van deze even plotselinge als gevaarlijke Moskovitische
frontverandering moeten voorbereiden."
In dergelijke taal bespreekt de Neue freie Pressc
deze aangelegenheid en hoewel men hierbij in het oog
moet honden, dat dit zeer Duitschgezinde orgaan steeds
zeer bevreesd is voor ecne overheeraching derDuitsche
volken door het Slavische ras waaruit weder blijkt
dat ook de rassenstrijd met de beide andere groote
quaestiën in verband staat is het toch zeker,
dat de zaak een ernstig karakter heeft. Hierover
zijn trouwens de Engolsche en Fransche bladen
het evenzeer eens. Indien werkelijk de keizer van
Rusland als de beschermer van het legitimiteitsbeginsel
optreedt dan worden de kansen van don Carlos zeer
schoon, en niet alleen wat betreft den Spaanschen
troon maar zelfs krijgt hij vooruitzicht eenmaal den
troon van Frankrijk te kunnen beklimmen. Volgens
een bericht in de Iberia toch is een familieraad,
waaraan de hertog van Parma, de graaf van Caserta
en de graaf van Bari hebben deelgenomen, don Carlos
als de eenige vertegenwoordiger van de vier takken
van het huis van Bourbon erkend en als zoodanig als
de wettige opvolger van Chambord op deu Franschen
troon. Frankrijk is dus nogl een pretendent rijker gewor
den. Met den steun van Rusland en van de geestelijkheid
kan don Carlos het nog ver brengen. De bisschop van
Seo d' Urgel loopt zelf het land af om de inwoners op
te wekken tot deelneming aan den strijd en geld daar
voor te vragen, natuurlijk alles ad majotem gloriam Bei.
Een andere quaestie, die nog al onrust baart en
vooral door de Engelsche en Oostenrijksche pers met
belangstelling wordt gevolgd is de verhouding tusschen
Duitschland en Denemarken. De Weensche Tagespresse
onderstelt, dat de handelwijze van de Pruisische regee
ring tegen de Deensche onderdanen in Slees wijk ten
doel heeft om den koning van Denemarken langza
merhand te winnen voor het denkbeeld om Denemarken
te doen opnemen in den Duitsclien bond. Dit zou een
nieuw idéé van von Bismarck zijn en ingeval Dene
marken daartoe zou willen besluiten zou Duitschland
Sleeswijk weder aan Denemarken afstaan. Daarentegen
zou de Deensche vloot een bestanddeel van de Duitsche
vloot worden en eenige Deensche koloniën zouden tot
bondshavens worden verklaard. De koning moet echter
nog geen zin in deze voorstellen hebben. Het is zeer
goed mogelijk, dat dergelijke onderhandelingen zijn
aangeknoopt. Immers dat Duitschlandbij dc uitbrei
ding van zijne marine groote behoefte gevoelt aan goede
havens is bekend, en op die wijze zou daarin worden
voorzien. Het zou tevens een goede afleiding wezen
voor het mogelijke verlangen van Duitschland, om in
Nederland voor zijn behoefte aan havens voldoening te
verschaften.
Staten-generaal,
Indische begrooting: 1875.
Ter aanvulling van hetgeen ons reeds Zaterdag per
telegraaf werd bericht omtrent den inhoud der
ontwerpen, houdende vaststelling der Indische begroo-
tiug voor 1875, deelen wij nog het volgende mede.
De afgetreden minister had in de reeds naar den
raad van state verzonden ontwerpen posten opgenomen,
die hoogst belangrijke beginselen raakten, alsschade
loosstelling wegens de afschaffing der slavernij in de
bezittingen tusschen Java en Madura; het heften van
nieuwe belastingen van Europeanen en vreemde Oos
terlingen; traktements-verhooging van de inlandsche
hoofden en ambtenaren op Java en Madurawegens
de afschaffing van hun recht om over heeredienst
plichtigen te beschikken en daartegenover een aequiva-
lent in den vorm van een hoofdgeld, te lieffen van de
heeredienstplichtige bevolking op Java en Madura.
Daargelaten de vraag in hoever de minister zich zou
kunnen vereenigen met de toepassing dier beginselen,
heeft hij dc lijvige dossiers, welke tot deze nieuwe
maatregelen betrekking hebbenzelfs niet kunnen
lezen. Daarenboven, met 't oog op de talrijke organi-
satiëüdie in de laatste jaren in Nederlandsch-Indië zijn
ingevoerd en op de verschillende nieuwe maatregelen
en beginselen die nog op volledige toepassing wachten,
meent dc minister dat met zorg de werking der tot
stand gekomen maatregelen moet worden nagegaan en
zooveel mogelijk de toepassing verzekerd van reeds
aangenomen nieuwe beginselen. Voordat aan dezen
eisch van het oogenblik is voldaan, vordert z. i. een
goed beleid, dat zonder noodzakelijkheid geen nieuwe
veranderingen van ingrijpenden aard worden op touw
gezet.
Hoezeer overtuigd van de wensehelijkheiddat de
linancieele toestand van Nederlandsch Indië op hechtere
grondslagen worde bevestigd en dat met de ter hand
genomen verbetering van de belastingen worde voort
gegaan, meent de minister dat ook in dit opzicht met
voorzichtigheid moet worden gehandeld. Omtrent de
voorstellen van den vice-president van den raad van
Nederlandsch-Indië en den hoofd-inspecteur van finan
ciën, bestaat nog vei schil van gevoelen tusschen de
hooge Indische autoriteiten. Overhaaste invoering van
nieuwe belastingen kan schadelijker werken dan een
uitsteldat gelegenheid geeft tot "bedaard overleg.
Op deze gronden beeft de minister de bedoelde be
langrijke punten uit het ontwerp zijns voorgangers
weggelaten.
De volgende nieuwe maatregelen worden intusschen
door den minister aangekondigd of ter bekrachtiging
voorgedragen.
Voor de uitbreiding van het personeel der rechtskun
dige voorzitters en griffiers bij de landraden wordt
f 70,000 aangevraagdwaaronder 16,200 voor trakt.e-
mentsverbooging, in afwachting eener nieuwe orga
nisatie.
Bij de invoering der reorganisatie van het districtsbe-
stuur is bepaald, dat in de gouvernementslanden op
Java en Madura, met uitzondering van de residentie
Batavia, voor de persoonlijke diensten ten behoeve
harer huishoudingaan een onderdistrictshoofd le klasse
6aan een onderdistrictshoofd 2e klasse 4 dienstplich
tigen kunnen worden toegekend en dat aan koffie- en
zoutpakhuismeestersvaccinateursonderwijzers en in
landsche schrijvers geen heercdicnstplichtigen meer
worden toegestaan. Voorts is de bezoldiging van boven
genoemde iulandsclie ambtenaren, aan wie het genot
van dienstplichtigen is ontzegd, met f 2.50 's maands
of 30 's jaars verhoogd voor iederen dienstplichtige.
In 't geheel zijn de dagdiensten ten behoeve der in
landsche ambtenaren per jaar met bijna 879,000 ver
minderd.
Ecne nieuwe organisatie wordt voorgedragen van
het bestuur in de zuider- en oosterafdeeling van Borneo,
alsmede van de beffing van belastingen in die residentie.
Zij berust op het hoofdbeginsel om de landen, die
thans reeds tot het rechtstreeksch gebied van het gou
vernement behooren onder 't direct gezag te doen blij
ven. Geen uitbreiding dus van rechtstreeksch bestuur,
maar handhaving en regeling van den sedert lang be-
staanden toestand. Eene som van f 60,000 zal daar
voor noodig zijn. Omtrent de belastingheffing bestaat
het voornemen om in de gebeele residentie eene hoof
delijke belasting in te voeren naar het vermogen der
belastingschuldigen, onder voorbehoud dat voor enkele
gedeelten van het gewest, waar de bevolking zeer
verspreid woont en ons gezag nog weinig is doorge
drongen, (le aanslag vooreerst nog kampongsgewijs en
in sommige gevallen distrietsgewijs zal kunnen plaats
hebben. Daarentegen zouden voor afschaffing in aan
merking komen de tegenwoordige hoofdgelden, de
dzakat, die eigenlijk een godsdienstig karakter draagt
en de opbrengsten in natura, met name rijststofgoud,
was, vogelnesten, ijzer, hout, rottingmatten enz.
Eene al gebeele herziening van het beheer en de
exploitatie der houtbosschen wordt voorgedragen, het
geen jaarlijks ruim 18,000 meer zal kosten
Onder vaststelling van gunstiger bepalingen omtrent
de periodieke trakteinents-verhoogingen, wordt uitbrei
ding voorgesteld van het aantal scholen, waar onder
wijzers le klasse kunnen worden geplaatst, en de ver
meerdering van de bezoldiging der hulponderwijzers
(onderwijzers 3e klasse) van f iOQ tot f 125. Daaren
tegen zullen de hoofdonderwijzers ten getale van 12,
die volgens de vroegere regeling 300 'smaamJs ge
nieten van lieverlede vervangen worden door hoofd
onderwijzers a 250 's maandswior getal dan tot 35
zal klimmen. Ook eene reorganisatie en verbetering
van het inlandsch onderwijs is voorgenomen.
De diensten van 1867 tot en met 1873 leveren een
gezamenlijk batig saldo op van 77,972,555.55, waar
onder evenwel het administratief kapitaal a 12£ millioen
en waarvan verder beschikt is vóór Nederlandsche en
Indische diensten en voor amortisatie te zamen
f 48,672,240.61. Er blijft dus nog beschikbaar
f 29,300,314.94waarvan 18,114,390.68 meer bepaald
een overschot van den dienst van 1871. De minister
wil daarvan 3,870,000 bestemmen: vooreerst tot dek
king van de tekorten op de Nederlandsche diensten
1871 en 1872 a f 2,100,000, en tot voortzetting van de
werken tot beveiliging van Batavia en Samarang tegen
overstrooming; den bouw van een stuwdam in de
Sampean-rivierden bouw van een krankzinnigenge
sticht te Buitenzorg en tot buitengewone aanvulling-
van liet materieel der zeemacht.
Later zal een som worden uitgetrokken (nu reeds
memoriepost) voor de havenwerken te Batavia, en verder
zal woiden voorgesteld een deel der overschotten van
vroegere diensten te bestemmen zoo voor den aanleg
van spoorwegen op Java, als tot dekking van het tekort
op de staatsbegrooting voor 1875, voortvloeiende uit de
uitvoering der vestingwet.
Voor dc kosten der expeditie naar Atchin behoeven
de saldo's van vroegere diensten niet aangesproken te
worden. De dienst van 1873 levert nog een bate op
van ruim 4 millioen; op die van 1874 zal de matig
geraamde opbrengst van de producten de raming met
minstens 8 millioen overtreffen. Op dat bedrag zijn
door de Indische regeering ook dc buitengewone oorlogs
uitgaven in 1874 geschat, waarvoor bij de begrooting
2^ millioen zijn toegestaan. De ontbrekende 5| millioen
kunnen dus ruimschoots worden gedekt uit het over
schot, dat de loopende begrooting zal aanwijzen.
De totalen der begrooting voor 1875 zijnmiddelen
in Nederland 50,942,662; in Indië 78,131,613; teza
men f 129,074,275. Uitgaven in Nederland f 20,613,66
iu Indië f 98,317,837te samen f 118.931,498. Geraamde
bijdrage ƒ10,142,777.
Voor 1874 bedroeg de bijdrage f 10,544,579.
Do kier bovengenoemde buitengewone uitgaven zijn
onder de cijfers van den dienst van 1875 begrepen.
Omtrent dc uitgaven valt nog aan te stippendat,
met inbegrip van de buitengewone aanvragenhet eind
cijfer der afdeeling openbare werken 12,587 628 be
draagt, zijnde 1,872,960 meer dan voor 1874. Uit
Indië was 4 millioen ongeveer meer aangevraagd. De
raad van Indië en de gouverneur-generaal hadden even
wel tegen de voorstellen van deu directeur der open
bare werken ernstige bedenkingen gemaakt. Het. blijft
intusschen de bedoeling van den minister de gelegen
heid te geven voor krachtige werkzaamheidzonder dat
telkens de toevlucht wordt genomen tot kredietopeningen,
een misbruik waartegen ook deze minister voornemens is