reed gemaakt eu binnen een half uur tij da de soep,
voor welke de manschappen het benoodigde in hunne
eetketeltjes hadden medegenomen, gekookt. Na het
gebruik van het middageten werd de terugmarsch
aanvaard, zoodat te ongeveer 4 uren het garnizoen in
de kazerne alhier was teruggekeerd, terwijl de man
schappen uit Vlissingen hun tocht derwaarts voort
zetten. Verscheidene officieren der schutterij van Vlis
singen maakten dezen militairen mafseh tot oefening-
mede.
Z. M. de koning wordt heden middag per trein van
4u 48m Ju de residentie terug verwacht.
H. M. de koningin heeft, van prins Frederik ver
gezeld, gisteren een bezoek gebracht aan de tentoon
stelling van Zaanlandsehe oudheden te Zaandam.
Die tentoonstelling werd tot dusverre door 7877 per
sonen, behalve de geabonneerde», bezocht.
Z. K. 11. prins Alexander, wiens geboortedag ook
hier ter s tede door het wapperen der vlug op den abdij-
toren werd aangekondigd, heeft gisteren zijn 23e jaar
en alzoo zijne meederjarigheid bereikt.
De Staats-courant van heden bevat het gisteren door
ons medegedeelde bij het departement van koloniën
ontvangen telegram van den gouverneur-generaal
van Nederlandsch-Indië. De inhoud komt overeen met
het reeds gemelde; alleen is er nog bijgevoegddat
Toekoe Nek van Maraksa is overleden.
Volgens het Vaderland heeft de heer van Bylandt,
thans president van de eerste kamer der staten-generaal,
zijn ontslag genomen als lid van dat college.
Te Nieuwediep is den 22eB met het stoomschip Wil
liam Mackinnon uit Oost-Indië aangekomen de le luite
nant van het Indische leger Comfurius, die bij de
tweede expeditie tegen Atchin zoodanig verwond werd
dat hij het verlies zijner beide oogen te betreuren
heeft.
In de Starts courant van heden is opgenomen een
staat van afkoop van tienden, waarvan de akten
zijn overgeschreven in de openbare registers gedurende
1873. De gezamenlijke oppervlakte bedroeg 5866 hectaren
26 aren 53 centiarenen het totaal dor in de akten
vermelde afkoopprijzen ,.'775,031.921.
In de „Nederlaudsche industrieel" wordt de aandacht
gevestigd op het feit dat de in andere landen hecr-
schende tijdelijke stremming in handel en nijverheid
ook in ons land gevoeld wordt en dat dientengevolge
houderde werklieden zonder arbeid rondloopen. Nog
erger is het echter, volgens dat blad, dat de buiten-
landsche nijverheid tot ongehoord lage prijzen met de
Nederlandsehe concurreertdikwijls met eigen schade,
doch alleen om haar werklieden aan den gang te hou
den. Zoo werd onlangs door eene Belgische fabriek de
levering van 150 zandwagens voor de aanplemping
van een gedeelte van het IJ aangeboden voor een
prijs, die nog 75,000 lager was dan het reeds lage
cijfer der Nederlandsehe fabrikanten. In België zoo
wel als in Duitschland heeft de regeering de bevoegd
heid om hetzij wegens den bijzonderen aard van het
werkhetzij omdat daarbij de belangen van een
ot anderen tak van nationale nijverheid op het spel
staan, het werk te doen verrichten door nationale in
schrijvers, ook al zijn die de laagste niet.
„Het is, zegt het genoemde blad, geen bescher
ming in den zin van „protectie", die wij inroepen.
Wij vragen een verstandigen tegenweer tegen het over
brengen van den arbeidsnood nit Belgiëuit Duitscli-
laad naar het kleine Nederlanddat toch voor de
vreemde producten zooveel wijder openstaat dan een
van die beide landen. Het is zeker een ongelukkig
verschijnseldat Nederlandsehe kapitalisten groot en
klein, als het ware blindelings hun schatten veil hebben
voor buitenlandsche en zelfs voor de meest onzekere
en problematieke buitenlandsche ondernemingen terwijl
voor nationale ondernemingen gewoonlijk de beurzen
hermetisch gesloten blijven. Maar slimmer nog mag
het lieeten den arbeid, dien Nederland zelf heeft en
betaalt, uit handen te geven aan door den honger tot
het uiterste gedreven buitenlanders. Daarmede zou de
staat, daarmede zouden onze belastingschuldigen voor
zeker niet gebaat zijndaarmede zou een niet te ver-
schoonen onrecht met onberekenbare gevolgen aan eigen
landskinderen worden gepleegd."
In overeenstemming hiermede heeft de vereeniging
„Velen en toch éen" te Amsterdam zich bij adres van
den 24en dezer tot den koning gewend met verzoek
dat bij de aanbesteding der overbrugging van de Maaa
te Rotterdam, op den 3" .September, dit werk aan Neder
landsehe industrieelen, in Nederland gevestigd gegund
moge worden.
Onze Haagsehe correspondent schrijft ons
nog het volgende, ten vervolge op den brief, die
in ons uommer van gisteren opgenomen werd:
„Het is mijne bedoeling in het geheel niet aan de
nieuwe ministers moeilijkheden te berokkenen: daarom
zet ik terstond mijne correspondentie over de in mijn
vorig schrijven behandelde quaestie voort, opdat die
tot de geschiedenis moge behooren wanneer eindelijk
de benoeming der ministers in de Staats-courant zal
verkondigd worden. Dat er een minister of een minis
terie verantwoordelijk is voor den gang eener ministe-
rieele crisis mag ik wel als een axioma aannemen; de
vraag is thans, welk? het deminsionair of het optredend
kabinet? Mij dunkt liet. laatste en wel om de vol
gende redenen. Wanneer een ministerie eene nederlaag
heeft geleden in het parlement of uit besef van eigen
zwakte verlangt af te tredenvraagt het zijn ontslag
Weigert de koning het ontslag, dan blijft liet ministe
rie ook voor die weigering verantwoordelijk, en beoor
deelt men, wanneer men die weigering afkeurt, niet
de persoonlijke daad des konings, maar de handeling
der ministers die zitten blijven. De koning kan als
zoodanig nooit aangemerkt worden iets te doen zonder
overleg met zijne ministers, en wanneer een minister
zich dus in de kamer van de verantwoordelijk
heid zoekt te ontheffendoor te zeggenna uw
votum van den zöoveelstcn hebben wij ons ontslag
gevraagd, maar bet hoofd van den staat heeft het
geweigerd, dan zegt hij eigenlijk niets anders dan:
voor den vorm vroegen wij ontslag, maar achtten af
treding echter niet noodzakelijk. Geen grootere waarde
is dan ook, uit een constitutioneel oogpuntte hechten
aan de beruchte verklaring van het ministerie Heems
kerkSchimmelpenninck in de Staats-courant, dat de
ministers hun ontslag hadden gevraagd, maar de ko
ning het geweigerd had omdat het ministerie zijn volle
vertrouwen bezat, dan deze: wij hebben ons ontslag
gevraagd, maar tevens aan den koning geraden dat te
weigeren, omdat wij Zr. M®. volle vertrouwen meenen
te verdienen.
„Een ander geval echter, wanneer de koning het
ontslag aanneemt. De demissionaire ministers worden
dan terstond administrateurs, wier politieke verant
woordelijkheid beperkt is. Zij kunnen alleen verant
woordelijk worden gesteld voor den raad dien zij geven
ten opzichte der keuze van een kabinets-formeerder
zoo ze dat doen en voor de conditiën welke dezen
volgens hun advies worden gesteld. Zeer terecht weet
men ten vorigen jare daarom het niet slagen der pogin
gen van den heer van Lijnden, wien de zeer korte
termijn van éene week gesteld was om een nieuw mini
sterie te leverenaan het ministerie van het oogeublik,
dat om verschillende redenen gemeend had dat eene
langdurige ministcrieele crisis behoorde ontweken te
worden. Maar de politieke verantwoordelijkheid van
het nieuwe ministerie begint reeds met het oogeublik
waarop de formeerder de ministcrieele combinatie aan
den koning aanbiedt, en de rechtendus ook de plichten»
van 's konings raadsman aanvaardt. Het gebruik eischt
dat het besluit, waarbij de formeerder van het nieuwe
kabinet benoemd wordt, de onderteekening van een
aftredend minister draagt, maar niettemin is de formeerder
van het nieuwe kabinet politiek verantwoordelijk voor
zijne eigene benoemingen niet de aftredende mede-
onderteekenaar. Niet altijd is de ministerieele verant
woordelijkheid zoo opgevatik herinner alweder aan 1868,
toen geen enkel lid van het aftredend kabinet het
besluit tot benoeming van den heer van Bosse wilde
contrasigneeren omdat zij „de verantwoordelijkheid
daarvan niet op zich wilden nemen," en terzelfde ure
het gezond verstand van den jongsten minister, Wint-
gens, aan de verlegenheid een einde maakte, doorhem
zijne onderteekening te doen stellen. Mij is echter geen
ander voorbeeld van zoodanig inconstitutioneel misver
stand bekend.
„Nu weet ik wel dat er ook in mijn stelsel eene
leemte blijft bestaan. Ze is deze: wanneer de onder
handelingen afspringen en de formatie wordt aan een
ander politiek man opgedragen of het demissionair
ministerie weder in functie bevestigdwie kan dan voor
het tijdverlies aansprakelijk worden gesteld? Het
demissionair ministerie voorzeker niettenzij dat zonder
voldoende reden zijn ontslag mocht hebben gevraagd;
ook de man die geen minister wordt niet Eigenlijk
niemand dus: maar dit is juist de voorpaamate red eu
waarom een langdurige crisis zoo verkeerd is. Er
heerscht dan een tijd lang regeeringloosheidin zoo
verre dat de algemeene politieke verantwoordelijkheid
niet kan bestaan, zoolang de ministers niet meer zijn
dan administrateurs hunner departementenen andere
raadslieden met den koning in betrekking staan.
„Het is onbillijk, zal men misschien zeggen, den
heer Heemskerk verantwoordelijk te houden voor een
uitstel, dat hij zelf het meest betreurt. Niet onbillijk,
maar onaangenaam, dit geef ik toe; doch bet is deeiseh
vau het constitutioneel stelsel waaronder wij leven.
Hij behoefde die verantwoordelijkheid echter niet te dra
gen leek ze hem te zwaarhij had de opdracht tot de
formatie van het kabinet neder moeten leggen, wan-
n eer er geen einde werd gemaakt aan een met 's lands
belang strijdig uitstel.
„Men zou echter onbillijk zijn wanneer men den heer
Heemskerk over dit geval zeer hard 'viel. De weinig
bevredigende stand van zaken is een gevolg van do
verkeerde begrippendoor elk constitutioneel ministerie
van de laatste twintig jaren in practijk gebracht. Het
gebrek is dat terwijl de opvolgende ministers, de een
meer en de ander minder, de vereischten van den con-
stitut.ioneclen regeeringsvorm hebben in het oog gehou
den in de staten-generaal, zij die vereischten in hunne
betrekkingen met den koning nit het oog verloren
hebben. Dit is geen gebrek van heden of gisteren,
maar men kan gerust zeggen dat het 20 jaren lang
geheerscht heeft. Het is alsof men met de inwijding
van de constitutioneele regeering hier te lande, het re-
geeren buiten den koning om beschouwd heeft als het
begin eu het einde van alle regeeringswijsheid. Men
heeft wel sommige ineonstutioneele kabinetten uit
gezonderd, waarvan ik ter eere van de tegenwoordig
heerschende conciliante stemming de namen nu niet
noemen zal* de ministerieele verantwoordelijkheid
en koninklijke onschendbaarheid stipt volgehoudenmaar
altoos eene klove tussehen den koning en zijne minis
ters laten bestaandie niet de eenheid in het regeerings-
bt leid bevorderen kon en veroorzaakte dat het min of
meer in de politieke geheimen van den dag ingewijde
publiek meer oogen had voor het onwezenlijke dan voor
den lieilzamen, invloed van den eonstitutioneelen regel;
the king can do no totonq. De koning stond hier te
lande voortdurend geïsoleerd; de ministers genaken
hem slechts op den dag, waarop ze bij weekbeurt
hunne audientiën hebben. Kan er onder deze omstan
digheden van overleg, van raadpleging sprake zijn?
En zoodra de koning op het Loo of buitenslands is,
houden zelfs die wekelijksche ontmoetingen op; een ot
ander ambtenaar van 's konings kabinet vertegenwoor
digt dan alle organen der regeering bij het hoofd van
den staat, dat wil zeggen hij opent de aan den koning'
gerichte brieven en voordrachtenlegt ze hem ter onder
teekening voor en zendt de onderteekende stukken
weer, terug aan de betrokken ministers. In den laatsten
tijd is men nog een stap verder gegaan. Te Montreux
bevindt zich niet eens een ambtenaar van het kabinet
bij den koning. Het expeditiewerk wordt daar verricht
door een adjudant, en, niet wetende wie die adjudant
isdurf ik zonder gevaar vau iemand tc kwetsen bewe
ren dat er dus al weder een waarborg minder bestaat
voor eene ernstige en zorgvuldige behartiging van de
zaken van staat in de omgeving van onzen buitenslands
toevenden koning. Gelijk ge zietis dus de betrekking
tussehen koning en ministers van een bloot werktuige
lijken aard; zij bepaalt zich tot het teekenen, of niet
teekenen, van voorgelegde stukken. Geen wonder dat
van het standpunt des konings eene ministerieele crisis,
hoe gewichtig ze ook voor de natie wezen mag, eene
zaak wordt van ondergeschikt belang.
„Vergelijk nu eens onze praktijk met die in Engeland,
het eenige land ter wereld (dit geef ik gaarne aan
Pius IX toe) waar het constitutioneele stelsel zuiver
wordt toegepast. Aldaar staat de koningin in dage-
lijksche aanraking met de ministers; geen belangrijk
onderwerp of er beeft tussehen haar en hare constitutio
neele raadslieden daarover een rijp overleg plaats eu,
zooals voor eenigen tijd de heer Disraëli openhartig ge
noeg was te getuigen, de ondervinding door Victoria in
regeringszaken opgedaan deed haar dikwijls de beste
adviezen in den kabinetsraad geven, bij welker opvol
ging het ministerie zicli zeer wèl bevond. Gaat de.
koningin op reisof bevindt ze zich op een harer kas-
teelen, te Balmoral of op Osborne-house, dan wordt er
niet een referendaris of hoofdcommies of een eenvoudig
adjudant voor de expeditie van stukken aan haar toe
gevoegd maar de ministers zelve hebben beurtelings
bij H. M. dienst. Zoo is de constitutioneele vorstin in
aanhoudende aanraking met hare. raadsliedenzij loopt
geen gevaar van onder den verderfelijken invloed eener
hofkliek te komen. Dit is de wezenlijke toepassing-
van het constitutioneel stelsel, waarbij vorst en volk
welvaren; wat wij hebben is louter een vorm, waar
van de onwezenlijkheid iu ernstige omstandigheden te
laat blijken zal."
Benoemingen en besluiten.
ridderorden. Vergunning verleend aan F. w.
graaf van Limburg Stirumte 's Graveuhagetot het
aannemen en dragen der versierselen van ridder dei-
orde van het Legioen van eerhem door den president
der Fransche republiek geschonken.
middelbaar onderwijs. Benoemd tot leeraar aan
de rijks hoogere burgerschool te Alkmaar dr. D. A.
Kerkhoff tot dusver tijdelijk leeraar aan die school.
rechterlijke macht. Eervol ontslag verleend op
verzoekaan jbr. mr. M. A. de Savorniu Lobman als