MIDDELBURGSCHE
C 0 U R A N T.
N° 225.
Dinsdag
1874.
22 September.
BUITENKANSJES.
Dit blad verschijnt dagelijks mei uitzondering van den Zondag, den 2tn Paaseli- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
3De prijs per 3/m., franco is f 3
Middelburg 21 September.
Men heeft aan het Nederlandsclie volk meer dan
eens verweten dat het te optimistisch is; dat het
zich tegenover de ernstigste werkelijkheden paaien
laat door een flauwhartig ^vertrouwen dat het toch
wel zoo heel erg niet worden zal of dat de stormen,
die bij onze buren de velden vcrwoes'en, de onze
wel ongedeerd zullen laten. Nog onlangs, gedu
rende den langen tijd dat de regeerings-crisis duurde,
heeft het aan dergelijke aanklachten niet ontbroken
en in het algemeen kan men nog altijd op de meer
derheid der Nederlanders het „formulier van eenig-
heid" toepassendat de Génestet voor hen uitgedacht
heeft, het geloof dat alles „terecht" komt.
Wie deze eigenschap als een gebrek beschouwt,
moet zich ergeren wanneer hij de practisclie les in
komediespel en zelfverblinding ziet, die aan het Ne
derlandsclie volk sedert jaren gegeven wordt bij
gelegenheid dat aan zijne vertegenwoordigers wordt
voorgelegd wat. men de „Indische begrooting" ge
lieft te noemen. De groote batige saldo's van
weleer zijn, heet het, afgeschaft. Eeno deugdzame
verontwaardiging heeft zich van de natie meester
gemaakt op het denkbeeld dat aan Indië langer
het noodige onthouden zou worden om de Neder
landsclie schatkist te verrijken. Triomfantelijk wijst
men dan ook op het steeds klimmend cijfer
der uitgaven, die voor Indië gedaan worden.
Nadat, er eerst lang gehaspeld is over de vraag of
op de Indische begrooting een vaste post als bijdra
ge van de kolonie in de behoeften van het moeder
land zou worden opgebrachtheeft men zieh bepaald
tot het uittrekken eener som, welke niet „vast
Btaat", maar toch sedert eenige jaren onveranderlijk
om de tien millioen heen draait Daarmede, met
-dat nederige voordeeltje, zou Nederland het voor
taan doen. Kon er nog van stiefmoederlijke be
handeling der kolonie sprake wezen tegenover een
.moederland dat zich tevreden stelt met de gift
van tien onschuldige millioentjes per jaar, afgeplukt
aan den volgeladen boom der Indische milliarden,
aan wiens yruchten voortaan Indië zelf zich zou
laven
Ziedaar hetgeen de Indische begrooting ons ieder
jaar wijsmaakt en met dat stuk papier in de hand
komen de bezorgden in den lande ons telkens weder
bang maken voor de verbazende tekorten, die in
bet aanstaande jaar dan toch zeker in onze staats
huishouding ons zullen aangrijnzen. Dan wordt er
opgeteld wat wij alzoo voor buitengewone dingen zul
len moeten doennieuwe spoorbanen aanleggen, nieuwe
waterwegen scheppen, kostbare kanaal- en havenwer-
ken bouwenmisschien om ze vervolgens ongebruikt
te laten liggen, ons leger versterken, de marine
herbouwenonze ambtenaren niet langer laten leven
van hongerlijden en schulden makenen dat alles
met niet meer dan tien millioen Indische bijdrage
Komt er dan nog eens een millioenen-verslinder als
een oorlog met Atchin bij, dan, ja dan is de ramp
niet langer te overzien en van den minister van
financiën die na de eerstvolgende ministerieele crisis
optreedtis wel niet anders te verwachten dan dat
hij zijne vegeering zal aanvangen met de aankon
diging van een staatsbankroet.
Zoo zou het zijn indien onze Indische begroo-
tingen waarheden waren en niet, als thans, bronnen
van aanhoudende buitenkansjeswelke laatste men,
met een ruw woord, leugens noemen moet. Hoor slechts
het goede nieuws, waarmede onze nieuwe minister
van koloniën, de heer van Goltstein, zijne eerste
Indische begrooting aankondigt. Sedert het jaar 1867
hebben wij in de huishouding van Indië „overge
houden" de kleinigheid van ongeveer 78 millioen.
Dat bedrag is nog maar „vermoedelijk", een woord
dat, wanneer het koloniale-overschotten betreft, in
den regel zooveel beteekent als „veel minder dan."
Acht en veertig millioen hebben wij daarvan al ge
bruikt om oude schulden te betalen of voor de
rijks- en de Indische behoeften. (Deze laatsten
worden er zoo ter loops bijgenoemd; wij gelooven
echter dat zij, als het op nacijferen aankwam, eene
vrij nederige plaats zonden innemen). Negen en
twintig millioen hebben wij dus nog over, nadat
zelfs Atchin, de millioenen-verslinder, tevreden is
gesteld en in hot volgende jaar vragen wij van
Indië geen cent meer dan het peulschilletjewaar
aan wij gewoon zijn ons te vergasten, tien mil
lioen en ongeveer anderhalve ton.
Van waar komt al dat geld, dat altijd over is
en telkens wanneer men denkt dat het nagenoeg
uitgeput zal zijn, weer op nieuw schijnt aan te
groeien? Wij behoeven niet verder te gaan dan
het Indische budget voor 1875 om het antwoord op
die vraag te vinden. Op cope begrooting van ruim
twaalf millioen voor openbare werken (twee millioen
meer dan in het vorige jaar) komen bijna twee
millioen voor tot het uitvoeren van noodzakelijke
zaken. Wij lezen echter dat de directeur nagenoeg
het driedubbele van die som had uitgetrokken,
maar dat de regeering, zoowel hier to lande als
in Indië vreesde dat dit bedrag niet zou worden
„verwerkt." Ziedaar een departements-chef, die zijne
begrooting ongeveer een derde gedeelte hooger
raamt, dan hetgeen hij bij mogelijkheid zal kunnen
gebruiken! In hetzelfde hoofdstuk vinden wij dat
de kosten der werken om Samarang tegen over
stroomingen te beveiligen, bijna vier ton minder
zullen bedragen dan daarvoor geraamd werd. Zoo
gaat het met de meeste departementen in Indië.
Posten worden uitgetrokken die men te voren weten
kan dat niet uitgegeven zullen worden of veel min
der zullen bedragen. Geen wonder dat op die manier
aan het einde des jaars de uitgaven mede vallen!
Een nog grooter bron van voortdurende misre
kening levert de raming van de opbrengst der
gouvernements-producten op. Bij de inleiding der
begrooting lezen wij dat het jaar 1873, ondanks de
uitgaven voor Atchin, toch nog een voordeelig saldo
heeft opgeleverd van ruim vier millioenals een
gevolg dat de producten zooveel duurder verkocht
zijn dan men begioot heeft. Aan het einde van
het document vinden wij andermaal dat de oogst,
die „vermoedelijk" (zie boven) 750,000 picols be
dragen zalgeschat wordt op 6 a 7 cent lager dan
de laagste prijs in 1873, dat was 53 cent,
ofschoon op dit oogenblik de prijzen weder tot 55
en 60 cent gerezen zijn. Houdt men nu in het oog
dat bij de geraamde opbrengst van den oogst écnö
stijging van éen enkelen cent in den prijs eene
vermeerdering van inkomsten ten gevolge heeft,
(alleen aan de koffie) van ruim vier en een halve
ton, dan zal niemand zich meer verwonderen dat
bij zulk eene wijze van raming, als de ontvangsten
te laag en de uitgaven te hoog worden geschat er
altijd weder een „berg van geld" overschiet.
Men zal misschien vragen of de broodkruimels ons
dan steken? Of wij liever zouden willen dat men,
te hoog ramende, zich blootstelde wezenlijke tekorten
te zien verschijnen in plaats der schaduwbeelden,
die ons nu telkens schrik aanjagen? Dat juist niet.
Eene manier van rekening maken, waarvoor wij onze
keukenmeid misschien zouden wegjagen, maar waarbij
men bergen geld overhoudt, is altijd nog beter dan eene
waarbij men zich in schulden steekt. Alleen achten
wij liet noodzakelijk er de algemeene aandacht op
te vestigen. Dat het volk zich er niet voor interes
seert of de heer van de Putte van een stoel opstaat
en de heer van Goltstein daarop gaat zitten scCl(Jnl
ons niet zeer bedenkelijk. Wel echter achten wij
het van belang dat het volk in den waan verteert,
op slechts tien millioen nadoor eigen inspannit
in zijn eigen behoeften te voorzien, terwijl in wiir
beid meer dan het dubbele daarvan als een axI-
moes ons uit Indië toegeworpen wordt.
Want men vergisse zich niet. Die „buitenkaiu-
jes" kunnen alleen uit Indië komen omdat neo
verzuimt ze daar te gebruiken voor de wezenlijke
behoeften van Indië zelf. Op deze begrooting» «n
uit den overvloed der stof slechts enkele voorbeelden
te nemen, zien wij eindelijk sommen uitgetrokken
voor de oprichting van hoogere burgerscholen t?
Samarang en te Soerabaya. Daarentegen kan J^«n
de „behoorlijke huisvesting" der officieren van bc<
leger niet gedacht worden omdat zoo iets elf aiil-
lioen zou kosten. Met 85,000 zal men het dn*r
om zien te doen.
Ons dunkthet Nederlandsehe volk zou ni»ir
reden tot zelfvoldoening gehad hebben indien bet,
met wat minder millioenen „over", aan Ind&ibi
ouders wat vroeger gelegenheid geschonken U>4
om hun kinderen eene behoorlijke opvoeding U-
geven zonder in de noodzakelijkheid te verkei:rvx
lien aan het andere einde der wereld aau vrecude
handen toe te vertrouwen, en indien het gati dn
officieren van het leger, dat alleen den zak m:«
vasthouden, waaruit al de millioenen te voorschip
komen, in het volgende jaar bij hun mager trakte
ment een behoorlijk huis gegeven had.
De gemeenteraad van Middelburg zal a. Woens
dag, des namiddags te half twee uur, een openbare
zitting houden ter behandeling der volgende zaken:
beëediging nieuw benoemd raadslid; missive gedepu
teerde staten, goedkeuring afschaffing binnengrachtgeld;
vaststelling supple.toire kohieren plaatselijke directe
belasting op de inkomsten en hondenbelasting; rap
port borgtochten ambtenaren leenbankbenoeming wet
houder; idem voorzitter burgerlijk armbestuur; idem
voorzitter bestuur brandweer; idem leden vaste com-
missiëri; idem hulponderwijzeres school A.
Opgave van brieven geadresseerd aan onbekenden,
verzonden gedurende de tweede helft der maand Au
gustus 1874 door het postkantoor Middelburg;
G. Gielsham, Muiden; T. Raaf, Amsterdam: V. de
Jong, Arnhem; J. Tellier, Kralingen; Sormijn, Rob
terdam; K. van Boven, Zoutkamp.
Briefkaarten: J. Smit, Amsterdam; B. Janse, idem;
Blijkens het bestek en de voorwaarden van aanbe
steding op 8 October a., ten behoeve der staatsspoor
wegen, van het maken van een gebouw voor ambté
naren der belastingen op het haventerrein te Vlis-
singenmet bergplaatsen en toebehoorenzijn de
hoofdafmetingenop den buitenkant van het metselwerk
gemeten: lengte 12.31 M. en breedte 12.55 M. De
hoogte-afmeting van het bovenvlak van de nok i3
9.80 M. boven peil. De bergplaats voor benaderde
goederen is 5.20 M. lang en 3.30 M. breed; de kamer
voor de kommiezen 5.50 bij 6, bet kantoor voor den