te worden aangebodeneen nieuw wetsontwerp tot regoling van het toezicht bij het oprichten van inrichtingen, die gevaar, schaden of hinder kunnen veroorzakenwaarbij op do behoefte aan openbare Blachthuizen zal worden gelet. Ook de heer van Tienhoven heeft de benoeming tot wethouder te Amsterdam ditmaal aangenomen. föcnoemlngen en beslatten. middelbaar onderwijs. Eervol ontslag verleend aan dr. M. van Hall, als leeraar aan 's rijks hoogere burgerschool te Middelburg,en in zijne plaats tot leeraar aan die inrichting benoemd H. L. Gerth van Wijk, thans tijdelijk leeraar. Oranje als gast der familie Bentinck zouden worden bijgewoond. Morgen heeft, mede in tegenwoordigheid van Z. K. H.de lange jacht plaats op de G-inkel. De heer J. H. Krelagete Haarlemis dezer da gen met het oog op zijne verrichtingen op het gebied van tuinbouw en plantkundebenoemd tot „eerelid en meester" van het Freie Deutsche Ilochstift te Frank fort aan de Main. Tli ermomet erstan d. 12 Nov. 's av. 11 u. 40 gr. 13 Worg. 7 u. 42gr.'smidd. lu.44gr.'sav.6 n.42 gr. Sta te ii- gene ra al. tweede kamer. pen werd de toestand ongunstiger veorgesteld dan hij werkelijk is. In plaats van 1000 a 1200 of 1500 man, waren dit jaar reeds 1700 man uitgezonden en de wer ving gaat zeer gunstig. Het bestaan van een oorlogs toestand ontkende de minister nietmaar de opperbe velhebber kon versterkingen aanvragen. In het proces van den heer Nierstrasz tegen de eer ste expeditie kan de regeering niet als partij optreden; juist in het belang der discipline moet de minister aarze len van zijn plaats over slachtoffers en over verschillende gebeurtenissen een oordeel uit te spreken. Voor zoo ver (le minister echter weet, heeft kolonel van Daalen na de expeditie zijn ontslag genomenomdat hij niet benoemd is tot generaal. Dat hij in zóóver het slachtoffer is gewordendat het groote publiek op hem de ver antwoordelijkheid heeft gelegd voor den slechten afloop van de eerste expeditie, daar kan de regeering niets aan doen. Dat is de gewone loop van zaken. Als 't goed gaat worden de leiders hoog verheven loopt het tegendan lieeft het omgekeerde plaats. De heeren Nierstrasz, ltutgers en de minister repli ceerden nog kortelqk. De eerste meendedat deminis- ter zijn plicht verzaakte, wanneer hij omtrent han delingen als die plaats hebben gegrepeneen zekere neutraliteit bewaarde. De minister antwoordde dat hij zijn plicht zal weten te doen. Hij is opgetreden onder voorwaarden dat hij de zaken nemen zou zooals zij zijn en dat geen retrospectieve beschouwingen gemaakt of gedane zaken opgerakeld zouden worden. De re geering acht zich niet verplicht aan het verzoek van den heer Nierstrasz of van welken afgevaardigde ook, te voldoen, om in die feiten terug te treden, en de minister is het bovendien eens met den heer Cremers, dat het nog geen tijd is om over de eerste of tweede expeditie een oordeel te vellen. Als het echter noodza kelijk is, zal de minister' de kamer toonen dat hij recht vaardig is. Bij art. 105 kwam de heer Nierstrasz nogmaals in het breede terug op de eischen van den z. i. ongeluk- kigen krijgstoestand in Atchin en drong ten sterkste aan op krachtige aanvulling der troepenmacht dewijl onze beste krachten thans worden uitgeput. De minis ter antwoorddedat hij den toestand niet te optimistisch inzag. Maar wat moest hij doen? De regeering vond de Nederlandsche vlag te Atchin en zal die met alle kracht handhaven. Daartoe zijn de middelen wél voor handen. Officieren en soldaten keeren ook derwaarts terug, want hij onze natie bestaat nog eenig hart voor de Nederlandsche vlag en gevoel van opoffering voor het vaderland. Zoolang dat zoo iszullen de sup pletietroepen niet ontbreken. De heer Nierstrasz was dit volkomen met den minis ter eens, maar vond daardoor nog niet bewezen, dat alles zóo was, dat wij met de voorhanden krijgsmacht de toekomst gerust kunnen tegemoet gaan, juist om te handhaven wat wij in Atchin hebben en dat wij moe ten behouden. Bij de afdeeling marine voerden de heeren Fabius en Stieltjes en de minister het woord. De heer Stielt jes wees o. a. op het ontoereikende van onze zeemacht. De heer Fabius verheugde zich in de middelen die tot hare verbetering worden aangevraagd en bracht hulde aan de flinke, uitmuntende en volhardende wijze waarop zij zich van hare taak gekweten heeft. Ook te dien opzichte verklaarde de ministerdat de gebeur tenissen der laatste tijden hem wel hadden geleerd over de rooskleurige voorstellingen uit Indië niet te licht te denken. Ook de minister van marine gaf nog eenige inlichtingen. Hoofdstuk II der uitgaven werd daarop op een eind cijfer van 98,780,118 aangenomen met 64 stemmen tegen 2, die van de heeren van Eek en Nierstrasz. Bij hoofstuk I der uitgaven werd tusschen de heeren 's Jacob, Blussé cn den minister een kort woord gewis seld over de remises naar Indië en over de adviezen aldaar omtrent de mnntquaestie. Ten opzichte dezer laatste verklaarde de minister dat men in Indië die zaakals niet aan de ordeniet opzettelijk had onder zocht, waarover de heer 's Jacob zijn verbazing te kennen gal'. Op voorstel van den heer Schimmelpenuinck van der Oije, werd met 53 tegen 14 stemmen geschrapt de op de oorspronkelijke begrooting gebrachte subsidiepost van f 2400, tot ondersteuning der Nederlandsche uitgaaf van de Fastes militaires van kolonel Gerlach. Bij de afdeeling oorlog van dat hoofdstuk werden de discussiön geschorst. Zitting van Vrijdag 13 November. {Per telegraaf?) Bij de beraadslagingen over den post betreffende de Indische brigade toonde de minister van koloniën zich wel voor de handhaving van het beginsel, maar tegen dc voorloopige uitvoering. Door den heer de Itoo van Alderwereldt was nl. een amendement ingediend, om op de Idische begrooting den post van f 300.000 voor de oprichting der Indische brigade te herstellen. Dit amendement is echter vervallen, tengevolge der aanneming van een sub-amendement van den heer Nier strasz, strekkende om dien post voor memorie uit te trekken, De hoofdstukken Uitgaven en Middelen der Indische begrooting zijn aangenomen. Daar het kanaal van Walcheren te rekenen van 1 Mei 1875 onder beheer van den waterstaat komt, is op de begrooting van binnenlandsche zaken nader uit getrokken een som van f 11,334 tot belooning van het personeel tot bediening der sluizen en bruggen. Tot voorziening in het onderhoud der werken is voorts een nieuw bedrag van f 88,000 uitgetrokken. Een som van f 3000 is bestemd voor het onderhoud van de buiten haven, havendammen enz. te Vlissingen en f 5000 voor baggeren in de buitenhaven; verder f 44,000 om de Onderwijs. Uit 's Hertogenbosch en omstreken is een adres aan den minister van binnenlandsche zaken gericht om aan te dringen op verbetering der onderwijzers-trakte menten door wijziging van de artt. 19 en 20 der onderwijswet. Dr. W. A. Enschedé hoogleeraar in de wis- en natuurkundige faculteit aan de hoogeschool te Gronin gen, is voornemens met het einde ven den tegenwoor- digen cursus, zijn emeritaat aan te vragen. {Handelsbl.) Kerknieuws. Ter vervulling der vacature, ontstaan door het ver trek van den heer J. Romeny is te Leeuwarden het volgend twaalftal van predikanten samengesteld: de heeren P. Doedes, te Zutfen; dr. G. J. van der Flier, te DelftE. W. Heineckente RenswoudeE. A. G. van Hoogenhuyzete Steenwijk; C. J. G. van Hoog straten, te Almelo; E. F. Kruyff, te Velp; van Marken te HummeloJ. P. Nonhebei te Middelburg H. Pierson, te 's Bosch; dr. J. Riemens, te Driebergen; M. Sjoerste Oppenhuizeen C. de Wilde te Schiedam. Beroepen tot predikant bij de Nederduitsche hervormde gemeente te Vlissingen, de heer C. F. Gro- nemeijer, predikant te Apeldoorn. Marine en leger. De luitenant ter zee le klasse K. "W. E. von Leschen behoorende tot de rol van Zf. M'. wachtschip te Wil lemsoord, wordt met den 20en dezer op non-activiteit gesteld. Naar de Provinciale Groninger courant verneemt is door den minister van oorlog bevolendat niet alleen bij de infanterie, maar ook bij de andere wapens aan de officieren gedurende het winter-seizoen een cursus in de verbandleerhygiène enz. zal worden gegeven, opdat zij in staat worden gesteld, bij afwezigheid van officieren van gezondheid zich voorloopig zelf te kun nen helpen bij verwondingen met gevaardreigend bloed verlies als anderszins. Door den minister van oorlog is voorts, op daartoe strekkend voorstel van den inspec teur van den geneeskundigen dienst der landmacht, last gegevendat telkens gedurende een of twee maan den éen of meer jonge officieren van gezondheid aan het rijks hospitaal te Utrecht zullen worden gedetacheerd, met het doel om onder leiding van dr. Fles de prak tische oogheelkunde te leeren, vooral wat betreft het onderzoek der oogen, in verband met de bepalingen vervat in het keurings-reglement. Rechtzaken. Naar wij vernemen is gisteren ter terechtzitting der arrondissements-rechtbarLk alhier een getuige in eene strafzaak uit Aardenburg, op requisitoir van het openbaar ministeriein hechtenis genomen als verdacht van het afleggen van valsch getuigenis. Ciemengde berichten. De prachtige zilveren lamp, die namens de Geuzen- vereeniging Z. M. den koning geschonken is en die op verschillende plaatsen ter bezichting is gesteldis deze week Z. M. den koning toegezonden. Het 100e geboortefeest van een inwoner van Liempde (Noord-Brabant) is Zaterdag luisterlijk gevierd. Duizenden menschen waren uit verschillende plaatsen in den omtrek samengekomen. Als een bijzonderheid wordt hierbij gemeld, dat de jubilaris op dien dag nog tarwe heeft gezaaid. Tc Doetinchem heeft men het voornemen opgevat eene fabriek op te richten van kunstlcoffie. Een bosch levert de grondstof. Een geheel bosch is daarvoor bestemd. Te Hilversum is een coöperatieve vleeschhouwerij reeds tot stand gebracht, en eenige dagen geleden voor de deelneming opengesteld. Zij telt een groot aantal deelnemers. Gisteren en heden zouden op Middachten groote drijfjachten worden gehouden, die door den prins van Zitting van Donderdag 12 November. {Nader verslag.) Ingekomen1' de geloofsbrieven van de heeren Fran sen van dc Putte; 2° het wetsontwerp tot vaststelling der begrooting voor Surinamedienst 1875. De beraadslagingen over het IIe hoofdstuk der Indi sche begrooting werden hervat bij de afdeeling oorlog. De heer Nierstrasz besprak den toestand van het krijgswezen in Indië, in 't licht beschouwd der gebeur tenissen die achter ons liggenen in de eerste plaats de behoefte aan traktementsverhooging der officieren. De lang bestaande grieven omtrent de rangsverhooging moeten eveneens worden weggenomen. Dat is een quaestie van eer en van levensbehoud. Meer bijzonder stond hij stil bij een dier maatregelen, die z. i. inden laatsten tijd zooveel kwaad bloed hebben gezetnl. de bekende enquête over de eerste expeditiedie hij een inquisitie noemt, omdat de eerste eischen van het mi litarisme daarbij zijn miskend geworden. Op eenige punten vestigde hij meer speciaal de aandacht en van de regeering verlangde hij herstel van de eer van kolo nel van Daalendie het ongelukkig slachtoffer is ge worden wiens militaire reputatie gebrokenwiens toe komst verwoest isdie ook blijkens het getuigenis van generaal Knoop nogtans ten volle gerechtvaardigd is geworden. Als een bewijs te meer dat van Daalen het slachtoffer is geworden, om de feilen van anderen te dekkenhaalde spreker het volgende feit aan. Alle marine-autoriteiten schenen den terugkeer der eerste expeditie noodig te hebben geacht. Alleen bij den overste Binkes had dat plan groote ontevredenheid en bezorgdheid gewekt. De gouvernements-commissaris toonde hem een telegram, dat hij wilde verzenden en dat den overste geruststeldein de gedachtedat gene raal Verspyck met versterking zou komen en dat er van ontruiming van het strand geen sprake zou zijn. Datte legram was echter bij de enquête-commissie niet voorhan en dus is het ook niet verzonden. Terwijl van Daalen alzoo het slachtoffer is geworden, werd de gouverne ments-commissaris eervol en met groot pensioen ontsla gen. Spreker meendedat dit niet met goedvinden van den gouverneur-generaal geschied isdat deze had geadviseerd met den gouvernements-commissaris te han delen als met kolonel van Daalen, maar dat de regee ring hier zich daartegen zou hebben verzet met over weging van de vroegere diensten van den gouvernements- commissaris. Daarom wenschte hij van den minister de motieven voor dat besluit te kennen. De heer Storm van 's Gravesandeop een paar punten omtrent dc inrichting van het Indisch leger met den vorigen spreker verschillendewas 't met hem eens over de onregelmatigheid van de gehouden enquête en dat kolonel van Daalen als slachtoffer is gevallen. Onder moeielijke en exceptioneele omstandigheden werkzaam geweesthad men thans zijn carrière gebroken en be hoorde de regeering zijn lot dus in nadere overweging te nemen. De heer Fabius, zich geheel kunnende vereenigen met de krachtige en welsprekende rede van den heer Nierstrasz, dankte dezen en den heer Storm voor de flinke en loyale wijze waarop zij partij hebben getrok ken voor kolonel van Daalendie het slachtoffer is gewordon. De heer Cremers trachtte met eenige feiten aan te toonen, dat het vermoeden bestaat dat de mislukking der eerste expeditie ook wel te wijten is aan fouten van de militaire leiders. Hij constateerde ookdat niet alleen de overste Binkes, maar ook de meeste zeeofficieren en koopvaardijkapiteins en de controleur Kraijenhoff verklaard hebbendat de westmousson de gemeenschap met de zee niet lang kan verbreken en dat derhalve de terugkeer der eerste expeditie niet noodig was geweest. Een en ander bewijst dat men nog geen definitief oordeel kan uitbrengen over den loop van zaken bij de eerste expeditie. De heer Rutgers van Rozenburg zag met bekomme ring hoe deze begrooting weder tot de vrees aanleiding geeftdat men weder den ouden weg van zorgeloos heid opgaat in Indië. De begrooting onderstelt een staat van vrede, maar werkelijk is er een toestand van oorlog. Er moest voor een talrijker krijgsmacht in Indië gezorgd worden om de verliezen te kunnen dek ken en op eventualiteitenook buiten Atchingewa pend te zijn. Ernstig drong hij ook aan op vermeer dering der traktementen van officieren. Hij wilde dat men ook met de daad van zijne dankbaarheid jegens het leger doe blijken. De minister van koloniën verzekerde van zijne ern stige belangstelling en zorg voor de lotsverbetering van de krijgsmacht in Indië. Zoodra hem een onderzoek, waartoe de tijd tot dusver ontbrakde noodzakelijk heid daartoe zou hebben bewezenzou hij de noodige voorstellen doen. Maar men behoort zich te wachten voor overdrijving en ook omtrent de sterkte onzer troe

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 2