r 218. MIDDELBURGSCHE Maandag 1874. COURANT. 14 September. Vlissisgas es Sadaams, Dit blad verschijnt, dajrelijfes met uitzondering van den Zondag, den 2« Paasch- en PinkctenJag en een der Kers»dage?. De prijs per 3/m..franco is f 3.SO. Middelburg 12 September. Het is onze schuld niet indien wij na voor een paar dagen de quaestie van het ongebruikt laten der Vlissingsche havenwerken als „oud nieuws" besproken te hebben, genoodzaakt zijn andermaal met dat onderwerp te komen aandragen. Vlissingen, in afwachting dat het zijn aandeel verwerft als een der levensbelangen van Nederland, begint meteen gedeelte der Nederlandsche drukpers in beslag te nemen. Weinige dagen geleden was het de Gids die zich er mede bezig hieldthans is het de heer Halverhout, gepensioneerd kapitein-luitenant ter zee, die in eene te Breda bij Rroese en C°. uitge- gevene brochure, „Jansen's brug over den Oceaan" opnieuw ter sprake brengt. Het geschrift zou voor kwaadaardige critiek eene schoone prooi opleveren. Ons is het echter daarom niet te doen. Overtuigd dat alleen de drang der publieke opinie bij machte is over de tegenwerking of de onverschilligheid te zegevieren, met welke onze zeehaven bejegend wordt, zijn wij voor iedere lans, die tot haar verdediging gebroken wordt, dankbaar, ook al herinnert het moordtuig ons een weinig aan de wapenrusting van den befaamden ridder Don Quixote- Wij gelooven niet, als de heer Halverliout, dat tengevolge der doorgraving van de landengte van Suez de handelsgrootheid van Engeland en de bloei der handelssteden in het westen van Europa ondermijnd zullen worden. De havens in de Middellandsclie en de Zwarte zee mogen voor Zuidelijk en Oostelijk Europa de stapel plaatsen der Aziatische producten wordende fabrieksnijverheid van Engeland, zijn kolen- en metaalmijncn verplaatsen zich zoo licht niet. De spoorwegen mogen uit Triestuit Brindisi en Konstantinopcl een deel der Indische handels waren tot in het hart van Europa brengen, voor de groote stapelproducten en voor hetgeen naar het Westen van Europa b stemd is zullen groote snel varende stoomschepen wel het minder kostbare en daarom geliefkoosde middel van vervoer blijven. In de middeleeuwen, voor de uitvinding van het kompas, liep de handel uit het Oosten over de Zui delijke zeehavens. Na die uitvinding, nadat de schepen zich van de kusten durfden verwijderen en zich in zee dorsten te wagen, zochten zij van zelf de in het westen gelegen losplaatsen. Er be staat dus, naar ons inzien, geen reden om, ook al erkent men ten volle de gelukkige omkeeriiig, die aan de Italiaansclie havens door de opening van het Suez-kanaal te wachten staataan te ne men dat liet Westen en Noorden van Europamet zijn krachtige en voortvarende bevolking het onder spit zou moeten delven tegenover de weekeremeer tot genot en rust geneigde bewoners der Zuider- stranden. De schrijver zelf gelooft dat trouwens niet, of schoon men hem met menige aanhaling uit de eerste bladzijden zijner brochure dat geloof zou kunnen toedichten. Is het doel van zijn geschrift niet juist, ons op de schitterende toekomst van Vlissingen te wijzen? En zou er wel sprake van kunnen zijn onze zeehaven te maken tot het punt van uitgang eener „brug over den Oceaan", indien vaststond dat de thans bestaande bruggendie van Hamburg, van Bremen, van Liverpool, bestemd waren in on bruik te geraken De heer Halverhout beschouwt echter niet alleen het punt van uitgang der brug, maar vestigt ook de aandacht op de plaals van aankomst. Hij zoekt die, behalve in Noord-Amerikawaarheen de groote stroom van landverhuizers en goederen zich richten zal, ook in onze kolonie Suriname, een land, 2400 vierkante mijlen groot „het vruchtbaarste der aarde, dat Java en Sumatra in de schaduw stelt, en in zijn plantengroei door geen land ter wereld wordt geëvenaard." Ook hier weder laten wij de opgewondenheid van den schrijver voor zijne rekening. Men ver- gete niet dat Suriname, met zijn vruchtbaren bodem, gebukt gaat onder het gemis der middelen om dien bodem tot ontginning te brengen. Het ontbreekt der kolonie aan eene eigen bevolkingde pogingen lot colonisatie, met Europeanen in andere deelen van Zuid-Amerika beproefd, zijn zonder uitzonde ring jammerlijk mislukt en de plannen tot aanvoer van landverhuizers uit andere werelddeelen zijn, behalve dat ze aanzienlijke geldelijke offers zullen vorderen, in Suriname nog te weinig in toepassing gebracht om daarop reeds de schitterende vooruit zichten te durven gronden, door welke de heer Halverhout in onze West-Indische kolonie het „anker van Nederland" meent te kunnen zien. Toch deed het ons genoegen in dit geschrift in eenen adem Suriname met Vlissingen genoemd te zien. Beide namen hebben op het oogenblik veel met elkander gemeen. Beide raken zij de levensbelangen van Nederland en beide worden zij miskend. Terwijl ieder den mond vol heeft over Rotterdam en Amsterdam en hun ongeboren water wegen, zwijgt men over Vlissingen, de „schoonste, veiligste en beste haven van gansch Noordwestelijk Europa." Terwijl Oost-Indië, met de millioenen van zijn batig slot en de duizenden menschenle- vens die het vordert, aanhoudend de aandacht trektis Suriname voor vele Nederlanders eene onbekende grootheid en een lastpost. Toch ver dient de kolonie het eerste niet te zijn gelijk zij het laatste niet behoeft te blijven. Juist dezer dagen schonk een ander geschrift („Suriname's Financiën door J. A T. Cohen Stuartbij Belinfante te 's Gravenhage) ons opnieuw daarvan de bewijzen. Men weet dat Suriname nog altijd eene bijdrage uit de Nederlandsche schatkist noodig heeft om het budget zijner ontvangsten met dat zijner uit gaven te doen sluiten Die bijdrage, welke in 18G7 nog ver over de vier ton beliep, was over 1873 tot minder dan twee ton gedaald. Deze verminde ring was niet het gevolg van bezuiniging op de uitgaven welke nagenoeg op dezelfde hoogte hieven, maar van stijging der inkomsten. De nieuw inge voerde accijns op het gedistilleerd bracht bijna een ton op, de opbrengst van het patentrecht groeide aan van ƒ29,000 in 1867 tot ƒ69,000 in 1873, terwijl de invoerrechten van 165,000 tot 293,000 stegen. Waren deze belastingen, gelijk het geval zal zijn met die welke thans voor Oost-Indië ontwor pen wordeneigenmachtig door het moederland opgelegdzij zouden zooveel waarborg niet opleve ren voor den bloei en de levenskracht der kolonie. Maar men vergete niet dat Suriname een eigen vertegenwoordiging bezit, door de ingezetenen bij vrije keuzein verhouding van éen op de 200 kie zers benoemd. Deze „koloniale staten", waarin, behalve de door de inwoners gekozene slechts vier leden zitting hebben die door den gou verneur worden aangesteld, hebben door oordeel kundige vermindering der belastingen welke te zeer drukten en door uitzetting der lasten, welke daarvoor vatbaar waren, in den tijd van zeven jaren de afhankelijkheid der kolonie tegenover het moederland tot op de helft teruggebracht. Een der krachtigste dnjfveercBdoor welke de staten tot zulke aanzienlijke opofferingen zijn aan gespoord, vindl; men in artikel 112 van het regle ment op het beleid der regeering (wet van 31 Mei 1865, n° 55). De koloniale begrooting, zoo wordt aldaar bepaald, is alleen aan de bekrachtiging der staten-generaal onderworpenzoolang daarop eene bijdrage uit 's lands schatkist voorkomt. Is dat het geval niet meerdan is alleen de koninklijke goed keuring in de meeste gevallen eene bloote formaliteit noodzakelijk. Met iederen stap die dc kolonie alzoo in de richting harer financieele onaf hankelijklieid doetkomt zij eene schrede nader aan hare politieke zelfstandigheid. Door deze ge lukkige vereeniging' der belangen van moederland en kolonie ontstaat als het ware een wedstrijd tusschen de pogingen van het eerste om veel voor de kolonie te doen en die der laatste om op eigen wieken te drijven. Ons dunkt, de millioenen die wij uit Oost-Indië trekken, mogen ons niet ongevoelig maken voor de geestkracht en den goeden wil welke op deze wijze sedert jaren in ons gebied aan de andere zijde van den Atlantischen Oceaan ontwikkeld wor den. Vermeerdering van arbeidskracht is het voor naamste middel om het streven der staten van Suriname te ondersteunen. De heer Cohen Stuart vraagt daartoebekrachtiging eener leening tot uitbetaling van premiën voor den aanvoer van landverhuizers, en bevordering der telegrafische en stoomvaartverbinding met Europa. Terwijl wij aan deze denkbeelden onze sympathie schenkendenken wij levens met een zucht aan onze eigen belangen. De heer Halverhoixt beschouwde Suriname als een der uiteinden onzer „brug over den Oceaan." Hoe lang zal het duren alvorens iemand de handen aan het werk slaat om Vlissingen tot „bruggehoofd" te maken Gaarne vermelden wijop gedaan verzoekdat het programma voor de muziekuitvoering in het Schut te, shof alhier, morgen door het muziekkorps der stede lijke schutterij te geven, door den luitenant-directeur, den heer de Jong, met zorg zoodanig is gekozen dat het concert bij ongunstig weder in de zaal gegeven zal kunnen worden. liet adres van ingezetenen dezer gemeente tot ondersteuning van het verzoek der Werkmansver eeniging alhier om een wetsontwerp tot regeling van den rechtstoestand der Coöperatieve vereenigingen hij de staten-generaal in te dienen was heden van 142 handteekeningen voorzien. Te Tiel worden thans reeds zeven candidaten voor het lidmaatschap der 2" kamer genoemd. De strijd zal echter hoofdzakelijk gevoerd worden tusschen de hee- ren Dyckmeester van liberale en van Rappard van con servatieve zijde. De minister van bnitenlanilsclie zakenmr. van der Does de Willeboisheeft te Maastricht van de autori teiten en ingezetenen, onder welke liij sedert vele ja ren als commissaris des konings werkzaam is geweest, plechtig afscheid genomen. Verschillende ovatiën wér den den minister gebracht.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 1