden van polderbesturen
in art. 46 van het Algemeen reglement voor de pol
ders of waterschappen in Zeeland.
„Op hen is art. 52 van dat reglement van toepassing.
„Voor den voorzitter eu deleden van bet dageiijksch
bestuur geiden tevens de voorschriften der artt. 47,
49 en 53 van genoemd reglement, ten opzichte van
dijkgraaf en gezworenen vastgesteld.
„Voor de toepassing van de genoemde artt. 52 en
53 wordt, door de vergadering van ingelanden, ver
staan de algemeene vergadering."
De heer Kakebeeke wenscht op d.t artikel een
amendement voor te stellen. Blijkens het algemeen
vers'ag der afdeelingen is in eeu der afdeeüngen de
wenscheiijkheid te kennen gegeven, dat de bepaling
van art. 46 van het Algemeen reglement omtrent de
vaste woonplaats in een der gemeenten waarin het
waterschap gelegen is, of in een der aangrenzende
gemeentenniet worde toegepast op de leden der al
gemeene vergadering. Hij stelt daarom als amende
ment voor, om achter de tweede alinea van het artikel
te laten volgen„Voor de leden der algemeene ver
gadering is niet van toepassing het bepaalde aangaande
de vaste woonplaats."
Nadar dit amendement is ondersteund, zegt de heer
Kakebeeke, dat hij weinig meer ter toelichting
daarvan heeft aan te voeren. Hij heeft het voorge
steld, omdat zijns inziens de bepaling van art. 6 zoo
als zij daar ligt, beperkend werkt op de keus van
ingölanden. Stond tegenover zulk eene beperking
eenig nut, dan zou hij zich die kunnen getroosten.
Maar dit is niet het gevalen daarom wil hij de be
perking opheffen. Hij stelt de algemeene vergadering
gelijk met de vergadering vau ingelandenen waar
voor deze laatste de beperkiug niet bestaat, is er zijn3
inziens geen reden om de keuze van leden der alge
meene vergadering te belemmeren. Bovendien zal
men door de aanneming van zijn amendement ook in
overeenstemming handelen met hetgeen ten dien op
zichte bepaald is bij het reglement voor de calamiteuze
polders of waterschappen en andere door de staten
vastgestelde reglementen, waar dezelfde vrijheid wordt
verleend die hij thans voor de leden der algemeene
vergadering wenscht.
De heer üuouck lltargronje gelooft dat het
amendement van den heer Kakebeeke op eene dwa
ling berust, alsof men volgens art. 46 van bet regle
ment zou moeten wonen iu eene der gemeenten, waarin
de polder of het waterschap - is gelegen of in eene
der daar; an (d. i. polder of waterschap) grenzende
gemeenten, doch dit is niet zoo. De bedoeling van
het artikel is dat de woonplaats moet gevestigd zijn
in eene der gemeenten waarin het waterschap ligt of
in eene der aan die gemeenten grenzende gemeen
ten. En als men nu let op het aantal der gemeenten,
waaronder ook Goes zich bevindt, waaruit kan geko
zen wordendan gelooft hij dat de keus ruim genoeg
kan zijn en ziet niet in waarom van eene voor alle an
dere polders en waterschappen geldende bepaling ten be
hoeve van het watersehap zou moeten worden afgeweken.
De heer Kakebeeke releveertdat zijne meening
niet was, dat hier alleeu sprake zou zijn van den
nieuwen polder, maar de bepaling van art. 46 wel
degelijk sloeg op alle gemeenten waarin het water
schap gelegen is. Hij kan zich voorstellendat men
van elders gemakkelijker een polder kan bereiken dan
uit gemeenten waarin het waterschap gelegen is, bij
voorbeeld Middelburg van waar men gemakkelijker
naar het nieuwe waterschap komen kan dan uit Bors-
selen. En aangezien nu ook daar eigenaren kunnen
wonen, zou hij het betreuren als deze door de bepa
ling van het ariikel moesten "uitgesliten worden van
de algemeene vergadering.
De voorzitter merkt op dat hij het bezwarend
acht om ten behoeve van een enkel waterschap van
de algemeene regeling af te wijken.
De heer IKennequin ondersteunt het amendement
van den heer Kakebeeke. Hij wijst op het reglement
voor de Wielingen, dat dergelijke vrijgevige bepaling
inhoudt als thans door den heer Kakebeeke wordt
voorgesteld. Hij beroept zich op de betrekking van
afgevaardigde door den heer rnf. Snouck HurgroDje,
bij dat waterschap, alvorens hij lid van gedeputeerde
staten was, eu van den heer Hammacher, mede afge
vaardigde van het waterschap der sluis aan de Wie
lingen ten betooge van het wenschelijke der verlangde
wijziging.
De voorzitter vraagt den heer Kakebeeke of het
niet weu--cbelijker zon zijn het door hem voorgestelde
amendement aldus te wijzigen: „Voor de leden der
algemeene vergadering is niet van toepassing de be
paling van art. 46 van het algemeen reglement aan
gaande de vaste woonplaats."
De heer Kakebeeke vereenigt zich met deze wijzi
ging van zijn amendement, waarna dit alzoo gewijzigd
iu stemming gebracht en aangenomen wordt met
22 tegen 7 stemmen. Tegen stemden de heeren Lam-
brechtsen, J. C. K. van der Bilt, H. J. van Deinse,
10