§(aicn-generaal. BUITENLAND. Thermometerstand. 17 Nov. 'a av. 11 u. 46 gr. 18 'smorg. 7u.44gr.'8midd. lu. 52gr.'sav. 6u.52gr. TWEEDE KAMER. Zitting van Maandag 16 November. Nader verslag.) Bij de beraadslaging over het wetsontwerp tot tijde lijke beperking der bevoegdheid tot aanmunting van -zilveren standpenningen erkende de heer Schimmelpen- ninck met de regeering, dat door dit ontwerp eene nadere principieele beslissing in de muntquaestie niet werd gepraejudicieerd. De tijdelijke schorsing achtte hij noodig om een prikkel weg te nemen tot overmatig winstbejag, waardoor eene rijzing van het zilver ontstaat, die eene aanmunting boven de behoefte ten gevolge zou hebben. Den tijddie door dezen voorloopigcn maat- Tegel der regeering geschonken wordt, wenschte hij dienstbaar gemaakt te zien aan de overweging der vraag' in hoever de winsten, die uit de aanmunting van zilver voortvloeien, niet zouden kunnen komen ten bate der schatkist. Aan verandering van standaard toch valtwanneer men 't oog vestigt op hetgeen rondom ons gebeurtniet meer te denken. De bezwaren tegen de aanmunting door den staat trachtte hij te ontze nuwen. De heer van Loon beval hetzelfde denkbeeld van aanmunting voor rekf-ning van den staat aan. Hij bestreed verder de stelling door de regeeriug in de stukken ont wikkeld, dat, als de aanmunting van zilver, door par ticulieren, niet wordt beperkt, de staat nu, gelijk in 1845 en 1849, toen het 't buiten omloop brengen van gesnoeide stukken en het verlaten van den gouden standaard gold, verplicht zou zijn de schade te ver goeden, door eventueele demonetisatie van het zilver te lijden. Daarentegen keurde hij de zorg van de regee ring goed om de depreciatie te voorkomen door een tijdelijken maatregel; tijdelijk, omdat de nog bestaande wanverhouding langzamerhandwanneer het zilver meer en meer naar het groote Azië zal zijn weggevloeid, zich zal herstellen. De heer van Zinnicq Bergmann ondersteunde het denkbeeld tot aanmunting van zilver voor rekening van den staat. Hij verheugde zich overigens zeer en wenscht na de opgedane ervaring het land geluk er mede, dat de gouden standaard indertijd niet is aangenomen. Daarom had hij in de memorie van toelichting met leedwezen de tendance bemerkt bij den minister om later toch nog tot standaard-verwisseling over te gaan. De heer Heijdenrijck vroeg den minister opheldering omtrent hetgeen nu met de groote zilver-uitvoeren naai' Indië zal gebeuren, waarop het uit 'tontwerp verval len privilege van aanmunting voor de bank was ge grond. De heer van Asch van Wijck, hoewel behoorende tot de voorstanders van den gouden standaarderkende evenwel, dat de omstandigheden tot dusver die voor standers in het ongelijk hadden gesteld en wel tot na denken en voorzichtigheid aan mochten sporen. Hij prees dan ook de bedachtzaamheid van de regeering met dezen maatregeldie z. i. niet over een korter termijn dan 1 jaar moet loopen. Het denkbeeld van aan munting door den staat werd door hem bestreden. Daarentegen was hij 't eens met den heer van Loon, dat de staat niet tot vergoeding gebonden is bij even tueele ontmunting. De heer 's Jacob achtte 't oogenblik zeer ongeschikt om zijn blijdschap te ontboezemen over de verwerping der muntwet, omdat dit ontwerp de meest kernachtige veroordeeling is van don bestaanden toestand, dewijl het een exceptioneelen toestand bestendigt. Deze moet intnsschen zoo kort mogelijk beperkt worden. In het stelsel van dezen minister kan men binnen korter of langer tijd een voorstel tot invoering van den gouden standaard verwachten. De termijn van schorsing van de aanmunting behoorde dus niet langer dan tot 1 Juli te worden gesteld. In December toch zal de Latijnsche munt-unie nader beslissen omtrent de beperking van den zilveraanmaak. Daarnaar zullen wij ons moeten regelen. De heer van Houten, uitgaande van de meening, dat dit ontwerp niet is, gelijk een dergelijke maatregel van de vorige regeering, de voorlooper van eene s tan daar d- wijziging, veroordeelde het wetsontwerp, omdat het eenvoudig de metallieke basis aan de waarde van ons betaalmiddel onttrekt, omdat de regcering de waarde van het betaalmiddel doet rijzentegen verlaging van zijne waarde aan fijnzilver. Dit was een onrecht tegen over den debiteur, door den crediteur. De ratio legis van het ontwerp is de toeneming van het bedrag dei- particuliere aanmuntingen. Verzekerde men nu nog de daaruit voortvloeiende voordeelen aan den staatdan ware principieele bestrijding onnoodig. Maar thans had men een afwijking van alle gezonde oeconomische be ginselen en is bovendien de maatregel onvolledig. De heer Smidt ontwikkelde in denzelfden geest zijne bezwaren, hij wilde de Yrije aanmunting als een zelf- regelende kracht behouden zien, en daarin zag hij geen nadeel, omdat de zilver-depreciatie en de verandering van den wisselkoers, voor zoover zij iets beteekenen, omstandigheden zijn die men heeft kunnen voorzien. Daarentegen zou het nadeel van den tegen woord igen maatregel zijn een premie op onze munt boven de waarde van het metaal. De verdere beraadslaging werd daarop geschorst. De commissie voor de verzoekschriften bracht daarop eenigo rapporten omtrent eenige adressen. Betrekkelijk de afschaffing van den zeep-aecijns had zij voorgesteld, over te gaan tot de orde van den dag; doch op voor stel van den heer van Baar, die daardoor van de belang stelling der kamer in de zaak wilde doen blijken, werd die conclusie veranderd in het depot ter griffie. Zitting van Woanadag 18 November. Per telegraaf.) De beraadslagingen over het wetsontwerp tot tijde lijke beperking der bevoegdheid tot aanmunting van zilveren standpenningen werden voortgezet. Het door den heer van Houten voorgestelde amendement op artikel 2, luidende: „Zoolang de aanmunting door par ticulieren is geschorst, wordt 's rijks munt, voor zoo ver zij niet tot aanmunting van pasmunt gebezigd wordt, in gebruik gesteld voor de aanmunting van standpen ningen voor rekening van het rijkwerd met 42 tegen 18 stemmen verworpen. Het amendement van den heer de Bruyn Kops tot verkorting van den ter mijn der schorsing tot 1 Juli 1875 werd aangenomen, waarna het geheele wetsontwerp met 40 tegen 20 stem men werd aangenomen. Het wetsontwerp tot onteigening van gronden ten behoeve der spoorwegverbinding te Rotterdam werd aangenomen na goedkeuring, met 33 tegen 24 stemmen, van een amendement van den heer Takdat door de regeering bestreden werd, strekkende om de Rijnspoor wegmaatschappij de gelegenheid te ontnemen om een rangeerstation op te richten. De heer Fransen van de Putte werd als li d der kamer beëedigd en toegelaten. Algemeen Overzicht. De vrees is niet ongegronddat de Franschenals de werkzaamheden der nationale vergadering worden hervat, zullen toonen onverbeterlijk te zijn. De ver houding van de partijen en hunne uitlatingen zijn van dien aarddat er niet veel uitzicht bestaat op eensge zindheid, zoodat van verschillende zijden eene crisis wordt voorspelddie ernstige gevolgen na zich zou kunnen slepen. De partij welke op dit oogenblik nog het meeste gewicht in de schaal legt en van wier beslissing dan ook het meest zal afhangen, is thans aan het bewind. Zij bestaat uit de Septennalistendie het zevenjarig gouvernement van Mac-Mahon in het leven hebben 'geroepen, en het voorloopig bewind willen handhaven. Maar die partij is gebleken onmachtig te zijn, daar zij over geen voldoende meerderheid heeft kunnen beschik ken om het gezag van Mac-Mahon te constitueeren toen zij beproefde haar politiek stelsel in al zijn conse quenties toe te passen bleek zij daartoe niet in staat te zijn. Tijd winnen was hierop haar leus Toen zij gevoelde, dat haar de kracht ontbrak, om tot stand te brengen wat zij wildezocht zij kracht in een uitstel van vier maanden en bewerktedat de behan deling van alle constitutioneele voorstellen tot na het reces zou worden opgeschort. Den tijd der schorsing moest zij zich ten nutte maken om de verloren meer derheid zoo mogelijk te herwinnen. Waar nu hulp en steun te zoeken? Bij de legitimisten? Maar het bleek weldra dat daar geen heil te vinden was. Uit den toon van de leiders en de dagbladen der aanhangers van het droit divin was het duidelijk genoeg op te ma ken dat zij niet wilden medewerken tot een zeven jarig uitstel voor de monarchie, waarin zij alleen voor Frankrijk heil zagen. Bij hen konden de septen nalisten geen de minste ondersteuning vinden. Beter ging dit bij de Bouapartistendie weldra aan het gouvernement te kennen gaven op welke voorwaar den zij dit wilden steunen, en dezelfde septennalisten, die eerst te vuur en te zwaard het Bonapartisme had den bestredendie het heftigst tegen het gevallen keizerrijk waren uitgevaren, namen thans de hun toe gestoken hand aan en steunden de candidatuur van hen, wier eenig doel is om over zes jaren Napoleon IV op een troon van Frankrijk te roepen. Slechts éone zaak heeft gemaakt, dat het verbond tussehea septennalisten en Bonapartisten niet hecht kan wezen en geen levenskracht bezit: n. 1. het voornemen om een tweede kamer of senaat in het leven te roepen. Hierin zagen de septennalisten het middel om ingeval Mac-Mahon mocht overlijden of na het verloop van het septennaat, door een congres van de beide kamers, de macht in handen te houden en over den definitieven regeeringsvorm te beslissenwaarbij dan natuurlijk het keizerrijk geen kans zou hebben weder in het le ven te worden geroepen. Dat hebben de Bonapartis ten zeer goed begrepen, die wel willen toestemmen in eene tusschen-regeeringmaar slechts onder voorwaarde, dat na verloop van den daarvoor bepaalden tijd een beroep op het volk zal worden gedaan. Hun pro gramma is: een zuiver persoonlijk septennaat en daarna: het plébiscit; ziedaar hun laatste woord. De toestand der septennalisten is dus wanhopig en hun eenige kans op redding is toenadering tot het link er centrum. Daartoe zijn dan ook reeds pogin gen aangewenddie echter geen gunstig resultaat hebben opgeleverd en ook nog niet veel kans tot sla gen geven. Nog altijd voeren de septennalisten een hoogen toon, en meenen zij een belangrijke concessie te doen door het onpersoonlijk septennaat aan te nemen, doch van de definitieve vestiging der republiek of van ontbinding der kamer willen zij niets weten. Zij track-; ten daarom het linkercentrum bang te maken voor algemeene verkiezingenmaar vergetendat de repu blikeinen daarvan alles goeds voor zich te wachten hebben en dus gee n den minsten lust gevoelen om met de enkele concessie van het onpersoonlijk septennaat genoegen te nemen. De zuiver republikeinsche organen houden dan ook stellig vast aan het beginsel van het voorstel-Casimir Périer en vragen de republiek of de ontbinding der kamer. Willen de septennalisten over gaan tot aanneming van genoemd voorstel en de repu bliek definitief vestigenmet Mac-Mahon voor den tijd van nog zes jaren, dan is het mogelijk, dat zonder ontbinding der kamer eene beslissing wordt verkregen, en dan moeten onmiddelijk de constitutioneele wetten worden vastgesteld ter regeling van het gezag. Natuurlijk, dat men zich afvraagt hoe de president van het uitvoerend bewind zelf over dit alles denkt. De maarschalk is echter niet gewoon zich over zijne denkwijze of plannen uit fe laten en ook thans is niets met zekerheid bekend. Alléén is een gerucht in omloop, dat hij zou hebben gezegd, zijn ontslag te willen ne men ingeval het voorstel van den heer Casimir Pèrier opnieuw mocht worden voorgesteld en aangenomen. Is dit gerucht waardan zou van de zijde van den maarschalk een groote hinderpaal worden opgeworpen om tot eene beslissing te geraken. Algemeen wordt met zekerheid aangenomendat de maarschalk een boodschap, sommigen spreken zelfs van twee boodschappen, tot de nationale vergadering zal richtenwaarin hij zou aandringen op een spoedige regeling van zijne bevoegdheden. Dit wordt echter door de Times bepaald tegengesproken, die wel ver zekert dat een boodschap zal inkomendoch daarin zou over geen politieke onderwerpen maar alleen over maatregelen van administratief belang sprake zijn, om dat het tegenwoordige ministerie slechts is opgetreden als calinel d' affaires. Hoewel dit een groote teleurstel ling zou opleveren is het echter niet onmogelijk, daar men van de Fransche regeering wel gewoon isdat zij naar gelang der omstandighedenop vroegere plannen of voornemens terugkomt, teneinde zich van verant woordelijkheid te onslaan. Hoe dit zij men verwacht weldat de quaes tie der constitutioneele wetten in geen geval vóór Januari zal worden behandeld. De hoop op een spoedige beslissing in de zaak van den heer von Arnim is weder verijdeld, daar een tele gram uit Berlijn meldt, dat zij niet vóór 9 December bij de rechtbank te Berlijn in behandeling zal komen en alsdan verscheidene zittingen in beslag zal nemen. Het wetsontwerp op het bankwezen in Duitschland heeft in den Duitschen rijksdag aanleiding gegeven tot belangrijke discussiën die nog niet zijn afgeloopen. Verscheidene afgevaardigden willen de aanneming van dit wetsontwerp afhankelijk maken van de gelijktijdige invoering van een Duitsche rijks-bank. De Pruisische minister van financiën Camphausenhoewel in beginsel niet tegen een zoodanige instelling, acht die niet nood zakelijk, daar de Pruisische bank voldoende in de be hoefte aan een centrale bank kan voldoenevenwel zal Pruisen niet tegen een rijksbank wezen, doch de minis ter verdedigt het beginsel om eerst het aanhangige wetsontwerp aan te nemen. De uitslag der verkiezingen in Italië op 8 en 15 November gehouden is nog niet volledig bekend; uit 42 districten weet men den afloop nog nietdoch zeker is, dat de regeeringspartij groote overwinningen heeft behaald, daar reeds 271 afgevaardigden van de rech ter- en slechts 195 van de linkerzijde zijn verkozen. In de Belgische kamer is gisteren een aanvang gemaakt met de beraadslagingen over het wetsontwerp tot her ziening van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Het debat liep gisteren over de bevoegdheden der kantonrechters en werd niet ten einde gebracht.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 3