Bijvoegsel van do Middelbnrgsche conrant van Dinsdag 10 November 1874.
waarvoor voortdurend aanzienlijke sommen worden
vereischt
dat ofschoon alle holde wordt gedaan aan de econo
misch politieke redeneering der minderheid, dat na
melijk de bijdragen voor de verbetering der wegen
zoo zoer hebben toegebracht aan de bevordering der
algemeene welvaart, men nochtans meent geenszins,
te mogen voorbijzien dat in alle zaken en zoo ook in
het sluiten van geldleeningen ten laste der provincie,
een zekere grens niet mag overschreden wordenen
zulks te minder waar het cijier van geslotene leenin
gen voor de verbetering van wegen in waarheid toch
wel gezegd mag worden te getuigen van de belang
stelling der statenvergadering van dit gewest in he-
bevorderen van dat ook door die meerderheden geenst
zins gering geschat belang.
In een der afdeelingen is nog de door sommigen
gekoesterde verwachting uitgesproken welke evenwel
niet algemeen gedeeld wordt, dat men zich bij de
aanvragen om voorschot tot het strekt noodzakelijke
zou beperken, en zulks te meer nu reeds aanvragen
blijkens het voorstel voorkomen tot verkrijging van
voorschot ter vervanging van grint door keiwegen
wegen, waarvoor vroeger reeds voorschot is genoten.
Hierbij wordt voorts gewezen op den achteruitgang
en onvoldoenden toestand van sommige dier wegen,
welke ten deele moeten toegeschreven worden aan
verwaarloozing en minder voldoend toezicht op het
onderhoud der grintwegen.
Aan die meening knoopt zich als van zelve vast
het denkbeeld in een andere afdeeling besproken, dat
vrij algemeen gedeeid wordt, dat, zoo niet overal, dan
toch op menige plaats de ervaring thans geleerd heeft
dat de staten, ofschoon met de meest mogelijk goede
trouw, door bezuiniging gedreven, op het stuk van
verbetering der wegen een weg hebben ingeslagen
die bij de uitkomst meer en meer blijken zal tot te
leurstelling te moeten leiden. Immers op menige
plaats zijn grintwegen aangelegd waar gebleken
is, of later blijken zal, de keibestrating, met het
oog op den aard van den grond en andere locale toe
standen, veel meer geëigend en in ieder geval zeker
veel duurzamer zou zijn geweest-
In de laatstvoorgaande afdeeling verklaart de meer
derheid zich niet ongezind de taak ten aanzien van
de verbetering der wegen weder ter hand te nemen
en te overwegen op welke voorwaarden andermaal
tot dat doel bij vernieuwing zou kunnen worden mede
gewerkt, hetgeen meu evenwel in verband zou willen
brengen met mogelijk later veroudende omstandigheden
door welke de bijdragen voor de calamiteuze polders
mochten verminderen.
Eenige leden dier afdeeling brengen eindelijk nog
als hunne zienswijze in het midden, dat er mogelijk
heid bestaat om de inkomsten der provincie te verbete
ren en wel in die mate dat die verbetering voldoende
zou wezen om de lasten te bestrijden, verknocht aan
de thans nog aauhangige aanvragen.
Omtrent het hiervoren bedoeld beginsel, namelijk
van het al of niet stuiten eener nieuwe geldleening,
wordt, in eene afdeeling door eenige leden, in eene
andere afdeeling door de minderheid als hun of haar
gevoelen het navolgende uitgesproken. Die eenige
leden verklaren zich geneigd om tot een nieuwe geld
leening over te gaan, daar blijkens het voorstel ook
gedeputeerde staten erkennen dat met de offers die
vanwege de provincie reeds gebracht zijn en gedu
rende eene reeks vau jaren zullen gebracht worden,
in alle oorden van het gewest de verbetering van
wegen zeer bevorderd is of zal worden, en dat, bij
aldien men nu ophield met gelden als renteloos voor
schot toe te staaneene zoo nuttige zaak onfgedaan
zou blijven, en men telkens in het netwerk der wegen
lacunes zou vinden, uithoofde de grint- en keiwegen
niet aansluiten.
De minderheid in de andere afdeeling verklaart zich
met het beginsel om niet tot eene nieuwe leening
over te gaan, niet te kunnen vereenigen, dewijl zij
vreest dat daardoor, zooal niet voor altijd, dan toch
zeker voor een zeer onbestemden tijd de deur zou
gesloten worden om voort te gaan op een weg dien
de staten indertijd zijn ingeslagen en welks bewande
ling naar haar oordeel zoo zeer beeft bijgedragen tot
bevordering van de algemeene welvaart.
In laatstgenoemde geest spreken zich ook uit de
zoo even bedoelde eenige ledenwaar zij er op wijzen
dat tegenover de lasten die op de provincie gelegd
worden ook baten, zij bet al onzichtbare en indirecte,
overstaan; baten die, zoo zij in cijfers konden gebracht
worden, ruimschoots tegen de lasten zouden opwegen.
Diezelfde leden uiten ook den wensch dat voldaan
moge worden niet alleen aan de nu aangevraagde
voorschotten, maar ook aan zoodanige latere aanvra
gen waarbij van dringende behoeften zou blijken.
Alsnu gaan de afdeelingen over tot de bespreking
van de voorgestelde te verleenen voorschotten zelve
over, namelijk om de gemeenten Burgh en Haamstede
ad f 4260 en aan de gemeente Grauw ad 3859.
In eene afdeeling verklaart zich de meerderheid,
in een andere de minderheid ten gunste van het
voorstel van gedeputeerden staten.
In de laatste dier genoemde afdeeling verklaart zich
de meerderheid in een tegenovergestelden zin. Deze
toch is van meening dat de gemeente Grauw door de
voorgedragen som van f 3859 tegenover de door haar
aangevraagde som van f 8000 niet zou zijn gebaat.
Met het oog op den localen toestand van den grond,
zijnde zware kleigrond, zou eene bestrating met
keien noodzakelijk zijn en de eenig afdoende wijze,
om in de behoefte eener communicatie te voorzien,
die van zooveel gewicht is, door dat eind wegs
ad ruim 1100 meter de band is die bet onderling
verkeer met de overigen kunstwegen te zamen ver
bindt.
Een der leden in een andere afdeeling geeft als
zijn gevoelen te kennen, dat het meer wenschelijk is
in de eerste plaats der gemeente Grauw de gevraagde
subsidie te verleenen, zoowel wegens den slechten
toestand van dat gedeelte weg alsook omdat die weg
de verbinding is welke bestaat tusschen den grintweg
naar de Paal met dien in den Kruispolder (gemeente
Hontenisse), terwijl bovendien de gemeente Grauw
zich boven het gevraagd voorschot nog meer gelde
lijke offers voor dien weg getroost.
Tegenover dat gevoelen wordt in die zelfde afdeeling
in het midden gebracht dat de weg waarvoor door de
gemeenten Haamstede en Burgh bijdragen worden
aangevraagd, de verbinding is niet de haven van
Burghsluis en mitsdien zeer bevorderlijk is die der af
voer van producten, terwijl ook de gemeente Haam
stede harerzijds evenzeer veel belangstelling en mede
werking betoont, waar zij de helft der kosten op zich
neemt, niettegenstaande de leDgte van haar territoir
minder bedraagt.
In dezelfde afdeeling wordt eindelijk nog een denk
beeld geopperd, om namelijk de nog beschikbare
gelden evenredig tusschen de aanvragen van de ge
meente Haamstede, Burgh en Grauw te verdeelen,
met welk denkbeeld de helft van de leden dier afdee
ling zich verklaart te vereenigen.
De wederhelft sluit zich evenwel bij het voorstel
van gedeputeerde staten aan.
De voorzitter deelt mede, dat met betrekking
tot den weg van Philippine een brief van den miuis-
3