MIDDELBURGSCHE
r 224.
laandag
1874.
COURANT.
21 September.
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Taasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De pi ijs per 3/m., franco is f 3.50.
Middelburg 19 September.
In de rede waarmede de minister van binnenlandsche
zaken heden namens den koningde zitting der staten-
generaal gesloten heeftwerden de verrichte werk
zaamheden gedurende het afgeloopen zittingsjaar opge
noemd. De minister wees verder op de uitgavenwelke
in de toekomst tengevolge van de uitvoering der ves
tingwet te wachten zijn. De rede werd besloten met
de kennisgave der optreding van het nieuwe kabinet,
tengevolge van het gemis van overeenstemming tusschen
het afgetreden ministerie en de vertegenwoordiging, ten
aanzien van eenige belangrijke aangelegenheden.
Uit de door de regeering hij de tweede kamer overge
legde begrooting voor Noderlandsch-Indië voer 1875
blijkt o. a. dat de nieuw opgetreden minister van kolo
niën de door zijn voorganger gedane ingrijpende voor
stellen, in afwachting van nadere overweging, heeft
teruggenomen.
De financieele toestand is, dat thans 29 millioen
gulden beschikbaar is, waarvan 18 millioen meer be
paald als overschot op den dienst van 1871. Ongeveer
4 millioen van die beschikbare gel en is bestemd tot
dekking van liet tekort over de diensten van het rijk
in Nederland over 1871 en 1872 en buitengewone
waterstaatswerken.
Door den minister zijn nadere voorstellen aangekon
digd betreffende de havenwerken te Batavia, den aanleg
van spoorwegen op Java en de dekking van het tekort
op de nieuwe staatsbegrooting veroorzaakt door uitvoe
ring van de vestingwet.
De kosten van den oorlog in Atcliin in 1873 en 1874
worden gedekt door de overschotten op de diensten
van dat jaar, respectievelijk ten bedrage van 4 en 8
millioen gulden, die een gevolg zijn van de hoogere
opbrengst der producten.
Op de begrooting komen geen buitengewone posten
voor Atchin meer voor. De gouverneur-generaal heeft
bereids den 20*n Juli medegedeeld dat van eene derde
expeditie of van eene voortzetting van den oorlog in
het binnenland geene sprake was. De gouverneur-
generaal blijft de geheele onderwerping van Atchin be
schouwen als eene eenvoudige quaestie van tijd.
Op de begrooting voor 1875 zijn de ontvaugsten ge
raamd op ruim 129 millioen gulden en de uitgaven op
ruim 118 millioen; de bijdrage voor Nederland is ge
raamd op 10,142,777.
Z. M. de koning is gisteren namiddag met zijn gevolg
van bet Loo in de residentie teruggekeerd.
Ook H. M. de koningin heeft ingeteekend op het
bij den heer de Zeeuw alhier uit te geven „Gedenkboek
der Meifeesten in Zeeland bij gelegenheid van het
zilveren kroningsjubilé van Z. M. Willem III."
Naar wij vernemen, zal de stoombarge welke eer
lang tusschen hier en Vlissingcn m de vaart zal komen,
te Vlissingcn niet alleen bij de Tonncnbrug, maar ook
aan het lokaal-station aanleggen.
In een ingezonden stuk aan de Nieuwe Rotterdamsche
courant wordt tegen den majoor, garnizoens-komman-
dant, te Vlissingen de beschuldiging ingebracht dat
hij de levering van aardappelen voor het garnizoen
aldaar over de maanden Augustus en September tegen
80 cent per mud hooger heeft toegewezen dan de
laagste inschrijving bedroeg, waardoor het menage-
fonds of het rijk f 8 per dag of 240 per maand te
veel moet betalen.
Wenschelijk is het zeker, in het belang zoowel van
den soldart als van het ontzag voor de militaire ove.-
heden, dat deze zaak toegelicht en de beschuldiging
zoo mogelijk wederlegd worde.
Bij besluit van den minister van koloniën is tot
militair student voor de koloniën benoemd H. K. J.
Dominicu8 van den Bussche, te Goes.
Eergisteren kwam te Strijp eene commissie van drie
leden uit gedeputeerde staten van Noord-Brabantom
een cnlerzoek in te stellen naar de bekende kerkhof-
quaestie. Na bezichtiging der oude en nieuwe be
graafplaats hield die commissie eene bijeenkomst met
burgemeester en wethouders, de leden van den raad
en een paar andere ingezetenen.
lieden zou de afgetreden pauselijke nuntiusde lieer
Bianchi, de residentie verlaten, teneinde zijn nieuwen
gezantachapspost te Muncben te aanvaarden.
Thans is te Arnhem do Vcreeniging tot stand ge
komen die zich ten deel stelt „het africhten en verede
len van postduiven en het beschermen der dieren in he t
algemeen". Het reglement bevat, behalve de huis
houdelijke bepalingen, ook nog de volgende, waarbij
ook het publiek in zekere mate betrokken is. De dui
ven van de vereeniging worden alle gestempeld en
zijn daardoor herkenbaar. Vreemde duiven, welke in
de hokken van die der leden vliegen, worden veertien
dagen daar gehouden en blijven ter beschikking van
de eigenaars. Ook de duiven van niet leden worden
beschermd.
Hoewel de Vereeniging tot dusverre, slechts uit stad -
genooten bestaatworden ook buitenleden aangenomen.
De minister van financiën vestigt de aandacht der
belanghebbenden op de gelegenheid tot verzending der
correspondentie naar Nederlandsch-Indiëdoor middel
van het stoomschip John Bramall, van de „Commer
cial Steamship Company", waarvan het vertrek van
Rotterdam op den 27 n September aanstaande is bepaald.
De daarmede te verzenden correspondentie behoort
uiterlijk in den namiddag van den 26 n September te
Rotterdam aangekomen te zijn.
Uit Vlissingen wordt ons gemeld dat het roodvonk
aldaar, ofschoon in mindere mate, blijft hcersclien.
Gedureude de laatste week zijn door de ziekte aange
tast zeven, en daarna overleden twee personen.
Bij het eerste natuurkundig examen, eergisteren
te Amsterdam gehouden, is toegelaten de lieer W. Sneth-
lagc, geboren te Boxum.
j Aan het letterkundig en wiskundig toelatings
examen hebben dien dag voldaan de heeren H. W*
Marx, geboren te Arnhem; J. Harte, geboren te Tiel'
on J. M. S. Stolhorst, geboren te Sneek.
Donderdag morgen werd Vlissingen bezocht door
den Belgischen minister van openbare werkenverge-
*eld van den kolonel van Averbeke, den inspecteur
van het loodswezen te Antwerpenden heer Boninge
en den directeur, den heer Micliel. De vreemde bezoe
kers keerden des middags van dezelfden dag per eigen
jacht naar Antwerpen terug.
Eunst-critiek.
(Particnliere correspoudentie.)
Gent18 September.
De Gentschc tentoonstelling van schilderijen munt
meer uit door de hoeveelheid dan door de hoedanigheid
der stukken. Dit is een gebrek van hen aan wie de
leiding der tentoonstelling opgedragen is: zij nemen
alles aan, teneinde een catalogus met een groot aantal
nomraers te bekomen. De Gentenaars dragen er roem
op dat hunne tentoonstellingen even ruim voorzien zijn
als die van Brussel en Antwerpen. Ik voor mij vind
dat een zonderling point d'hontieurmaar over den smaak
valt even weinig te twisten als over de kleuren. Wij
zijn dus wel genoodzaakt om deze geheele verzameling,
die rijker is aan voorbeelden van dwaasheid en buiten
sporigheid dan aan wezenlijke kunststukken, in haar
volle en vervelende lengte door te loopen.
Tengevolge van omstandigheden met welke wij niet
bekend zijnis de Hollandsche school zeer schaars ver
tegenwoordigddoch hetgeen er is strekt ten minste
uwe landgenooten tot eer.
De heer Mesdag Irjeft twee prachtige stukken gezon
den, namelijk een breed geschilderd zeegezicht, en een
Scheveniiigseli winter-tafereeldat een van de belang
rijkste doeken der tentoonstelling is.
De heer Koelofs stelt een uitmuntend landschap ten
toon. Ik herinner mij een tijd toen deze schilder zijn
effect voornamelijk in de donkere kleuren zocht. Joden
lijm en tinten a la Rembrandt werden door hem bij
voorkeur gebruikt. Tegenwoordig doet hij alleen zijn
best om helder en licht te wezen en dat gelukt
hem volkomen. Zijne luchten en zijn water schitteren
van glans en men zou bijna zeggen dat hij de door
schijnendheid van het licht weet weder te geven. De
lieer Roelofs maakt ongetwijfeld aanspraak op eene
plaats onder de meesters.
De heer Verveer maakt geen nieuwe vorderingen,
maar houdt zich staande op de plaats, welke hij zoo
lang vervuld heeft. Op zijn leeftijd kan men zich
daarmede tevreden stellen.
De heer Pleisier geeft bewijzen dat hij de zee van
nabij kent. Ook den heer Bisschop en zijne genre
stukken ben ik eene eervolle melding schuldig, en
hiermede heb ik nagenoeg al het door Nederland aan
de tentoonstelling geleverde uitgeput.
Uit Frankrijk zijn meer en belangrijker stukken
afkomstig. Zonder dezen zou de Gentsche tentoonstel
ling een al te. treurig figuur maken. De Fransche
schilders bezitten twee voorname hoedanigheden, door
welke hunne werken eene buitengewone waarde bezit
ten. De meeste hunner verstaan hun vak grondig en
hebben daarenboven een goeden smaak, die veeltijds
keurig en altijd artistiek is. Zelfs die Fransehe schil
ders, welke men op het eerste gezicht zou zeggen dat
zich weinig moeite geven en tevreden zijn als zij eene
vluchtige gedachte op het doek geworpen hebben, ver-
toonen, als men hun werken op den keper beschouwt,
blijken van degelijke studie. Ik noem, als voorbeelden,
ouder de landschapschilders de heeren Corot en Diaz,
en in het genre der historische kunst de heeren Lumi
nals en Antigua.
De heer Carolus Durau maakt eene uitzondering
Deze werkt op het effect en tracht alleen van den
uitwendigen indruk partij te trekken. Hij stelt een
portret van zijn dochtertje ten toon, dat allerliefst en
allerbevalligst is, maar u toch koud laat, omdat het
niet de vrucht eener wezenlijke bezieling is en de eigen
lijke kunst van den teekenaar er aan ontbreekt. Deze
schilder is echter jong genoeg en heeft eene voldoende
mate talent om de gebreken, welke hij nu nog bezit,
af te leeren; maar zijn voorbeeld is gevaarlijk voor
onze jeugdige Belgische kunstenaars.
Het is toch niet voldoende dat men schilderen kan.
Men moet ooken bovenalde teekenkunst verstaan
en met getrouwheid en overeenkomstig de natuur de
vormen weten terug te geven. Ziedaar waar het onzen
schilders aan ontbreekt. Zij blijven altijd een aanleg
toonen, die nooit verwezenlijkt wordt. Sómmigen loo
pen al met een grijzen baard, zonder dat men nog
iets meer van hen zeggen kan dan: het ontbreekt hun
niet aan aanleg. De reden hiervan is dat zij zich te
spoedig tevreden stellen met het uiterlijk voorkomen
der dingen waar te nemen en terug te geven. Wie een
maal die hebbelijkheid heeft aangenomenkan zoowel
de studie als de hoop om verder te komen wel vaar
wel zeggeu. Bijna al onze jongere k -.nstenaars bezitten
dit gebrek, dat op den duur eene onvergefelijke fout
wordt.
Zoo beeft de beer Camille van Camp eene naakte