MIDDELRURGSCHE N* 249. Dinsdag 1874. COURANT. 20 October. Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2eB Taasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m., franco is f 3 50. Middelburg 19 October. godsdienst-oorlog. Wat vijf en twintig jaren geleden onmogelijk scheen, is thans pijnlijke werkelijkheid. De gods dienstoorlog woedt in de beschaafde wereldindien niet met wapenen van ijzer en staaldan is het alleen omdat onze weekere zeden en de meer gecentrali- seërde kracht der regeeringen gepaard aan de ver dwijning van een aantal kleine zelfstandige staten niet toelaten als weleer dat ieder, die eene grief tegen zijn buurman heeftnaar welgevallen naar het zwaard grijpt. Maar hij woedt, zoo heftig misschien als in dien tijd, in de gemoederen en wacht slechts de oogenblikken af dat hij voldoende is doorgedrongen in den geest van hen die de macht in handen heb ben, om in daden van geweld naar buiten zich te openbaren. Hoe het zoo ver gekomen is valt, nu de strijd eenmaal eene onbetwistbare waarheid is geworden, niet moeilijk meer na te gaan. Tot ongeveer het midden dezer eeuw leefde men in een soort van goedgeloovig vertrouwen omtrent den omvang der aanspraken van het kerkelijk katholiek gezag. Men geloofde niet meer aan haar beteekenis; men had het er trouwens te druk voor. Men was bezig door ijzerbanen en telegraafdraden de deelen der wereld te verbinden; de wetenschap legde langs de nieuwe en ruimer wegendie haar sedert kort geopend waren, reuzenschreden op de baan van den vooruitgang af; men spande zich in om door verspreiding van kennis en verbetering van bet onderwijs de menscben verstandiger en beter te maken. Kon iemand luisteren naar de eiscben van beteugeling der gedachte en onderwerping van de menschelijke vrijheid, die hier of daan door priesters eener schijnbaar verzwakkende kerk uitgesproken werden? Toen in 1854 het uit de middeleeuwen opgerakelde leerstuk van de onbe vlekte ontvangenis (de zondeloosheid) der maagd Maria, van den pauselijken stoel, der moderne wereld als „onfeilbare" waarheid in het gezicht geslingerd werd, haalde men de schouders op en meende in zulk eene daad slechts den stelligen voorbode van den naderenden val van het katholicisme te zien. Het bleek weldra lioe men zich vergist had. Van het oogenblik dat de moderne begrippen den vorm aannamen van een feitelijken aanval op het wereldlijk gezag des pausen, kwam het aan den dag welk eene kracht van wederstand dit schijnbaar vermolmde gebouw in zich bevatte. De syllabus én de encycliek van 1864 waren het antwoord op de geboorte van het vereenigd Italië. In 1870 klonk de verklaringdat de uitspraken van den paus feilloos waren, door de wereld, op het oogenblik dat men waande slechts den dood van den ouden man op het Vaticaan te behoeven af te wachten, om die uitspraken weldra voor goed te hooren ver stommen. De levenskracht, waarvan die daden getuigenis gaven, was ook op andere wijze niet zonder vrucht gebleven en indien men slechts gewild had, zou men haar lang te voren aan het werk gezien kun nen hebben. Gelijk Spanje lag ook Frankrijk, het .keizerlijke zoowel als thans het pseudo-republi- keinsche, aan de voeten van Rome. In Enge land begon de smaak voor de uiterlijke plechtighe den der katholieke kerk een brug te leggen tot meer werkzame invoering der reeds voortwoekerende propaganda; België werd het beloofde land voor het ultramontanismedat van daar zich over Ne derland zocht te verspreiden. In Pruiseneen pro- testantsch land zoo het heettewaren in 1855 69 kloosters, in 1864 reeds 243, in 1866 481. In Paderborn, de zetel van den martelaar-bisschop Martinvindt men op elke tiente Munster op elke twintig volwassen inwoners gemiddeld éen gees telijke. Het is niet te zeggen tot welke gevolgen deze ontwikkeling geleid zou hebben indien zij niet in den weg getreden was door eene machtdie in stoffelijke middelen oneindig sterker, in het geloof aan hare zedelijke kracht even sterk was als het uitramontanisme zelf. Het was de Pruisische mo narchie, overgeplant in het herboren Duitsche rijk. Noemde de paus zich opvolger van PetrusWil helm I betitelde zich keizer „van Gods genade" en in den mond der Hohenzollerns zijn die woorden nim mer een ijdelijke klank geweest. Deze partij was portuur voor de andere. Van het oogenblik dat de Duitsche keizer zich stelde als vertegenwoordi ger van den modernen staat, kon het niet anders of de ooi log moest verbitterd worden door de hard handigheid die in Pruisische staatslieden een on misbaar middel van regeeren schijnt te zijn ge worden. Wie bewijzen verlangt dat het wel werkelijk een vernietigings-oorlog is die gevoerd wordt, leze de strijdkreten welke in den allerlaatsten tijd uit de twee kampen zijn opgegaan. Het eerst geven wij het woord aan het ultramontanisme, gelijk het zich in België hooren doet. Men kan deze woorden in de Indépendance van den 15eu October lezen. Zich keerende tegen die liberale organenwelke, tot wering der clericale aanmatigingen, zoo noodig tegen eene wijziging der grondwet niet zouden opzien, schrijft de tegenpartij: „Gij noemt ons slechte burgers omdat wij ons ideaal zoeken niet in België en in de grondwet, maar te Rome, in bet vaticaan, in de Encycliek en den Syllabus Ongetwijfeld betreuren wij het dat de grondwet aan de dwaling dezelfde rechten toekent als aan de waarheid; dat zij aan het kwaad de vrijheid van handelen schenkt die het eenig eigendom van het goede behoorde te we zen. Wij willen nog duidelijker spreken: indien de omstandigheden ons veroorloofden eene grondwet naar onzen geest samen te stellenzou zij aan ons, aan onze kerk en onze partij vrijheid en aan u daarentegen niets schenken. Zij zou noch andere gezindtennoch afwijkende overtuigingen dulden en aan onze vijanden niet de minste vrijheid van handelen toestaan. „Evenwel eerbiedigen wij de grondwet voor het oogenblik, al behouden wij ons voor haar later in stukken te scheuren. De omstandigheden, waarin wij ons bevindenzijn oorzaak dat wij de constitutie wenschen te handhavenofschoon wij de beginselen waarop zij rust, afkeuren. Wij zouden gaarne en met volle overtuiging de grondwet willen herzien in eenen geest tegenovergesteld aan den uwen. In dien wij er niet op aandringen, is het omdat alles reeds zoo toegaat dat wij bij die herziening weinig zouden winnen." Duidelijk, niet waar? Zulke diugen had eene politieke partij vóór 25 jaren niet durven neder- schrijven en wanneer men ze destijds lezen wilde, dan moest men de werken van een de Maistre en andere, als antiquiteiten bewaarde, geloofsbelijde nissen der theocratie voor den dag halen. Men weet althans nu waar men zich aau te houdeh heeft en wanneer, in welk land ter wereld ook, de lieden die „hun ideaal niet in hun vaderland maar in Italiëniet in de grondwet maar in desn Syllabus zoeken," aan het woord zijn, dan verstaat men wat door hen bedoeld wordt. Thans, daar het ons vooreerst alleen om een juist inzicht in den strijd te doen is, de tegen partij. Heinrich Lang, het hoofd der moderne theologie in Zwitserland, de redacteur van het tijdschrift „Reform, Zeitstimmen aus der Schweizischen Kirche," dat als het ware het brandpunt is, waarin alle jongere krachten der godsdienstwetenschap in Zwit serland zich vereenigen, schrijft (zie Wetenschap pelijke bladenSeptember 1874) „Het is niet genoeg dat bier en daar een weer spannige bisschop of een oproerige priester wordt afgezet. Het is zaak dat er eindelijk eens een, einde aan den (bestaanden) toestand van regeering- loosheid kome, door duidelijke wetten," Onder de punten, welke deze wetten in hoofd zaak zouden moeten bevatten, noemt Lang in de derde plaats „De staat geeft aan de kerk, of laat haar door organen van 't kerkelijke volkonder voorbe houd zijner goedkeuring, eene inrichting ge ven, welke overeenkomt met de overige inrich tingen van het staatsleven.. Een kerkelijk abso lutisme te midden eener democratie is eene onver- dragelijke tegenspraakGeen bisschop hebbe andere dan inwendige, d. i. zedelijke en godsdienstige middelen ter beschikking. Geen af zetting geen excommunicatie of wat dies meer zij Als einddoel dezer wetten noemt Lang de ont binding der kerk van Rome, die dan als van zelve geschieden zal. „De staat mag geen afhankelijk heid zijner burgers van eene buitenlandsehe macht duldendie wel is waarzoolang ze bestaat, den staat vijandig is geweest, doch thans door syllabus en concilie-besluiten zich het recht van heerschappij te voeren over elk gebied des levens heeft toegekend." Ook hier steekt men hetgeen verlangd wordt niet onder stoelen of banken. Kan er nog twijfel bestaan of, indien deze kampvechtersdie wij beide ten tooneele hebben gevoerdde macht er toe had den hun strijd andermaal den vorm zou aanne men van zwaard en kanonskogel aan den eenen en van brandstapel en inquisitie aan den anderen kant Redenen genoeg dan om met beide handen te grijpen naar middelen om die twee uitersten te voorkomen. Daarover spreken wij in een volgend nommer. Heden heeft alhier de opening plaats gehad der bil jetten voor de verkiezing van een commissaris in het polderbestuur van Walcheren. Er waren in het geheel slechts 197 kiezers opgekomen, waarvan 172 te Middelburg, 15 te Westkapelle en 10 te Oostkapelle. Twee biljetten waren oningevuld en éen is van on waarde verklaard, zoodat het getal geldige stemmen 194 en de volstrekte meerderheid 98 bedroeg. Er zijn uitgebracht op de hoeren: J. A. Tak74 stemmen. Joos Mesu Jz. 61 J. H. Snijders28 W. A. baron van Lijnden24 De overige 7 stemmen waren over verschillende per sonen verdeeld. Tusschen beide eerstgenoemde heeren moet alzoo eene herstemming plaats hebben.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 1