MIDDELBURGSCHE
r 238.
Woensdag
1874.
COURANT.
7 October.
ROTTERDAM en VLISSINGEN.
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m., franco is f 3.50.
Middelburg 6 Ootober.
De heer W. C. P. Toewater, provinciaal inspec
teur der directe belastingen te Rotterdamheeft in
een, als hoofdartikel in de Nieuwe Rotterdamsche
courant van 1 October geplaatst, ingezonden stuk
partij getrokken voor het merkwaardig adres door
de Rotterdamsche kamer van koophandel in der
tijd aan den minister van financiën gericht, om de
Maasstad als punt van uitgang voor een maildienst
op Engeland boven Vlissingen aan te bevelen, en
daarbij in het algemeen de vooruitzichten van
Vlissingen als zeehaven en handelsstad besproken
op eene wijze, die even duidelijk de vooringeno
menheid van den schrijver met zijne eigen woon
plaats als zijn afkeer van iedere „nieuwigheid,"
in den zin van verplaatsing van de welvaart en
het handelsverkeer, waarin Rotterdam zich thans
verheugt, verraadt.
Met opzet hebben wij nagelaten den heer Toe
water te beantwoorden. Wij meenden dat eene
herhaling der betoogendie wij meer dan eens voor
Vlissingen geleverd hebbenvoor onze lezers even
vermoeiend als in den grond der zaak weinig af
doende zou zijn. Wilde de tegenspraak eenige kracht
bezitten, dan moest zij ditmaal uitgaan niet van
de redactie eener courant, van welke men reeds
sedert lang weet hoe zij over de zaak denkt, maar
van personen aan de redactie vreemd, van belang
hebbenden en deskundigen, die, over Vlissingen
en zijne toekomst sprekende, geacht konden wor
den hun eigen zaak voor te staan.
Van twee verschillende zijden worden wij thans
daartoe in de gelegenheid gesteld. De chef eener
te Vlissingen gevestigde firma zendt ons zijne
beschouwingen over den brief van den heer Toe
water, die ook in de Nieuwe Rotterdamsche
courant en in het Utrechtsch Dagblad waarschijn
lijk een plaats zullen vinden, op hetzelfde oogen-
blik dat ook een stadgenoot, mede van nabij met
de Vlissingsche toestanden bekend, ons de zijne
mededeelt.
Een en ander uit die twee schrifturen vinde
hier zijne plaats.
lil de eerste plaats verwondert een onzer corres
pondenten er zich over dat juist de heer Toewater
zich geroepen heeft gevoeld om voor het adres der
Rotterdamsche kamer van koophandel in het strijd
perk te treden. „Zitten de Rotterdamsche mannen
van handel en scheepvaart dan zoo met de handen
in 't haarvraagt hijdat een hoofdambte
naar der belastingen de pen voor hen moet opvat
ten? Ligt niet de vraag voor de hand of zijne
betrekking hem wel in de gelegenheid stelt de
noodige juiste kennis op te doen, die voor de be
oordeeling van den zoogenaamden strijd tusschen
Rotterdam en Vlissingen onontbeerlijk is, en of
niet daarentegen zijn dagelijksche omgang met
Rotterdamsche handelarenreeders en scheepsagen
ten het gevaar doet ontstaan dat zijn blik wat be
neveld, wat kortzichtig en wat uitsluitend-Rotter-
damsch geacht moet worden, zonder dat eigen
kennis en ervaring bij hem in voldoende mate aan
wezig kunnen zijn om tegen dien indruk zijner
omgeving op te wegen? De heer T. noemt spot
tenderwijs een der schrijvers over de quaestie, die
o. a. het bespottelijke van de mist- cn sneeuwjacht
argumenten der kamer van koophandel, en van
haar nieuw „lossingssysteem in volle zee" heeft
aangetoond Hooggeleerde heer. Zou men hemzel-
ven niet met een gelijk doel den titel kunnen
geven van Zijne Excellentie van Financiën?"
Wat het bezwaar, een der hoofdargumenten
van den heer T. betreft, dat Vlissingen geen
provincialen of plaatselijken handel bezit om een
stoombootdienst op Engeland te voeden, moet op
gemerkt worden dat de Vlissingsche havens niet
voor die plaats zelvemaar voor het verkeer met
onzen Zuiderspoorweg en voor het transito-verkeer
met Midden-en Zuidelijk Duitschland, Oostenrijk
enz. zijn aangelegd, Niet Vlissingen alzoo, maar
de achter die plaats gelegen streken moeten de
eventueele stoomlijnen en verdere scheepvaart voeden,
gelijk ook de talrijke uit Rotterdam vertrekkende
stoom- en andere vaartuigen hun lading slechts voor
een onbeduidend gedeelte aan te Rotterdam geves
tigde fabrieken en handelsinrichtingen ontleenen,
maar die grootendeels uit ver verwijderde streken
en plaatsen, te Rotterdam, als plaats van overla
ding, ontvangen.
Dat Zeeland niets dan uien zou opleveren, mag
geestig klinken, doch is eene zeer gewaagde stel
ling. Heeft de heer T. wel eens hooren spreken van
Zeeuwsche tarweZeeuwsche aardappelenZeeuw-
sche meekrap (eerst in denallerlaatsten tijd als
handelsartikel in waarde verminderd) Liggen
niet achter Zeeland de provinciën Noord-Brabant
en Limburg die, gelijk ook de heer Halverhout
reeds heeft herinnerd, in de eerste plaats bij de
ontwikkeling van Vlissingen betrokken zijn Zal
niet het grootste gedeelte van de 20 a 30 duizend
passagiers die jaarlijks over Antwerpen naar Duitsch
land reizen (om van Calais en Ostende nog te zwij
gen) den weg over Vlissingen en Venlo verkiezen,
omdat die de kortste isen zal niet de staat daar
van, door het vervoer op zijne spoorwegen, voor
deel trekken?
Wat de verzekering van den heer T. betreft dat
de stoombooten van de Great Eastern Railway-
company op vaste uren van Rotterdam vertrekken
en aldaar aankomen, waaruit zou voortvloeien dat
deze booten het best in aanmerking zouden komen
om het postpakket naar Engeland „mede te ne
men", wijst een onzer schrijvers er op dat diezelfde
Harwich-bootendie gedurende de zomermaanden
te 5 nren des namiddags van Rotterdam vertrokken,
nu wij het winterseizoen met zijne donkere avon
den naderen, tegen 2 uren in den namiddag af
varen
Waaraan deze verandering toe te schrijven? Het
belang van de Maatschappij brengt toch mede om
de vertrekuren zoo min mogelijk te veranderen.
Alléén omdat men er zich niet aan durft wagen
de booten bij donkeren avond door den Nieuwen
Waterweg te doen vertrekken.
Die nu meent dat men te Vlissingen met dat
zelfde bezwaar te doen heeftkome zich ter plaatse
overtuigen. Ieder uur van den nacht zal hij de
grootste stoombooten naar zee zien stevenen.
Dat Vlissingen zoo ongunstig mogelijk ligt, zoo-
dat de schepen er geen lading kunnen kwijtraken
of er geen uitgaande lading kunnen vinden, is
eene valsche redeneering.
Immers het stoomschip Orconera, het eerste dat
dezer dagen hier met eene lading voor Duitschland
aankwam, heeft niet alleen zijne inhebbendelading
in twee dagen kunnen lossen, maar heeft buiten
dien onmiddellijk, ja zonder een uur oponthoud,
eene uitgaande lading van 1450 ton ingenomen.
De tijd zal leeren welke de gevolgen zullen zijn
van deze eerste expeditie, doch zeker is het dat
het verkregen resultaat zeer gunstig is te
noemen.
Is dit nu niet het geval geweest met de proet-
reis van de Rotterdamsche stoomboot Scholten, dan
moet de oorzaak niet in Vlissingen gezocht worden.
Indien men de lading, per Scholten aangevoerd, direct
van Vlissingen naar de verschillende bestemming
plaatsen had opgezonden, en eveneens de uitgaande
lading direct naar Vlissingen gedirigeerd om aldaar
te worden ingeladen, dan zou de proefreis voor
zeker zoo in kosten als in tijdverlies een beter
resultaat hebben gegeven. „Mocht de directie der
Nederlandsch-Amerikaansche stoomvaart-maatschap
pij dit betwijfelen, dan veroorloof ik mij, zegt onze
Vlissingsche correspondent, haar uit te noodigen
dergelijke' proef te nemen."
Wij zullen het hierbij laten. De verzoeking is
anders sterk voor ons om ook nog eenige eigen
lcantteekeningen op de beschouwingen van den heer
T. te leveren. Maar misschien komt deze zelf nog
op de zaak terug. Dan is het tijds genoeg om
den draad, waar onze beide correspondenten dien
vallen lieten, weder op te nemen.
Aan de heden gehouden verkiezing van een lid
voor den gemeenteraad van Middelburg is door 216
van de 807 kiezers deelgenomen.
Aan de verkiezing op 25 Augustus jl. werd door
263, aan de herstemming op 8 September daaraan
volgende door 346 kiezers deelgenomen.
De toespraken die gisteren alhier bij de uitreiking
der in den schutters-schietwedstrijd, behaalde prijzen
gehouden werden en die wij wegens plaatsgebrek niet
meer konden opnemen, komen in hoofdzaak op het
volgende neder.
De eerste prijs werd aan den winner overhandigd
door den gever, den burgemeester dezer gemeente. In
hartelijke taal betuigde hijals tolk van het gemeente
bestuur ingenomenheid met het gevierde schuttersfeest.
Is het al in de oudste tijden terecht gezegd, dat oefe
ning in den wapenhandel in den oorlog een schild en in
vredestijd een sieraad isook hier is dit het geval,
waar de verwachting verlevendigd is dat het plicht
besef bestaat om het vaderlandzoo dit noodig mocht
zijndoor het gebruik van wapenen te verdedigen,
dubbel aangenaam op een stond als deze van vriend
schappelijk en kameraadschappelijk samenzijn.
Maar er is meer. Ook uit Vlissingen zijn velen her
waarts gekomen om dit feest mede te vieren. Waai
de ingezetenen van Vlissingen en Middelburg in een
moeilijken tijd als nu tot meerdere welvaart trachten
te geraken, daar vooral is samenwerking noodig met
toepassing der leuze„Eendracht maakt macht." Waai
de gezindheid daartoe betoond wordt door de kern dei-
burgerij door de schutterijdaar kan het niet anders
of iedere poging zal nader tot het schoone doel voeren.
Na een luid hoeraleve de burgemeesterleve de
schutterij van Vlissingen en Middelburg! door de aan
wezigen aangeheven, reikte de burgemeester met een
gelukwensch den prijs aan den fourier van Goozen uit,
hetgeen door fanfares bekrachtigd werd.
De majoor-kommandant der Middelburgsche schutterij
overhandigde voorts, onder gelukwensch, aan denzelfden
fourier de premiebestaande in de bronzen medaille
geschonken door de Vereeeniging van officieren der
schutterij in Nederland.
De derde prijs werd uitgereikt door den majoor-
kommandant der Vlissingsche schutterijdie den winner
daarmede gelukwenschte.
De kommandant van het garnizoen alhier reikte na