F 193.
MIDDELBUHGSCHE
Zaterdag
1874.
COURANT.
15 Augustus.
Dit Wad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den "2*c Paasch- eu Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3ixxx.franco is f 3.5Ö.
Middelburg 14 Augustus.
Na den heer Alberdingk Thijmheeft ook dr. Nuyens
het woord gehad tegen het Handelsblad en het heeft
daarbij den heer Ch. Boissevain, een der redacteuren
van het Handelsblad, in zijne hoedanigheid van „letter
kundige en man van talent" persoonlijk als scheidsrechter
opgeroepen, daar mannen als Thijm, da Costa, Bilder-
dijk enz. niet in hunne woorden beoordeeld moeten
worden door een „gewoon dagbladschrijver," maar door
iemand die in staat is hen te waardeeren.
Wat deze voorafspraak eigenlijk tot de zaak doet,
verklaren wij niet te begrijpen. Het is geen letterkun
dige quaestie die het Handelsbladuit liefhebberij, heeft
opgeworpen. Het blad behandelde eene staatkundige
vraag, een levensbelang voor liet Nederlandsche volk
toen het de quaestie ter sprake bracht: kan iemand,
die de staatkundige beginselen belijdt, welke men
de ultramontaansche noemtal dan niet geroepen worden
om als lid der Nederlandsche regeering bij te dragen
tot de bevestiging en de ontwikkeling der Nederlandsche
grondwettige instellingen?
Tot de beantwoording dier vraag heeft ook de heer
Thijm naar de pen gegrepen en al ware hij duizendmaal
de bekwame letterkundige, die ieder in hem vereert,
al stonden aan zijne zijde, gelijk dr. Nuyens het een
oogenblik doet voorkomenniet alleen de aartsbisschop
Schaepman, maar ook Bilderdijk, da Costa en Groen
van Prinsterer, wij zonden moeten vasthouden aan
dezelfde vraagzijt gij in uwe beginselen ultramontaan
of niet? En even goed als een ultramontaansch minis
terie een Multatuli, een van Vloten, een Feringa zou
afwijzen, op grond dat het behoefte zon hebben, niet
aan letterkundigenmaar aan staatslieden die de ultra
montaansche beginselen in practijk zouden weten te
brengen, even goed behoort uit een Nederlandsch
con8tutioneel ministerie ieder geweerd te worden, hoe
groot zijne bekwaamheden ook zijn mogen, die staat
kundige beginselen belijdt, zoozeer in strijd met die
onzer constitutie als de ultramontaansche.
In dienzelfden zin antwoordt ook de heer Boissevain
in het Handelsblad. Hij zou er niets tegen hebben dat
de heer Thijm bij voorbeeld tot ontvanger, tot rechter
of tot kolonel benoemd werd, dewijl hij in die betrek
kingen Blechts te doen zou hebben wat de wet van zijn
land hem voorschrijft, doch hij zou er zich met alle
kracht tegen verzetten dat den heer Thijm als minister
de politieke leiding van Nederland werd toevertrouwd.
Hij brengt in herinnering de woorden van Vondel:
'/Ons Nederland heeft lang gedropen van den bloede.
De vrylieit is gelcit in 'tkostelyck ciinent
Van dierbaer burgerbloet."
„Wijzegt de heer Boissevainhebben er voor te
waken dat de duurgekochte grondslagen van dien
„pylaer" der vrijheid, „dien pylaer, opgericht in zee en
waterlanden," niet ondermijnd wordedoordien mannen
aan het bewind komen, die, juist omdat men ze eerlijke
mannen uit éen stuk mag noemenverplicht zouden zijn,
al hun krachten in te spannen om die persoonlijke
vrijheid van individuen en volken weder onder Rome's
heerschappij te brengen."
singen; Bakker, te Gapinge; en een briefkaart aan
H. Eeltje8, te Rotterdam.
Naar wij vernemen zal het Koninklijk harmonie
muziekgezelschap van Vilvoorden, sterk ruim 50 man,
morgen (Zaterdag) Vlissingen bezoeken, in den namid
dag alhier aankomen en ook hier overnachten.
Volgens een door Het Vaderland medegedeeld gerucht
zou Z. M. de koning, wiens terugreis naar Nederland
op 20 dezer bepaald was, voornemens zijn langer in
Zwitserland te vertoeven.
Gisteren morgen is de heer mr. J. Heemskerk Az.
uit den Haag vertrokken naar Montreux, waar Z. M.
de koning zich tijdelijk bevindt.
De volgende brievengeadresseerd aan onbekenden,
zijn door het postkantoor Middelburg, gedurende de
eerste helft der maand Juli verzonden: J. C. van Loo,
te Aardenburg; Mevr. T. G. Uense, te Amsterdam;
Th. Coenen, te Harderwijk; Wed", van Besooijen, te
Rotterdam; Damsmate Tholen; E. Gillisen, te Vlis-
Onze Ilaagsche correspondent schrijft, ons het
volgende
„Al deedt ge mij honderdmaal de bekende vraag, die
mevrouw Blauwbaard aan hare jongere zuster deedik zou
u geen ander antwoord weten te geven dan zuster
Anna's bekende repliek. Het baat niet of men tuurt
naar de blauwe of met ijs bedekte bergen van Zwitser
land: allerlei dingen doemen van daar op, zelfs het
wonderlijke schrijven van pater Hyacintlïe, die begint te
bespeuren dat er voor een kerkhervormer meer noodig
is dan veel redenaarstalent en veel mysticisme, maar
alleen de namen van de zeven nieuwe ministers van
Nederland zijn nog niet van de Alpen tot ons overge
waaid. Ik wil u niet onderhouden over de dwaze ge
ruchten waartoe die gestadige politieke windstilte voor
Nederland hier al aanleiding gegeven heeft; de een
zegt dat de koning aan den heer Heemskerk (lit geant
woord de ander dat Z. M. over het door den heer
Heemskerk opgemaakte lijstje tegen den adjudant, die
de functiën van directeur van het kabinet in parübus
vervult, dat gezegd heeft. Ik kan echter niet anders
doen dan herhalen wat ik u reeds vroeger schreef, er
is nog in 't geheel geen antwoord ontvangen. Het lijstje
met de zeven namen ligt nog altoos te Montreux en
zal waarschijnlijk den 20en dezer door den adjudant in
quaestie netjes ingepakt, in 's konings bagage naar
den Haag komen, om dan te worden genomen in nadere
overweging. Tot dusverre is er, zonder tot de fantaisie
de toevlucht te nemen, voor een Haagsch correspondent
niets anders omtrent de ministerieele crisis te vermelden
dan wat zuster Anna aan hare zuster toeriephet gras
is groen en het stof waait op. Men zou er kunnen bij
voegen: de regen stroomt, want sedert eenige dagen
worden de voorspellingen der geleerden dat Augustus
een even mooie maand zou zijn als Juli op de meest
(hard)vochtige wijze door het weer teleurgesteld. Mis
schien schreit de natuur over het vertrek van de komeet
in dat geval moet ik zeggen dat ze copieus tranen stort.
Op dit oogenblik weer lioor ik het kletteren en ratelen
tegen de ruiten dat het een genot is; een genot te
grooter voor lien dieevenals uw correspondent, hunne
reisplannen hebben opgegeven uit vrees voor slecht
weeren nu met zich zeiven aanhoudend overhoop zou
den liggenwanneer zonneschijn en warmte hen over
hunne vrees hadden bespot. Geen vacantie is waarlijk
beter dan eene vacantie met regen.
„Yan vacantie sprekende, mag ik wel met een enkel
woord van lof gewagen van personen in den Haag die,
niet zooals ik door het weer gedwongen, (want daar is
niet veel verdienste aan) maar uit plichtgevoel zich van
hunne vacantie vrijwillig hebben gespeend, ik bedoel
die vijf of zes van de leden der tweede kamer uw
S afgevaardigde Tak is er onder die in de commissie
van enquête over den toestand onzer koopvaardijvloot
I zittenen de stenografen die uit den treure vragen en
I antwoorden hebben na te schrijven. Die commissie,
die gewoonlijk twee personen per dag hoort, zal waar
schijnlijk nog tot de laatste week van Augustus aan
het werk blijven; daarna eene week of drie vacantie
nemen, in September opnieuw een dag of veertien
arbeiden, en dan weder aan liet uitrusten gaan tot
Februari 1875. Dat ze dan met haar werk gereed zal
zijn betwijfel ik, de verwachtingen voor de toekomst
afmetende naar haar weinigen voortgang tot nog toe.
„Om nog even op de ministerieele crisis terug te
komen, men betreurt hier zeer het lang uitblijven van
de oplossing. Niet slechts lijden daardoor vele zaken,
een nadeel dat iedereen in het oog valt, maar de ergste
nadeelen zijn van de soort, welke men niet ziet en
eerst later gevoeld worden, zooals het niet geschieden
van veel wat thans met vracht gedaan, opgezet of
voorbereid had kunnen worden. Hoe moet het gaan
met de Indische begrooting, vooral nu wc een minis
ter van koloniën moeten krijgen die altoos veel over
Indië in de kamer heeft gepraat, maar dan toch eigen
lijk van Indië weinig afweet en duszoo hij eene door
een ander minister opgemaakte begrooting verdedigen
moet, met den mond vol tanden zal staan? hoe met
de Nederlandsche begrootingen met de nieuwe belas
tingplannen vooral, die de regeering zonder twijfel wel
spoedig zal wenschen in te dienen? Het zotste van
alles is dat het nieuwe ministerie, wanneer het optreedt,
natuurlijk ook voor dit lang verwijl de verantwoor
delijkheid draagt. Men heeft hier al een paar maal ver
teld dat de heer Heemskerk, geenerlei antwoord van
Montreux ontvangendezwanger ging van het denk
beeld om het mandaat der kabinetsformatie neder te
leggenhetwelk hem echter door zijne vrienden uit het
hoofd was gepraat. Ik houd dit echter voor niets meer
dan een los praatje, omdat ik het vooreerst ten eene-
male ongeloofelijk acht dat de heer Heemskerk een
mandaat tot kabinetsformatie niet anders dan wegens
de meest dringende materieele overwegingen zouneder-
leggenten andere zou geen enkel waar vriend van
den aanstaanden president-minister hemdunkt mij,
hebben kunnen afraden deze inspraken van zijn eigene
betere ikheid op te volgen. De kabinetsformeerder is
nu eenmaalminister wordendeverantwoordelijk voor
alles wat er sedert de opdracht van dit mandaat ter
oplossing eener ministerieele crisis is geschieden voor
het lange voortsleuren van de tegenwoordige crisis is
de heer Heemskerk dus de verantwoordelijke persoon.
Dubbel lastig en jammer voor wien het trett is echter die
verantwoordelijkheid, wanneer men zelf al het moge
lijke gedaan heeft om de zaken tot een spoedig en goed
einde te brengenen inniger dan iemand anders over
tuigd is van de nadeelen van het te lang wachten.
Intusschen blijven de „oude" ministers maar aan en
geven zij zich zelfs af met zoodanige onderwerpen dat
men soms begint te vreezen of zij wel ernstig denken
aan heengaan. Men spreekt althans van allerlei orga-
nisatiën en veranderingen die bij sommige departementen
neg met veel spoed zouden worden tot stand gebracht.
Dat -de ministers van oorlog en marine, die in het
nieuwe ministerie aanblijven, dit doen is natuurlijk,
maar de anderen moesten zich liever van het stellen
vair voldongen feitendie hunne opvolgers altoos binden,
misschien wel belemmeren kunnen, onthouden. Zoo wordt
er thans met eene koortsachtige inspanning „in de be
hoefte aan rechterlijke ambtenaren in Indië voorzien."
Op eens moeten nu al de landradeu hunne rechtsgeleerde
presidenten krijgen en, worden die uit het per
soneel vair de rechterlijke macht in Indië benoemd, dan
schieten er een aantal vacatures over. Men heeft nu
de vraag naar het artikel op eens kunstmatig opge
schroefd; examens zijn uitgeschreven, aan de commis
sies tot liet afnemen waarvan de wenk gegeven is dat
ze maar moesten doorlaten wie maar eenigszins vatbaar
voor doorlaten wasomdat de minister alle sollicitanten
die zich aan het examen wilden onderwerpen goed ge
bruiken kon. Zij moeten allen wel meesters in de rech
ten zijn maar wij weten dat dit nog niet veel bewijst.
Het gevolg is natuurlijk geweest dat de examen-com
missie buitengewoon meegaande is geweest, dat ze ver
der is meegegaan dan wel te wenschen ware, en het
gehalte van de rechterlijke macht in Indië zal daaron
der geducht lijden. Het is jammer dat men bij het tot
stand brengen van goede hervormingen dikwijls met zoo
weinig bedachtzaamheid te werk gaaten daarentegen
zijne eer stelt in een min wenschelijkcn, en zelfs ge
vaarlijken spoed. De uitnemende hervorming van de
Waal, de scheiding van administratie en justitie, kan
geene andere dan eene heilzame werking hebben, mits
ze wordt uitgevoerd zooals de Waal liet begonnen was,
geleidelijk. Alles hangt van de personen die men uit
zendt afen zoo men uit eene volkomen ongemotiveerde
haast rijp en groen aanneemt om er rechterlijke ambte
naren voor Indië van te maken, dan loopt men gevaar
dat de goede maatregel in verkeerde richting werkt."
Eergisteren is te Leiden in den ouderdom van 70 jaren
overleden de beer A. H. van der Boon Meschemeritus