BUITENLAND. Algemeen Overzicht. Jitjjesonden atulita. als verantwoordelijk orgaan van het hoofd van den staat optreden. Er waren ledendie ten aanzien der plannen betref fende de Zuiderzee zich zeer huiverig toonden om de rij der groote openbare werken nog te vermeerderen met een van zulk een onafzienbaren omvang als de droog making van een deel der Zuiderzee zou zijn. Het gebeurde te Strijp met opzicht tot de weigering van het begraven van een kind op de bij de Roomsch- Katholieke kerk aldaar gelegen begraafplaatsgaf in al de afdeelingen tot een uitvoerige gedachtenwisseling aanleiding. Verschillend werd daarover geoordeeld; doch de overgroote meerderheid eindigde met de verkla ring dat zij geen bepaald oordeel over de handelwijze der regeering in deze zaak kon of wilde vellenzoo lang zij niet omtrent al de daartoe betrekkelijke bij zonderheden meer bepaald was ingelicht. In een der afdeelingen vroeg men wat er zij van het gebeurde te Druten en uit we lkoogpunt de regeering het besluit van den gemeenteraad van Roermond be schouwt, waarbij aan een onderwijzer het schrijven, althans in dagbladen, verboden wordt. Vrij algemeen werd leedwezen uitgedrukt dat deze begrooting geenerlei blijk oplevert van eene nieuwe poging om het lot der ambtenaren op de provinciale griffiën te verbeteren. Men wenschte dat de lotsverbe tering dier ambtenaren eenigermate gelijken tred hield met die, door de regeering voor de ambtenaren bij de ministerieele departementen voorgesteld. Van meer dan een zijde werd gevraagd naar een wet tot wijziging der militiewet. Sommigen wilden daarin de vrijstelling der zeevarenden hersteld zien. Ook op de indiening van een nieuwe wet op de schutterijen werd aangedrongen. Er werd gevraagd wat er zij van het requireeren van schutterijen voor het deelne men aan processiën. Indien zoo iets ergens plaats heeft gevondendan ligt het op den weg der regeering om door een strenge aanschrijving dergelijke met onze grondwettige beginselen niet overeen te brengen han delingen in 't vervolg voor te komen. Wordt vervolgd Met groote belangstelling wordt algemeen kennis ge- 1 nomen van de briefwisseling tusschen den heer von Bülow, secretaris van staat bij het departement van buitenlandsche zaken te Berlijn, en graaf Arnim, over de uitlevering der vermiste documenten. Deze corres pondentie, die aan de gerechtelijke vervolging is voor afgegaan en door Daily News is openbaar gemaakt, bevat slechts 4 brieven. De eerste, van den heer von Bülow, gedagteekendBerlijn 6 Juli 1874, bevat eene mededeeling, dat behalve de 14 documenten die het ministerie van buitenlandsche zaken door tusschenkomst van graaf von Arnim Schlagenthim had terug ontvan gen, in het archief van het gezantschap te Parijs nog een aantal stukken werd gemist, waarvan de heer von Bülow een lijst aan graaf Arnim deed toekomen. Deze werd als de voor die documenten verantwoordelij ke persoon beschouwd, en de heer von Bülow vroeg hem „officieel" te willen mededeelen wat hij omtrent het verdwijnen van die stukken wist. In zyn antwoord van 21 Juli 1874 ontwikkelde de heer von Arnim zijne opinie, dat hij in geen de minste betrekking meer stond tot het departement van buiten landsche zaken, en wel op grond van verschillende wetsartikelendie hij aanvoerde. De minister van buitenlandsche zaken kon hem dus niet officieel om opheldering vragen, en hij was ook niet bevoegd om die officieel te geven, maar hij was bereid den brief van den heer von Bülow particulier te beantwoorden. Over de quaestie van de betrekking van den heer von Arnim tot het departement van buitenlandsche zaken werden de heeren het ook in volgende brieven niet eens. De heer von Arnim deelde echter uitvoerig alles mede wat hij al of niet omtrent de bedoelde documenten wist. Sommige waren hem geheel onbekend, andere tijdens zijne afwezigheid te Parijs]ontvangenterwijl hij van nog andere stukken ondersteldedat zij in het bezit waren van daarbij belanghebbende ambtenaren der ambassade te Parijs. Een drietal documenten die bij vergissing onder zijn particuliere papieren waren gekomen zond hij gelijktijdig terug en 17 erkende hij opzettelijk te hebben terug gehouden. Deze beschouwde hij als particuliere hem toebehoorende papieren, die hij gedeeltelijk noodig had om een civielrechterlijke actie in te stellen, en gedeeltelijk hun ontstaan te danken hadden aan zijn conflict met den rijkskanselier. Mocht het departement van buitenlandsche zaken over het karakter van die stukken met hem in gevoelen ver schillen, dan zou over ieder stuk in het bijzondereen rechterlijke uitspraak moeten worden uitgelokt. Wat hem betrof zou hij wel een civiele actie willen instellen om de erkenning van zijne aanspraken te verkrijgen, doch hij wilde niet het initiatief nemen tot een hande ling die nadeelig voor den dienst zou kunnen wezen. In zijn uitvoerig antwoord van den heer van Bülow van 5 Augustus 1874 bedreigde deze graaf Arnim reeds met een strafrechterlijke vervolging op grond van do artikelen 138 en 246 van het wetboek van strafrecht, en bestreed hij de meening van den voormaiigen ge zant dat de burgerlijke rechter uitspraak zou moeten doen over het karakter der documenten die hij achter hield. Von Arnim was er volstrekt niet over tevreden dat de heer von Bülow zijn brief als officieel had be schouwd, natuurlijk ten gevolge van het verschil in opinie tusschen de beide diplomaten over de betrekking waarin vou Arnim tot het departement van buiten landsche zaken stond, doch deze verklaarde tevens dat hij geen de minste vrees koesterde voor een disciplinaire enquête en zelfs niet voor een crimineele vervolging. Die vervolging werd ingesteld, en het zal weldra blij ken wie gelijk heeft, want waarschijnlijk zaldaar het voorloopig onderzoek is afgeloopen, de zaak spoedig naar de openbare terechtzitting worden verwezen. Morgen moet in Pas de Calais de herstemming plaats hebben tusschen de heeren Brasme, republikein, en Délisse, Bonapartist, voor het lidmaatschap der Fran- sche nationale vergadering. In de laatste 14 dagen zijn de kansen voor eerstgenoemden candidaat aanmerkelijk verbeterd, daar de legitimistische candidaat Jonglez, die 17,600 stemmen verkreeg, zijn partijgenooten heeft aangeraden om alle gemeenschap ineq de Bonapartisten te weigeren. Het grootste gedeelte der legitimisten zal zich dus waarschijnlijk van de stemming onthouden, doch de republikeinen rekenen er wel op, dat velen voor den heer Brasme zullen stemmen, daar de legiti misten steeds het keizerrijk hebben bestreden. De ongelukkige financieele toestand van Spanje en het gemis aan de noodige energie bij de regeering zijn weder oorzaak, dat het noorderleger werkeloos blijft. Toch is het noodig dat spoedig nog een krachtige aan val op de Carlisten wordt gedaan, omdat wanneer de winter invalt, het onmogelijk is groote manoeuvres uit te voerenzoodat dan de opstandelingen weder ruim schoots tijd en gelegenheid krijgen om zich te verster ken en te herstellen. Generaal Lacerna, opperbevel hebber van het noorderleger, heeft, waarschijnlijk met het doel om weldra een beslissenden slag te slaan, reeds geruimen tijd aangedrongen op versterking van troepen. Hij hee.ft echter niet alleen geen nieuwe man schappen gekregen, maar ook geen geld om in de be hoeften te voorzien van hen die hij onder zijne bevelen heeft. Om deze reden moet hij hebben besloten zijn ontslag te nemen en hij is eergisteren, na eene con ferentie te hebben gehad met zijn vermoedelijken op volger generaal Morionesnaar Madrid vertrokken alwaar hij een ministerraad zou hebben bijgewoond. De Carlistische aan voeder Lozano die 5 burgerlijke ambtenaren van den spoorweg te Murcia heeft laten dooden en belangrijke sommen heeft ontvreemd staat thans in de hoofdstad te recht Hij werpt de verant woordelijkheid daarvoor geheel op don Alfonsus op wiens bevel hij verklaart te hebben gehandeld. In Madrid zelveworden bij de regeering krachtige pogin gen aangewend om Lozano van de galg te redden. Proces tegen Kullmann, Gisteren namiddag is reeds het proces tegen Kull mann, beschuldigd van poging tot moord met voorbe dachten rade op prins Bismarck, afgeloopen. In de voormiddag-zitting werd in de eerste plaats het getui genverhoor voortgezet, dat eergisteren was afgebroken, en vervolgens deelde de voorzitter de uitspraak mede van twee beroemde geneeskundigen op het gebied van zielsziekten, die den toestand der verstandelijke ver mogens van den beschuldigde hadden onderzocht. Vol gens hun advies was Kullmann toen hij den aanslag pleegde volkomen in het bezit van die vermogens, en is hij dus voor zijn daad verantwoordelijkdoch slechts in zekere mate. In zijn uitvoerig requisitoir verwierp de ambtenaar van het openbaar ministerie met verontwaardiging de verdenking dat von Bismarck zelf den aanslag zou hebben georganiseerd, en betoogde hij, dat voornamelijk deze beide vragen moesten worden gesteld: 1° Had Kull mann de bedoeling om von Bismarck te dooden en was zijn wapen met een kogel geladen? 2° Heeft hij zijn misdaad met voorbedachten rade gepleegd Beide vragen hoeft Kullmann zelf terstond bevestigend be antwoord. In zijne jeugd was hij niet fanatiek, maar hij is het eerst in 1873 geworden, nadat hij te Salz- wedel in de katholieke vereeniging was opgenomen en veel in aanraking kwam met geestelijken. De aanslag zeide de ambtenaar van het openbaar ministerie, was niets dan een daad van ruw geweld, ingegeven door wraakzucht en geslepen boosheid, die door geen enkele idealen trek werd gekenmerkt. Hij eischte daarom schuldigverklaring aan het ten laste gelegde feit. De verdediger, de heer Gerhard, begon zijn pleidooi met een terugblik op het conflict van den staat met de geestelijkheid en over den oorsprong van de Mei- wetten. Vóór dien tijd zeide hij had Kullmann zich weinig over den godsdienst bekommerddoch van dat oogenblilc af begon hij te Salzwedel in de kerke lijke aangelegenheden belang te stellen. Door de ge sprekken welke hij in de katholieke vereeniging aldaar hoorde ontwaakten bij hem die fanatieke en noodlottige gevoelens die aanleiding hebben gegeven tot de door hem gepleegde daad. Zijn verstandelijke vermogens verkeer den toen in ziekelijken toestand en hij was somber en neerslachtig. Op grond van een en ander concludeerde de verdediger tot vrijspraak. In zijn repliek besprak de ambtenaar van het open baar ministerie de taal der ultramontaansche pers, welke hij scherp afkeurde en hield vol, dat de aanslag wel degelijk als ernstig gemeend en niet als een comedie moest worden beschouwd. Hij drong er sterk op aan dat geen verzachtende omstandigheden in aanmerking zouden worden genomen. Nadat in de namiddagzitting de verdediger nogmaals kort had geantwoordvroeg de president aan Kullmann of deze ook nog iets tot zijne verdediging had aan te voeren. De beschuldigde gaf hierop een overzicht van zijn loopbaan en protesteerde ten stelligste tegen de bewering, dat zijn daad een gevolg zou zyn geweest van clericale invloeden of van de vereenigingen van werklieden. Vijf minuten voor vieren verliet de jury de zittings zaal en keerde reeds twaalf minuten later terug; haar uitspraak luidde: schuldig aan een aanslag tot moord op prins Bismarck. Het openbaar ministerie eischte het maximum der bij de wet bepaalde straf: 15 jaren dwangarbeid, en vervolgens 10 jaren onder politie-toezicht. De verde diger concludeerde tegen het toepassen der straf. De beschuldigde deed een beroep op het medelijden zijner rechters. Het hof veroordeelde Kuilman tot 15 jaren dwangarbeid10 jaren onder politie-toezicht en verlies van zijn burgerlijke rechten. Men verzekert, dat de veroordeelde zich niet in cassatie zal begeven. Als eene bijzonderheid wordt nog uit Wurtzburg ge meld, dat de akte van beschuldiging, die in alle groote bladen is openbaar gemaakt, bij vergissing aan hen is medegedeeld door een ondergeschikt ambtenaar, terwijl het hof tot strikte geheimhouding had besloten. De onvoorzichtige is uit zijne betrekking ontslagen en zal gerechtelijk worden vervolgd. Ucrlnnn. (Prijs der plaatsing 30 cent per regel). Het publiek wordt bijzonder opmerkzaam ge- maakt op de in de courant van heden geplaatste advertentie der firma S. SACKS C*. in Ham- i burg, welke door haar prompte en reëele bedie- I ning tegenover hare geïnteresseerden het volste vertrouwen in alle opzichten verdient. Mijnheer de redacteur! In uwe courant van Dinsdag 11. komt onder meer, ook het bericht voor, dat de burgemeester van Drie wegen Ovezande en Nisse tegen 15 December als zoo danig zijn ontslag zal nemen. Met bezorgdheid vraagt de eene ingezetene aan den ander „wien zullen wij nu als burgemeester krijgen", zal het een inwoner zijn of zullen wij andermaal met een vreemdeling geballast worden? Het zal u zeker niet verwonderen dat wij elkander die vraag voorstellenwant in dezelve ligt ons aller belang opgesloten. Jaren achtereen zijn het deze drie gemeenten, die het zich hebben moeten ge troosten dat haar burgemeester en secretaris beide zich te Goes gevestigd hadden, eene omstandigheid die tot allerlei moeilijkheden, ongerief en schade aanleiding heeft gegevenen waardoor de ingezetenen zeer miskend zijn geworden. Of kan het denkbaar zijndat een huisge zin goed kan bestuurd worden als de hoofdpersoon daarvan zelden aanwezig, maar meest uithuizig is? Wanorde zal daar zetelenen de gevolgen daarvan doen zich veeltijds drukkend gevoelen. Alzoo ook gaat het in eene gemeente wier hoofd uitwonend is. De men- schen zijn hem vreemd, de behoeften en toestanden kent hij nieten de persoonlijke voordeelen, die hij in den vorm van traktement genieten dat uit de kas der ingezetenen wordt bijgebracht, voert hij naar zijne woonplaats mede en worden aan de gemeente onttrok-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 2