MIDDELBURGSCHE COURANT. F 226. Woensdag 1874. 23 September. Dit lilad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m., franco is f 3.£50. Middelburg 22 September. De troonrede zal ongetwijfeld bij menigeen ver rassing of verwondering teweeggebracht hebben. Men had over het algemeen een kleurloos en wei nig beteekenend stuk verwacht, iets in den trant der sluitingsredeeen bevredigend overzicht van den oogenblikkelijken toestand, zonder veel belof ten voor de toekomst, met het voor korten tijd optreden van het nieuwe ministerie als uitgespro ken of verzwegen motief voor aanvankelijke wer keloosheid. In plaats daarvan ontvingen wij een program van belangrijke werkzaamheid op allerlei gebied, de toezegging van verschillende gewichtige wetsontwerpen, en hier en daar, op sommige be twiste gedeelten van het terrein der wetgeving, beschouwingen en uitzichten, die men, zoo al niet van dit conciliante ministerie, toch zeker op dit oogenblik niet tegemoet gezien zou hebben. De tijd zal leeren wat van al die groote dingen terecht komt. Wij gevoelen even weinig neiging öm over de beloften in geestdrift te ontvlammen, als om over de zinsnedenwaarachter eene geheim zinnige, misschien eene dreigende beteekenis ver scholen kan liggen, dadelijk naar wapenen tot verdediging te grijpen. De discussiën over het adres van antwoord zullen waarschijnlijk wel eenig licht verspreiden. Als wij ons herinneren welk een vloed van woorden er verleden jaar gestroomd heeft over de onschuldige zinsnede: „het openbaar en bijzonder onderwijs blijft mijne levendige belang stelling wekken", dan zien wij niet zonder onge rustheid het debat te gemoet over „de overweging van de wijzigingen, welke de wettelijke regelen omtrent andere takken van onderwijs (dan het hooger onderwijs) behoeven." Er ligt genoeg on zekerheid en dubbelzinnigheid in die woorden om achtereenvolgens alle partijen in het strijdperk te zien treden en hen weder te zien afdeinzen, afgescheept meteen-kluitje in 'triet. Den liberalen kan men antwoorden dat men niets anders op 't oog heeft dan, desnoods, een kleine wijziging in de leervakken van de hoogere burgerscholenwaarvan de noodzakelijkheid in den laatsten tijd van ver schillende zijden beweerd is. De ultramontaansche en antirevolutionaire vrienden zullen onder de wij zigingen weder heel wat anders verstaan. Beter gelegenheid voor het ministerie om zijne bedreven heid in de bascule-politiek te bewijzen, zal zich niet licht voordoen. Met de partieele herziening der wetboeken zal men blijven voortgaan, waartoe met vrucht van de achtergelatene werkzaamheid van den heer de Vries gebruikt gemaakt zal kunnen worden. Hebben wij echter goed gelezen en is het ministerie werkelijk voornemens andermaal den Sisyphus-arbeid eener nieuwe wet op de rechterlijke organisatie te onder nemen, of lijdt de redactie der troonrede hier aan onduidelijkheid Een goed nieuws was het dat de regeling van het hooger onderwijs het allereerst aan de orde blijft. Die spoed doet verwachten dat het ontwerp van den heer Geertsema, althans in de hoofdbe ginselen, behouden zal blijven. Ook het uitzicht dat de groote zaak der droog making van de Zuiderzee nog deze zitting ter hand genomen zal worden, klinkt bemoedigend. Zoowel daarvoor als bij de voorstellen voor den aanleg van spoorwegen op Java zal de arbeid van het afgetre den ministerie ongetwijfeld goed te pas kunnen komen. Met dezen voorraad belangrijk werk kunnen wij het voorloopig doen. Mogen wij onder de „vol tooiing der groote openbare werken en de voorbe reiding van andere" ook aan Vlissingen denken? Moeten de verbetering der rijks-inkomstende regeling van 'slands comptabiliteit, het strafwet boek, de militie-wet, beschouwd worden als meer dan eene „eervolle vermelding"? Wij twijfelen of deze zitting daaromtrent ons iets wijzer zal maken. Wat het ministerie belooft, is voornamelijk voortzetting van den arbeid zijner voorgangers. Al betreuren wij het thans andermaal dat die voorgangers niet liever zeiven de laatste hand aan hun werk leggen en op die manier er voldoe ning van hebben zullen, is voortzetting ons toch vrij wat liever dan afbreken. Als het ministerie op die manier voortgaat, dan zullen wij bijna kun nen vergeten welken naam het draagt. Bij de opening der staten-generaal werd Z. M. de koning gisteren vergezeld van zijne beide zonen, de prinsen van Oranje en Alexanderen zijn broeder prins Hendrik. Gisteren hebben de door de provinciale staten her kozen of nieuw gekozen leden der eerste kamer in handen van Z. M. den koning den eed als zoodanig afgelegd. De minister van binnen]andsche zaken heeft bepaald dat de verkiezing van een lid der tweede kamer in het hoofdkiesdictrict Hoorn, die noodig is tengevolge van het aannemen der benoeming tot lid van de eerste kamer door jhr. 'mr. D. van Akerlakenzal plaats heb ben op 13 October en de herstemmingzoo die noodig is, op 27 October daaraanvolgende. Uit het verslag der Middelburgsche N ij verheids- Vereeniging over het 6e boekjaar 18731874, uitge bracht in de algemeene vergadering van vennooten van den 14cn dezer, wordt ons het volgende welwillend medegedeeld De tegenwoordige toestand is alleszins gunstig. Het gestort kapitaal bedroeg op 31 December 1873 f 19,603.64 en op 30 Juni 1874 (einde van het boek jaar) f 21,278.21. Het getal der geplaatste aandeelen bedroeg op het einde van het boekjaar 198}alzoo ontbraken nog 511 aan deelen aan het bij de oprichting bepaalde getal van 250 aandeelen. Het winst-cijfer bedroeg na aftrek van verschillende afschrijvingen niet minder dan 71 pet. van het in 1873 gestort kapitaal. Volgens de statuten is uit de winst eerst afgezon derd 5 pet. voor de aandeelhouders, terwijl de overige winst na storting in de reserve-kas overeenkomstig de statuten is verdeeld tusschen aandeelhoudersbestuur, commissarissen en administrateurbedragende het divi dend voor de aandeelhouders 5J ten 100. Het kapitaal der vennootschap wordt vertegenwoor digd door eene hoogaars met toebehooren, driehuizen, den tuin op het Noord-bolwerk, de materialen en het fabrikaat der iu dit jaar opgerichte steenbakkerij, en een vrij aanzienlijk kapitaal ter beschikking, tijdelijk tegen rente a déposito belegd. Omtrent de verschillende onderwerpen door de ven nootschap ondernomen behelst het verslag het volgende De visscherij heeft weder zeer bevredigende uitkom sten opgeleverdgrootendeels toe te schrijven aan de voor-, deelige resultaten der garnalenvangst. Het vaartuig verkeert in zeer goeden staat van onderhoud en van den schipper wordt met lof getuigenis gegeven. Een der gebouwen is gedurende het boekjaar met eenige winst verkocht, doch daarentegen heeft de aan koop van een ander pand plaats gehad. De huizen verkeeren in voldoenden staat en niette genstaande een vrij belangrijke herstellingen heeft on dergaan leveren zij na aftrek van alle kosten nog eene goede rente op. De tuin op het Noord-Bolwerk heeft in den loop van het boekjaar door welwillende medewerking van het gemeentebestuur een belangrijke vergrooting onder gaan. Daarin is eene muziektent opgericht en aan het gebouw hebben verschillende bijbouwingen en voorzie ningen plaats gehad. Niettegenstaande de door een en ander nog al hoog geklommen kosten werpt die tuin eene voldoende rente af, verkeert hij in een bloeienden staat en ondervindt hij veel bijval bij de ingezetenen. Aangaande de steenbakkerij wordt gezegd dat zij, na welwillende inlichtingen van elders verkregenals proef is ondernomen op een aan de gemeente toebehoo- rend terrein, deelmakende van de vroegere haven; dat die steenbakkerij heeft plaats gehad in zoogenaamde veld-ovens, gestookt op Vlaamsche wijze en dat het verkregen fabrikaat zoo goed isals men bij het stoken in veld-ovens slechts mag verwachten en volgens het oordeel van bevoegde deskundigen in hoedanigheid de uit België aangevoerde baksteen verre overtreft, terwijl uit een scheikundig onderzoek is gebleken dat van hinderlijke zoutdeelendie naar sommiger beweren zou den bestaan, geene sporen zijn te vinden. Bij het bewerken en vormen der klei had men aan vankelijk met onderscheidene bezwaren te worstelen, waardoor de arbeids-prijzen de raming nog al bedui dend hebben overtroffenwat op de iinancieele uitkom sten een minder voordeeligen uitslag zal geven, doch van die bezwaren zijn bereids enkele overwonnen en, door de ondervinding geleerd, hoopt men ook met vertrouwen andere geheel te boven te zullen komen. Bestuurders hebben dan ook het voornemen in den volgenden zomer, die onderneming met kracht en ijver door te zet ten in het volle vertrouwen dat die dan alleszins voor- deelige uitkomsten zal opleveren. Nog is door bestuurders medegedeeld, dat het een ernstig punt van overweging heeft uitgemaakt om voor rekening der vennootschap de in 1873 geveilde terrei nen der gemeente langs den stationsweg aan te koopen en die naarmate van behoefte, doch volgens een vast plan, met nette en sierlijke huizen overeenkomstig de eischen des tijds te bebouwen; dat dit voornemen zoo bij commissarissen als bestuurders een onverdeelden bijval ondervond, doch dat men van de uitvoering van dit voornemen met leedwezen heeft moeten afzien, wegens de bezwarende voorwaarde om die terreinen binnen den korten tijd van twee jaren geheel te be bouwen, tengevolge waarvan een hoogst aanzienlijk kapitaal dadelijk zou moeten worden vastgelegd in pan den die eerst na verloop van eenige jaren waarschijn lijk eenige winsten zouden kunnen afwerpen, doch intusschen door eene groote rentelast zouden worden gedrukt. Intusschen gaf men te kennen dat men voorbereid bleef, om bijaldien de omstandigheden zulks' raadzaam maken, op andere punten der gemeente eenige bouw onderneming van kleiner omvang tot stand te brengen. Eene opwekking in het verslag aan de vennooten, om met het oog op het naderend einde van den termijn voor de uitgifte van de nog niet geplaatste aandeelen toegestaan en ter voorkoming van de verplichting om alsdan het bepaald maatschappelijk kapitaal te moeten verminderenmede te werken tot het plaatsen der ont brekende aandeelen, gaf aanleiding dat gedurende de vergadering door onderscheidene vennooten voor eenige aandeelen werd ingeteekend. Naar wij vernemen zijn de palen ten behoeve van het nieuwe poiitveer, door de gemeente aan de loska- de alhier geplaatst, vanwege het rijk weder weggeno men. Ten vervolge op het gisteren medegedeelde betref fende het onderwijs ontleenen wij aan het verslag van den toestand der provincie Zeeland nog het volgende Het getal herhalingscholen bedroeg 13 met 28 onder-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 1