(buitenlandsche zaken); betrekkelijk de cellulaire op
sluiting der gevangenen en nopens het verleenen van
subsidie voor den aanleg van spoorwegen.
In beraadslaging kwam het ontwerp-adres van ant
woord op de troonrede.
De algemeene strekking lokte geen discussie uit. De
verschillende paragrafen werden zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd. De heer van Kerkwijk had
echter op 2 een amendement voorgesteld, strekkende
om te doen kennen, dat „onzekerheid van den langen
duur der jongste ministerieele crisis wellicht nadeeligen
invloed heeft uitgeoefend op de behartiging' van de
zedelijke en stoffelijke belangen der natie." Bij de
toelichting van dat voorstel zette de heer van Kerk
wijk voorop, dat de kamer slechts eenmaal in het jaar
gelegenheid heeft zich direct tot den koning te wenden.
Hij herinnerde daarop dat de crisis geduurd heeft van
20 Juni tot 26 Augustus, op welken dag Z. M. uit
Montreux terugkwamterwijl inmiddels alle groote
belangen onbehartigd bleven, zoodat zelfs de minister
van koloniën den tijd niet had gehad de lijvige dossiers
der Indische begrooting te lezen. Spreker beschouwde
de' zaak geheel buiten verband der politiek en onder
zocht niet aan wié de schuld lag. Maar hij, achtte het niet
overbodig om, nu Nederland in ministerieele crises, die
hier zoo talrijk zijn als het zand aan den oever der zee
met Spanje en Griekenland op éen lijn kan geplaatst
worden, voor 'tvervolg de aandacht te vestigen op de
nadeelen van den langen duur eener crisis en dacht dien
door de voormelde bijvoegingwerd zij aangenomen,
Voor de toekomst te voorkomen, hetgeen tevens den
band' zou versterken tussclien Nederland en Oranje, die
zoö innig en hartelijk in tijden van geluk en druk aan
elkander verbonden zijn.
De heer Jonckbloet voorspelde dat dit amendement
bij geen enkel lid steun zou vinden. Hij betreurde't,
dat dit amendement was voorgesteldhetwelk slechts
tot tijdverspilling met noodelooze discussiën kon leiden,
die de kamer bij dergelijke gelegenheden wil vermijden,
ómdat alle groote vraagstukken toch bij de staatsbe-
grooting wederkeeren en dan grondig en met practisck
gevolg kunnen besproken worden. Dit was hier niet
het geval, omdat de kamer niet direct tot den koning,
maar ook tot zijn verantwoordelijkcjraadslieden spreekt,
en deze evenmin als de afgetreden ministers aanspra
kelijk kunnen gesteld worden voor den langen duur
der crisisterwijl ten opzichte van den constitutioneelen
koning art. 58 der grondwet spreekt.
De minister van binnenlandsche zaken herinnerde,
dat de opdracht tot kabinets-formatie den lle" Juli
ëerst plaats had en dat, toen hij bij den koning te
Montreux werd toegelaten, men aan 't einde der crisis
was. De minister erkende dat in den loo]? van den
Zomer veel zaken zonder ontknooping zijn gebleven,
waarvan het wellicht wenschelijk was dat de oplossing
en ontknooping verder gevorderd waren. Maar met inspan
ning van wederzijdsche krachten, als kamer en regee
ring werkenkan de tijd worden ingehaald. De minister
hoopte dan ook datzonder buitengewoon bijkomende
omstandigheden, de' achterstallige zaken zullen kunnen
ingehaald worden.
De heer van Kerkwijk achtte zijn doel door de ge
geven inlichtingen bereikt en trok derhalve zijn amen
dement in.
Bij de 5e paragraaf betuigde de heer Idzerda zijn
leedwezen óver de intrekking van het wetsontwerp tot
afschaffing van den zeep-accijns, dat geheel in het stel
sel dezer regeering tot verbetering der inkomsten past.
Dè minister van financiën heeft geantwoorddat de
regeérihg zich op een ruimer veld en vrijer gebied wil
bewegen, wachten totdat men liet geheel kunne over
zien zoodat als er sprake is van verbetering van in
komsten, dit kunne geschieden op groote schaal. Inmid
dels wilde de minister niet op het geheel anticipeeren.
Bij 6 bracht de heer van Zuijlen van Nyevelt de
vraag van het lager onderwijs ter sprake. De spoedige
oplossing daarvan acht hij noodig tot zuivering van
dén 'toestand. Inzonderheid van den tegenwoordigen
minister van binnenlandsche zaken met 't oog op diens
antecedenten, was dat te verwachten. Hij wilde den
'minister niet binden aan zijn ontwerp van 1868omdat
sedert 6 jaren verloopen zijn en andere gezichtspunten
zich over de zaak hebben geopend. Maar hij zou gaarne
de indièning van zoodanig ontwerp nog in dit zitting
jaar zienopdat er vóór de aanstaande verkiezingen
een einde aan zij gemaakt. Hij wilde den minister
niet in eèn hinderlaag lokken om hem een échec te
bezorgen, dat zijn portefeuille in gevaar zou kunnen
brengen. Hij wil de zaak buiten de politiek houden
{Gelach). De quaestie behoeft geen kabinets-quaestie te
zijn. Hij zou er als zoodanig voor terugdeinzen, bij
zijn warme en onveranderde vriendschap voor den tegen
woordigen ministerwaarbij hij gaarne verklaarde, dat
■hoewel de optreding van dit ministerienaar zijne
overtuiging, niet geheel beantwoordt aan de constitu-
'tioneele eischen, hij het kabinet gaarne, zoo dikwijls
hij dit met zijne beginselen kan overeenbrengen, zoo
veel mogelijk zal steunen.
De minister van binnenlandsche zaken meende, dat
vooralsnog geen reden bestaat te gelooven dat verschil
punten omtrent een of andere zaak (bij het bestaan van
de warmste vriendschap mogelijk) zullen rijzen tusschen
den heer van Zuijlen en hem. De minister schuift
voor geen enkele daad van het kabinet van 1866 in
't minst eenige verantwoordelijkheid van zich af, maar
ju 't belang der discussiën achtte hij het toch niet wensche
lijk te dikwijls cp de gebeurtenissen van dat tijdvak terug
te komen, ook omdat sedert 6 of 7 jaren reeds verloopen
zijn en dit op den loop der omstandigheden niet zonder
invloed i3 geweest. Ook niet op de beweging in zake
van het lager onderwijswaaromtrent menzelfs van
de zijde die vroeger geen letter of komma der wet
van 1857 wilde gewijzigd hebbenmeerdere toenadering-
bespeurt. Daarom en omdat nu vóór alles eindelijk de
wet op 't liooger onderwijsbij den minister in ernstige
overwegingmoet tot stand komenmeende hij de herzie
ning der schoolwet niet voorop te moeten stellen. Van
de noodzakelijkheid dier herziening bleef de minister
overtuigd. Zij kon plaats hebben zonder grondwets
herziening en zonder afwijking' van het beginsel, dat
de openbare school bruikbaar en toegankelijk voor allen
moet zijn. Dat de herziening der schoolwet, na afdoe
ning van de wet op het hooger onderwijs, nog in deze
zitting mocht tot stand komenwas 's ministers harte
lijke wenscli.
De heer van Zuijlen meende, dat deze minister, een
gevestigde overtuiging hebbende, geen onbepaald uit
stel mocht verlangen te dezer zake. De minister
herhaalde, dat zijne gevoelens gevestigd zijn en dat hij
ook geen onbepaald uitstel verlangt, maar geleidelijke
afdoening van zaken.
Bij 7 vroeg de heer Idzerda, naar aanleiding der
intrekking van het ontwerp betrekkelijk de spoorwegen,
naar de plannen der regeering te dier zake.
De minister van binnenlandsche zaken antwoordde,
dat het ontwerp was ingetrokken, omdat gebleken was
dat de vorm, waarin de zaak bij de kamers aanhangig
is gemaakt, niet met zekerheid zou leiden tot het be
oogde doel. De zaak blijft echter in behandeling en
het is de stellige overtuiging der regeering, dat de
spoorweg-communicatie zeer noodzakelijk is voor vele
tot dusver daarvan verstoken streken, ook die in het
bewuste ontwerp waren genoemd.
Op de vraag, ook door den heer Gratama gesteld,
welke de plannen zijn met betrekking tot do droogma
king van een deel der Zuiderzeeverklaarde de minister
zich nog niet daarover -te kunnen uitlaten. De heer
Gratama sprak voorts nadrukkelijk tegen de uitvoering
van dat werk bij wijze van concessie.
Op eene vraag van den heer Gratama bij 9 ver
klaarde de minister van koloniën alléén, dat een ont
werp tot aanleg van spoorwegen op Java bij den
ministerraad in overweging is.
Het adres werd ten slotte eenparig aangenomen. Het
zal den koning worden aangeboden door een commissie,
bestaande uit den voorzitter, de leden der commissie
van redactie en de lieeren Gratama, Schepel en Lam-
brechts.
JKenjjelitrerlt.
Ilochelort en prins Napoleon.
In een der laatst verschenen nommers van zijn Lan-
terne verhaalt Rochefort de volgende ontmoeting aan
het meer van Genève.
Eenige dagen geleden schrijft hij verliet ik
Londen om naar Zwitserland te gaanalwaar ik eenige
zaken moest regelen. Zonder het minste opzet, als
iemand die uit verre landen is teruggekeerdnam ik mijn
intrek in het Hotel de l'Ecu. Ik had evengoed elders
kunnen gaanmaar ik geef er mijn woord van eer op,
dat het louter toeval was dat ik in dat hotel ging'.
Naar men mij verzekerde hadden de voormalige kei
zerin Eugenie en hij dien men den achterkleinzoon van
Alexander de Beauharnais zou kunnen noemen zich
naar Chislehurst begeven, waar zij door eenige jour
nalisten werden verwacht, die zich ongerust maakten
over de uitbetaling van hun salaris. Prins Charles
Bonaparte ivas in Ajaceio om zijn candidatuur te be
vorderen.
„Ik ben hier tenminste zeker, dat het gezicht op
het meer mij niet door de verschijning van een Napo
leon zal worden verbitterd", dacht ikmaar mijne hoop
was ijdel. Ternauwernood had ik vier en twintig uren
in het hotel vertoefd toen een kellner met een zeer be
deesd gezicht bij mij binnen kwam. „Mijnheer zeide
hij ik moet u een onaangenaam bericht brengen".
Ik wil niet ontkennen, dat ik vrees begon te koeste
ren; ik werd bang dat hij mij den dood van Dugué
de la Fauconnerie zou mededeelen.
„Mijnheer aldus ging de kellner voort twee dames,
die vernomen hebbendat gij in ons hotel woont heb
ben verklaarddat als gij nog langer hier blijft zij
zich genoodzaakt zullen zien het hotel te verlaten
Het spijt den eigenaar zeer, maar hij is op de begun
stiging van deze dames zeer gesteld en hoopt dat
gij hem daarvan niet zult berooven." Ik beantwoordde
dezen wenk met het bittere lachje van een banneling.
Toen ik door den gang naar het bureau wilde gaan om
mijne rekening te betalen ontmoette ik een oude vrou
welijke bediende, die reeds jaren in het hotel had
gediend. „O, mijnheer, zeide zij, het is goed van u dat
gij heengaat. Sedert gij hier zijt gekomen, durft zijne
hoogheid de trappen niet meer afkomen."
„Zijne hoogheid! Welke hoogheid?"
„Prins Napoleondie de geheele eerste verdieping
bewoont. Toen hij vernam, dat gij boven hem woondet
verklaarde hij geen dag langer te willen blijven. Men
trachtte hem aan het verstand te brengendat gij hem
niet meer zoudt. herkennen, omdat hij zijn baard had
laten aangroeien, waardoor hij een geheel ander uiter
lijk heeft gekregen. Hij beweerde echter dat dit niets
aan de zaak veranderde; hij was onrustig en wilde
weggaan. Dat bracht het geheele hotel in beweging."
De beide dames waren niemand anders dan voormalige
bewoonsters van het Palais Royal. Zij behoorden tot
het gevolg van den gemaskerden strijderden verschrik-
kelijken Savoiaardwien het huis van Savoie tot mede
werker voor zijne belangen heeft gekozen. De prins
verbeeldde zich misschien wel, dat ik hem met een
revolver met zes loopen zou afwachten. Hij verwart
mij blijkbaar met zijn neef Pierre Bonaparte.
Deze prins Napoleon lijdt een eigenaardig zwervend
leven. In de Krim durfde hij zijn tent niet te verlaten
uit vrees van de Russen te zullen ontmoeten; toen hij
onder het keizerrijk republikein was waagde hij het
niet buiten de grenzen van Frankrijk te komen uit
vrees, dat hij een Orleans tegen het lijf zou loopen, en
thans, nu hij onder de republiek imperialist is gewor
den, is hij bang, zijn kamer te verlaten, uit vrees een
op hem loerenden republikein te zullen tegenkomen. Aan
dergelijke afwisselingen is zijn legende rijk.
Ongeveer vijftien jaren geleden schudde geheel Parijs
van lachen bij het verhaal eener ontmoeting van den
prins met den vaudevilleschrijver Lambert Thiboust. Deze,
een personificatie van humor en vroolijkheid, heeft mij
de anecdote persoonlijk verhaald. Ongeveer in den tijd
toen de beruchte brochure verscheenwaarin een prins
uit het huis Van Orleans, die toen banneling was en,
thans afgevaardigde isprins Napoleon had uitgedaagd
vervulde in diens hart de schoone Anna Delion de plaats
die later door Cora Pearl zoo schitterend werd ingeno
men (8000 franken per maand en de geschenken). Even
historisch echter is het ookdat de prins eigenlijk niet
om zijn profiel werd bemind, want hoewel geen enkele
trek in het gelaat van Lambert Thiboust aan den over
winnaar van Austerlitz herinnerde, beminde Anna De
lion hem toch en bracht zij tusschenbeide haar eesarisme
aan den schrijver ten offer. Op zekeren dag dat deze.zich
weder in hare kamer bevond, stuift eensklaps de kamenier
binnen onder den uitroep „mevrouwde prins komt
„Spoedig, Lambert, redt u!" „Onmogelijk mevrouw,
de prins is reeds in de voorkamer." Op dit oogenblik
dreunde reeds de vloer van het salon onder de voet
stappen van den prins. „Ik ben verloren!" fluisterde
Anna. „Er is geen tijd te verliezen!" zeide Lam
bert Thiboust, en zich met eene trotsche houding tot
de kamenier wendende riep hij zóo luid, dat het in
de andere kamer gemakkelijk kon worden gehoord
„Zeg aan prins Napoleon, dat de hertog van Aumale
bij mevrouw isl"
GEDRUKT BIJ DE GEBBOEDERS ABRAHAMS TK MIDDELBURG.