MIDDELBÜRGSCHE COURANT. r 253, Zaterdag 1874. 24 October. Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paascli- en Pinksterdag en een der Kerstdageii. De prijs per 3/m., franco is f 3.GO. Middelburg 23 October. De generaal van Swieten heeft in een brief aan den generaal Knoop, geplaatst in Het Vaderland van he den, zijn militair en staatkundig beleid in Atchin ver dedigd. De toon van dien brief is, zooals wij het van een zoo hooggeplaatst en eerbiedwaardig krijgsbevel hebber konden verwachtenwaardig en gematigd zon der een zweem van persoonlijke recriminatiewaartoe toch de heftige aanvallendie op den generaal gedaan zijn, zoo licht aanleiding zouden hebben gegeven. „Ik geef deze toelichtingen, schrijft hij, meer bijzonder voor de eer van het expeditionaire leger, de land- en zee macht en voor de eer van ons land. Mijne eigenliefde is niet gekwetst door een beleefde critiek en ik acht mij ook niet in alle opzichten volmaakt." Uit dit uitvoerige stukwelks lezing wij aanbevelen aan ieder die er prijs op stelt, omtrent de gewichtigste gebeurtenisdie onze koloniale geschiedenis sedert vele jaren heeft opgeleverd, een billijk oordeel, gegrond op degelijke kenniste vellenstippen wij liet vol gende aan. Na eene vluchtige beschouwing over hetgeen gebeurd zou zijnindien bij de eerste expeditie da. kraton geno men waswaarover de generaal van gevoelen is dat niemand eigenlijk met grond kan oordeelen omdat.„nie- mand weten kan wat de gevolgen geweest zouden zijn van handelingen, die niet plaats hebben gehad," begint de oud-bevelhebber inet aan te toonen welk doel men zich eigenlijk met do tweede expeditie voor stelde. Bij eene conferentie, den 12«n Mei 1873 door den com mandant van het Indische leger met verschillende hoofdofficieren gehoudengaf de kolonel van Daalen, wien het eerst het woord gegeven werd, te kennen dat, indien men zich bij de tweede expeditie, uit een krijgskundig oogpunt en als rechtstreeksch doel stelde de vermeestering van den kraton (de hoofdversterking des vijands en verblijfplaats zijner bestuurders) en daarmede de bemachtiging van de hoofdplaats en haar onmiddel lijke omgeving, om van daar uit naar de onderwerping des lands te streven, een troepenmacht, waarbij 6000 man geregelde infanterie zeer voldoende zoude zijn. Wanneer men echter de dadelijke verovering en onder werping van het geheele rijk beoogde, zoude er zijns inziens een troepenmacht worden vereischt, die onze krachten te boven ging. De kolonel Egter van Wissekerlcede luitenant-kolo nel Bouwmeester, de generaal Verspyck en de kom- mandant van het leger vereenigden zich met die zienswijze. Ook de raad van Indië was het daarmede eens, doch wenschte de troepenmacht wat sterker te nemen „omdat het beter is een bataljon te veel dan een escouade te weinig te hebben." De generaal van Swieten stelde zich echter met het cijfer van 6000 man tevreden omdat het hembij de aanhitsingen die van Atchin's zijde gedaan werden om Java en de buitenbezittingen in opstand te brengen niet raadzaam voorkwam Java te veel te ontblooten. „De samenstelling en de sterkte der 2e expeditie zijn dus berekend op het nemen van den kraton om daar vasten voet te krijgen, en van daar uit naar de onderwerping des lands te streven." Dat programmazegt de generaalis ten volle uit gevoerd en wellicht meer dan dat. Toen de kraton genomen wa9 moest in de eerste plaats gezorgd worden dat de achterblijvende bezet ting daar logies kon vinden en tegen de ontstuimigo aanvallen des vijands gedekt was. Met de vereende krachten der hoofdmacht kon dat werk het spoedigst en het best volbracht worden. Men moest magazijnen voor kleedinglevensmiddelenamunitie enz.kazernes, hospitalen voor ruim 500 zieken, keukens en wonin gen van den grond af optrekken, terwijl alles, ook de bouwmaterialen, met moeite van de schepen aan den wal gebracht moest worden. In weinige dagen (om slecht3 ëen voorbeeld te geven van de moeilijkheden waarmede dat werk gepaard ging) werden daarbij drie vlotten en twintig sloepen in de branding stuk geslagen. Intusschen kon de hoofdmacht, gelegerd zooals zij was, niet langer blijven dan tot aan het einde van het droge jaargetijde. Had zij den tijd besteed met den vijand dieper het land in te vervolgendan zouongerekend de groote verliezen door ziekte en 'svijands vuur, die de hoofd macht ondervonden zou hebbende achterblijvende bezetting niet veel meer dan een ledigen kraton ge vonden hebben; zij zou al de werkzaamheden hebben moeten verrichten, die nu gemeenschappelijk gedaan kon den wordenzij zou in haar bewegingen belemmerd zijn geworden en minder dan thans aan haar bestemming hebben kunnen voldoen. „De brave kolonel Pel, zegt de generaal, erkent dit zelf in een brief, dien hij den 20cn Augustus aan mij schreef." Teleurstelling over hetgeen verkregen is kan alleen bfestaan bij hen, die met het oogmerk van den oorlog en met hetgeen in de gegeven omstandigheden te be reiken was, niet bekend zijn. In geen oorlog in Indië zijn beter en spoediger resultaten verkregen. Die van Bali en Boni duurden korter, maar daar hebben wij ons niet blijvend gevestigd. De Franschen zijn in Al- gerië of Cochinchina, de Engelschen in hun koloniën niet gelukkiger geweest. De Atchineczen zijn sedert eeuwen bekend als een krijgshaftig volk, dat in een traditioneelen haat tegen ons is opgegroeid. Dat zij, met dat verleden achter zich, niet geneigd zijn om hun onafhankelijkheid zoo spoedig op te geven, is te na tuurlijk om er zich over te verwonderen. Intusschen wordt de spoedige-onderwerping van vele der onderhoorige staten hier te lande veelal te gering geschat, evenals het beleid, den tact en liet geduld, die noodig zijn geweest om het zoo ver te brengen, waarbij onze zeeofficieren belangrijke diensten hebben bewezen. Behalve de verzwakking, die Groot-Atchin daardoor geleden hoeft, is die onderwerping het bewijs dat men voelde: 1° dat de stand van zaken aldaar hope loos en niet langer houdbaar was; 2° dat de toestand der onderhoorigheden beter zijn zal onder Nederlandsche dan onder Atcbineesche heerschappij. Dit laatste resultaat zou niet verkregen zijn, indien de generaal, zooals men hem verweten heeft niet te hebben gedaan, had laten branden, moorden, plunde ren en het land in eene woestenij herschapen had. De generaal stelt er roem in dat geen enkele smet van woestheid, wreedheid of vernieling aan onze wapenen kleeft. Wij hebben in de harten der Atchineezen het gevoel van wraak niet gekweekt en, zoo het bestaat, het niet aangewakkerd, maar eer uitgedoofd. Vrees is een slecht middel van bestuur in de handen van Christenen tegenover Mahomedanen: zij is niet vol te houden zonder van gruwel tot gruwel en van opstand tot opstand te gaan. Ooit verdedigt de generaal zich tegen het verwijt dat hij het mislukte gevecht van 16 Aprilwaarbij onze troepen teruggeslagen werdennietzooals men het noemt, gewroken heeft. Dit gevecht lag niet in het plan van den opperbevelhebber. Hij wist wel dat die versterkte kampong daar lag, met nog vele andere in de nabijheidmaar het was juist zijn bedoeling niet zich in eene reeks van gevechten te laten wikkelen, waarvan het einde niet te voorzien was en die ons vele verliezen berokkend zouden hebben. De generaal vertrouwt dat zijn bij die gelegenheid gegeven voor beeld andere chefs tot leering zal dienen, dat zij voor het herstellen van een ongelukkig afgeloopen wapenfeit geen menschenlevens moeten wagenindien zulks met hun inzichten niet overeen te brengen is, en dat zij den zedelijken moed behooren te hebben, om de ver dwaalde meening van anderen te trotseeren, indien zij overtuigd zijn dat zij, door daaraan toe te geven, het algemeen belang niet zullen bevorderen. „Dat de oorlog nog lang zal kunnen durenzegt de generaal, vrees ik niet. Inlanders schikken zich spoe dig in het onvermijdelijke en dat zal te Atchin ook het geval worden. Maar men heeft mij zoo dikwerf optimisme verweten, dat ik hierbij niet zal blijven stilstaan en het aan de toekomst zal overlaten mij gelijk te geven. Men zoude echter, waar men mij optimisme verweet, der waarheid meer nabij zijn geko men, als men mij ervaring van Indische, vooral van Sumatrasche aangelegendheden had toegekenden met deze de bevoegdheid, wat beter dan anderen daarin een helderen blik te werpen." Dc gemeenteraad van Middelburg, zal op Woens dag a. des namiddags te éen uur een openbare zitting houden ter behandeling der volgende zaken Onderzoek der geloofsbrieven van de heer B. A. Fok ker, raadslid voorstel van burgemeester en wethou ders: aanbouw schoollokaal op de wal; idem wijziging suppletoir kohier plaatselijke directe belasting op de inkomsten; adres Broekert en van Pagé, aankoop ge meentegrond achter de stoomoliemolen op den Kousteen- schen dijk; idem B. A. Fokker, als boven aan de los- kade; gemeente begrooting 1875 met daartoe behoorende stukken; en uitloting van 2 aandeelen der geldleening 1871. De heer J. J. Bal, banketbakker in de Korte Noordstraat alhier, heeft van Z. M. den koning de vergunning ontvangen tot het voeren van het koninklijk wapen. Dinsdag avond werd te Amsterdam in het pa leis voor volksvlijt eene bijeenkomst over de vleesch- quaestie gehouden, die door meer dan 3000 personen werd bijgewoond. De bekende grondendie aange voerd werden om de noodzakelijkheid van algemeene samenwerking tot het bekomen van goed en goedkooper vleeseh aan te toonen, met stilzwijgen voorbijgaande, ver melden wij alleen dat de heer N. Tetterode beweerde dat voor de mecning dat het vleeseh te duur zou zijn nog geen bewijzen zijn geleverd. Dc te Amsterdam bestaande gemeenschappelijke slachterij behaaldeevenals die te 'sHage, volgens zijne verklaring, eer middelmatige dan groote winsten. Wilde men geen teleurstellingen ondervinden, dan moesten de plannen beter toegelicht worden. Nadat nog iemand, naar men meende een slachter, gepoogd had aan te toonen dat het vleeseh niet te duur was, doch door iitt geschreeuw en gestamp in de zaal daarin verhinderd wasbekwam de heer Roskopff directeur der vleeschhouwerij, het woo^d, dewijl, zooals hij zeide, het lafheid zou zijn te zwijgen terwijl die onderneming van bedrog en afzetterij beschuldigd werd. Het vleeseh was niet te duur en hij kon zulks aantoonen. Hij wist dat van 13 slachterijen er 10 met hypotheken bezwaard warenwat toch niet voor groote winsten getuigde. Het tumultdat zijne woorden teweeg brach ten, noodzaakte den spreker echter tc zwijgen. Er werd ten slotte besloten eene vleeschhouwery met lage en rentelooze voorschotten op te richtenter wijl een comité met de verdere uitwerking van het plan belast werd. In de zitting van den gemeenteraad van Amsterdam van Donderdag deed zich eene belangrijke quaestie voor. De heer Tindalwethouder van publieke werkendien de namelijk zijn ontslag als zoodanig iD op grond dat het dagelijksch bestuur geweigerd had op zijn voorstel der hoofdcommies bij de afdeeling publieke werken, den heer Bergsma, zijn ontslag te geven. Deze ambtenaar had, volgens den wethouder, misbruik van vertrouwen gepleegddoor aan tijdschriften en dagbladen inlichtingen te verstrekken nopens bij het gemeentebestuur in behan deling zijnde onderwerpenspeciaal omtrent het Liernur- stelsel. Verschillende leden van den raad verdedigden de handelwijze van genoemden ambtenaarop grond dat deze slechts van zijn recht als burger gebruik gemaakt had door zijn gevoelen te zeggen over publieke aange legenheden en feiten mede te deelendie niet geheim waren, maar tot het publiek domein behoorden. Nadat eene motie, waarbij de raad den wensch uitsprak dat de heer Tindal zijn verzoek om ontslag zou terugne men, na eenige bespreking was ingetrokkenwerd het gedaan verzoek voor kennisgeving aangenomen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 1